Regeling samenloop arbeidsongeschiktheidsuitkering met inkomen
Artikel 2a
Geldend
Geldend vanaf 02-08-2022
- Bronpublicatie:
23-11-2021, Stcrt. 2021, 48016 (uitgifte: 07-12-2021, regelingnummer: 2021-0000176332)
- Inwerkingtreding
02-08-2022
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
26-11-2021, Stb. 2021, 595 (uitgifte: 07-12-2021, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Afhankelijke geldigheid
Treedt tegelijk in werking met de wet van 13-10-2021, Stb. 592.
- Vakgebied(en)
Sociale zekerheid arbeidsongeschiktheid / Algemeen
Sociale zekerheid arbeidsongeschiktheid / Verzekeringen
1.
Onder inkomen als bedoeld in de artikelen 44, eerste lid, van de WAO en 58, eerste lid, van de Waz wordt verstaan:
- a.
het loon, bedoeld in artikel 2;
- b.
de volgende uitkeringen die worden genoten omdat betrokkene anders dan in dienstbetrekking arbeid verricht of heeft verricht:
- 1°
een uitkering bij ziekte krachtens een regeling, die geldt voor personen, die op grond van artikel 6, eerste lid, onderdeel a of b, van de ZW niet op grond van die wet verzekerd zijn;
- 2°
een uitkering bij ziekte krachtens de sociale wetgeving van een ander land;
- 3°
een uitkering bij werkloosheid krachtens een regeling, die geldt voor personen, die op grond van artikel 6, onderdeel a of b, van de WW, niet op grond van die wet verzekerd zijn;
- 4°
een uitkering bij werkloosheid krachtens de sociale wetgeving van een ander land;
- 5°
een uitkering als bedoeld in de artikelen 6, 51 en 131 van de Algemene pensioenwet politieke ambtsdragers;
- 6°
een uitkering bij zwangerschap, bevalling, adoptie of pleegzorg krachtens de sociale wetgeving van een ander land;
- c.
het loon in de zin van de Wet op de loonbelasting 1964, voor zover de verzekerde niet als werknemer als bedoeld in artikel 1, onderdeel o, van de Wet financiering sociale verzekeringen, inkomen verdient, met uitzondering van:
- 1°
het loon uit vroegere dienstbetrekking in de zin van de Wet op de loonbelasting 1964;
- 2°
loondervingsuitkeringen, al dan niet vermeerderd met een toeslag op grond van de Toeslagenwet en de door de werkgever betaalde aanvullingen op die uitkeringen;
- 3°
de eindheffingsbestanddelen, bedoeld in artikel 31, eerste lid, onderdelen b tot en met h, van de Wet op de loonbelasting 1964;
- d.
het belastbaar loon of het belastbaar resultaat uit overige werkzaamheden, bedoeld in paragraaf 3.3.1, onderscheidenlijk paragraaf 3.4.1 van de Wet inkomstenbelasting 2001, behoudens voor zover het een werkzaamheid betreft als bedoeld in de artikelen 3.91, eerste lid, onderdelen a en b, en artikel 3.92 van die wet, voor zover de verzekerde geen werknemer is als bedoeld in de artikel 2, eerste lid, of onderdeel b;
- e.
de belastbare winst uit onderneming, bedoeld in paragraaf 3.2.1 van de Wet inkomstenbelasting 2001, vermeerderd met de ondernemersaftrek, bedoeld in artikel 3.74 van die wet en vermeerderd met de MKB-winstvrijstelling, bedoeld in artikel 3.79a van die wet, met dien verstande dat de bestanddelen van de winst, bedoeld in artikel 3.78, derde lid, onderdelen a, b en c, van die wet, niet geacht worden te behoren tot de winst;
- f.
een uitkering op grond van de Wet arbeid en zorg aan de zelfstandige of de beroepsbeoefenaar op arbeidsovereenkomst, bedoeld in artikel 3:17, eerste lid, onder a en b, van die wet, waaronder mede wordt verstaan een uitkering als bedoeld in artikel 4:2b, zevende lid, of artikel 6:3, zevende lid, van de Wet arbeid en zorg aan die persoon.
2.
Indien een uitkering als bedoeld in het eerste lid, onderdeel b, of een uitkering op grond van de ZW, de WW of hoofdstuk 3, afdeling 2, van de Wet arbeid en zorg die niet wordt genoten in verband met het verrichten van arbeid in dienstbetrekking, door toedoen van de betrokkene of in verband met het doormaken van een wachtperiode geheel of gedeeltelijk niet wordt uitbetaald, wordt voor de vaststelling van het inkomen gehandeld alsof die uitkering wel volledig is uitbetaald.
3.
Indien de berekening van het resultaat uit overige werkzaamheden, bedoeld in het eerste lid, onderdeel d, of de winst, bedoeld in het eerste lid, onderdeel e, leidt tot een negatief bedrag, wordt het resultaat, onderscheidenlijk de winst op nihil gesteld.
4.
Indien betrokkene recht heeft op een uitkering op grond van de ZW, de WW of hoofdstuk 3, afdeling 2, van de Wet arbeid en zorg, wordt, indien deze niet wordt genoten in verband met het verrichten van arbeid in dienstbetrekking, tevens onder inkomen verstaan het inkomen dat laatstelijk werd genoten voor aanvang van de ongeschiktheid tot werken, de werkloosheid of het ontstaan van het recht op uitkering op grond van hoofdstuk 3, afdeling 2, van de Wet arbeid en zorg.
5.
Indien betrokkene met verlof is dan wel pensioen of prepensioen ontvangt, wordt, indien betrokkene geen werknemer is in de zin van artikel 2, eerste lid, tevens onder inkomen verstaan het inkomen dat laatstelijk werd genoten voor aanvang van dat verlof, pensioen of prepensioen.
6.
Bij de vaststelling van het inkomen wordt het in de relevante aangiftetijdvakken opgebouwde bedrag aan vakantiebijslag en de in die tijdvakken opgebouwde looncomponenten ten behoeve van een arbeidsvoorwaardenbedrag als bedoeld in artikel 1:1 van het Algemeen inkomensbesluit socialezekerheidswetten in aanmerking, waarbij het betaalde bedrag aan vakantiebijslag en de uitbetaalde looncomponenten ten laste van een arbeidsvoorwaardenbedrag in die tijdvakken niet in aanmerking worden genomen.