Einde inhoudsopgave
Verordening (EG) Nr. 999/2001 houdende vaststelling van voorschriften inzake preventie, bestrijding en uitroeiing van bepaalde overdraagbare spongiforme encefalopathieën
Artikel 13 Te nemen maatregelen zodra aanwezigheid van een TSE is vastgesteld
Geldend
Geldend vanaf 20-04-2009
- Bronpublicatie:
11-03-2009, PbEU 2009, L 87 (uitgifte: 01-01-2009, regelingnummer: 220/2009)
- Inwerkingtreding
20-04-2009
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
11-03-2009, PbEU 2009, L 87 (uitgifte: 01-01-2009, regelingnummer: 220/2009)
- Vakgebied(en)
EU-recht / Algemeen
Agrarisch recht (V)
Gezondheidsrecht / Bijzondere onderwerpen
1.
Is de aanwezigheid van een TSE officieel bevestigd, dan worden onverwijld de volgende maatregelen getroffen:
- a)
alle delen van het kadaver van het dier worden overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1774/2002 verwijderd, behalve het materiaal dat overeenkomstig bijlage III, hoofdstuk B, bij deze verordening voor de registers bewaard wordt;
- b)
er wordt een onderzoek uitgevoerd om overeenkomstig bijlage VII, punt 1, alle dieren te identificeren waarvoor een risico bestaat;
- c)
alle dieren en producten daarvan, vermeld in bijlage VII, punt 2, bij deze verordening die bij het onder b) bedoelde onderzoek zijn geïdentificeerd als zijnde een risico, worden gedood en verwijderd overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1774/2002;
Op verzoek van een lidstaat en op basis van een positieve risicoanalyse waarbij met name rekening wordt gehouden met de controlemaatregelen in die lidstaat, kan overeenkomstig de procedure van artikel 24, lid 2, worden besloten het gebruik van runderen als bedoeld in deze alinea tot het einde van hun productief leven toe te staan.
In afwijking van dit lid, kan een lidstaat andere maatregelen toepassen die een gelijkwaardig beschermingsniveau bieden, op basis van een positieve risicoanalyse overeenkomstig de artikelen 24 bis en 25, waarbij met name rekening wordt gehouden met de controlemaatregelen in die lidstaat die volgens de in artikel 24, lid 2, bedoelde regelgevingsprocedure voor die lidstaat zijn goedgekeurd.
2.
Totdat de in lid 1, onder b) en c), bedoelde maatregelen volledig zijn uitgevoerd, wordt het bedrijf waarop het dier zich bevond toen de aanwezigheid van de TSE werd bevestigd, onder officieel toezicht geplaatst, en is voor elke verplaatsing van voor TSE's vatbare dieren en van producten van dierlijke oorsprong van en naar het bedrijf toestemming van de bevoegde autoriteit vereist zodat de betrokken dieren en de producten van dierlijke oorsprong onverwijld getraceerd en geïdentificeerd kunnen worden.
Indien uit bewijsmateriaal blijkt dat het bedrijf waarop het zieke dier zich bevond toen de aanwezigheid van de TSE werd bevestigd, waarschijnlijk niet het bedrijf is waar het dier aan de TSE was blootgesteld, kan de bevoegde autoriteit beslissen dat beide bedrijven, dan wel alleen het bedrijf waar de besmetting heeft plaatsgevonden, onder officieel toezicht worden/wordt geplaatst.
3.
Lidstaten die de in artikel 12, lid 1, vijfde alinea, bedoelde alternatieve regeling toepassen, kunnen in afwijking van de eisen van lid 1, onder b) en c), volgens de procedure van artikel 24, lid 2, vrijgesteld worden van de verplichte toepassing van officiële maatregelen inzake het verbod op verplaatsingen van dieren, of van de eis om de dieren te doden en te vernietigen.
4.
De eigenaars worden onverwijld vergoed voor dieren en voor producten van dierlijke oorsprong die overeenkomstig artikel 12, lid 2, en lid 1, onder a) en c), van dit artikel gedood, c.q. vernietigd zijn.
5.
Onverminderd Richtlijn 82/894/EEG worden alle bevestigde gevallen van een andere TSE dan BSE jaarlijks aan de Commissie gemeld.
6.
De uitvoeringsbepalingen voor dit artikel worden volgens de procedure van artikel 24, lid 2, vastgesteld.