Regeling samenloop arbeidsongeschiktheidsuitkering met inkomen
Artikel 2
Geldend
Geldend vanaf 01-01-2022
- Bronpublicatie:
23-11-2021, Stcrt. 2021, 48016 (uitgifte: 07-12-2021, regelingnummer: 2021-0000176332)
20-04-2021, Stcrt. 2021, 21351 (uitgifte: 29-04-2021, regelingnummer: 2021-0000060830)
- Inwerkingtreding
01-01-2022
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
23-11-2021, Stcrt. 2021, 48016 (uitgifte: 07-12-2021, regelingnummer: 2021-0000176332)
20-04-2021, Stcrt. 2021, 21351 (uitgifte: 29-04-2021, regelingnummer: 2021-0000060830)
- Vakgebied(en)
Sociale zekerheid arbeidsongeschiktheid / Algemeen
Sociale zekerheid arbeidsongeschiktheid / Verzekeringen
1.
Onder loon als bedoeld in de artikelen 44, tweede lid, van de WAO en 58, tweede lid, van de Waz wordt verstaan het loon in de zin van artikel 16 van de Wet financiering sociale verzekeringen voor de werknemer in de zin van die wet, met uitzondering van:
- a.
het loon uit vroegere dienstbetrekking in de zin van de Wet op de loonbelasting 1964;
- b.
loondervingsuitkeringen, al dan niet vermeerderd met een toeslag op grond van de Toeslagenwet en de door de werkgever betaalde aanvullingen op die uitkeringen;
- c.
de eindheffingsbestanddelen, bedoeld in artikel 31, eerste lid, onderdelen b tot en met h, van de Wet op de loonbelasting 1964.
2.
Onder loon als bedoeld in de artikelen 44, tweede lid, van de WAO en 58, tweede lid, van de Waz, wordt tevens verstaan een van de volgende uitkeringen, indien deze wordt genoten omdat de betrokkene arbeid in dienstbetrekking verricht of heeft verricht:
- a.
een uitkering bij ziekte krachtens een regeling, die geldt voor personen, die op grond van artikel 6, eerste lid, onderdeel a of b, van de ZW niet op grond van die wet verzekerd zijn;
- b.
een uitkering bij ziekte krachtens de sociale wetgeving van een ander land;
- c.
een uitkering bij werkloosheid krachtens een regeling, die geldt voor personen, die op grond van artikel 6, onderdeel a of b, van de WW, niet op grond van die wet verzekerd zijn;
- d.
een uitkering bij werkloosheid krachtens de sociale wetgeving van een ander land;
- e.
een uitkering als bedoeld in de artikelen 6, 51 en 131 van de Algemene pensioenwet politieke ambtsdragers;
- f.
een uitkering bij zwangerschap, bevalling, adoptie of pleegzorg krachtens de sociale wetgeving van een ander land;
3.
Indien de uitkering, bedoeld in het tweede lid, of een uitkering op grond van de ZW, de WW of hoofdstuk 3, afdeling 2, van de Wet arbeid en zorg wegens het verrichten van arbeid in dienstbetrekking, door toedoen van de betrokkene of in verband met het doormaken van een wachtperiode geheel of gedeeltelijk niet wordt uitbetaald, wordt voor de vaststelling van het loon gehandeld alsof die uitkering wel volledig is uitbetaald.
4.
Indien betrokkene recht heeft op een uitkering op grond van de ZW, de WW of hoofdstuk 3, afdeling 2, van de Wet arbeid en zorg wegens het verrichten van arbeid in dienstbetrekking, wordt, vanaf de eerste dag van het aangiftetijdvak waarin de uitkering aanvangt, tevens onder loon verstaan het loon dat werd genoten in het aangiftetijdvak voor het aangiftetijdvak waarin het recht ontstond op die uitkering.
5.
Ingeval recht ontstaat op doorbetaling van loon als bedoeld in artikel 629 van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek of van bezoldiging als bedoeld in artikel 76a van de ZW, wordt vanaf de eerste dag van het aangiftetijdvak waarin dat recht is ontstaan, tevens onder loon verstaan het loon dat werd genoten in het aangiftetijdvak voor het aangiftetijdvak waarin recht ontstond op die doorbetaling van loon of bezoldiging. Indien geen recht op doorbetaling van het loon of bezoldiging bestaat door toepassing van artikel 629, derde of negende lid, van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek of een algemeen verbindend voorschrift als bedoeld in artikel 76b, eerste tot en met derde lid, van de ZW, wordt het loon of bezoldiging in aanmerking genomen als ware er wel recht op doorbetaling.
6.
Indien recht bestaat op doorbetaling van het loon of bezoldiging die naar aard en strekking overeenkomt met loon als bedoeld in artikel 629 van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek of bezoldiging als bedoeld in artikel 76a van de ZW, wordt vanaf de eerste dag van het aangiftetijdvak waarin dat recht is ontstaan, tevens onder loon verstaan het loon dat werd genoten in het aangiftetijdvak voor het aangiftetijdvak waarin recht ontstond op die doorbetaling van loon of bezoldiging. Indien geen recht op doorbetaling van het loon of bezoldiging bestaat op gronden die naar aard en strekking overeenkomen met artikel 629, derde of negende lid, van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek of artikel 76b, eerste tot en met derde lid, van de ZW, wordt het loon of bezoldiging in aanmerking genomen als ware er wel recht op doorbetaling.
7.
Indien betrokkene met verlof is dan wel pensioen of prepensioen ontvangt, wordt vanaf de eerste dag van het aangiftetijdvak waarin het verlof is aangevangen dan wel waarin het recht ontstond op pensioen of prepensioen, tevens onder loon verstaan het loon dat werd genoten in het aangiftetijdvak voor het aangiftetijdvak waarin het verlof is aangevangen dan wel waarin het recht op pensioen of prepensioen ontstond.
8.
Bij de vaststelling van het loon worden het in de relevante aangiftetijdvakken opgebouwde bedrag aan vakantiebijslag en de in die tijdvakken opgebouwde looncomponenten ten behoeve van een arbeidsvoorwaardenbedrag als bedoeld in artikel 1:1 van het Algemeen inkomensbesluit socialezekerheidswetten in aanmerking genomen, waarbij het betaalde bedrag aan vakantiebijslag en de uitbetaalde looncomponenten ten laste van een arbeidsvoorwaardenbedrag in die tijdvakken niet in aanmerking worden genomen.