Einde inhoudsopgave
Verordening (EU) nr. 528/2012 op de markt aanbieden en het gebruik van biociden
Aanhef
Geldend
Geldend vanaf 17-07-2012
- Bronpublicatie:
22-05-2012, PbEU 2012, L 167 (uitgifte: 27-06-2012, regelingnummer: 528/2012)
- Inwerkingtreding
17-07-2012
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
22-05-2012, PbEU 2012, L 167 (uitgifte: 27-06-2012, regelingnummer: 528/2012)
- Vakgebied(en)
Milieurecht / Milieugevaarlijke stoffen
Agrarisch recht (V)
Gezondheidsrecht / Voedsel- en warenkwaliteit
Dierenrecht / Algemeen
(Voor de EER relevante tekst)
Verordening van het Europees Parlement en de Raad van 22 mei 2012 betreffende het op de markt aanbieden en het gebruik van biociden
HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 114,
Gezien het voorstel van de Europese Commissie,
Gezien het advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité (1),
Handelend volgens de gewone wetgevingsprocedure (2),
Overwegende hetgeen volgt:
- (1)
Biociden zijn noodzakelijk voor de bestrijding van organismen die schadelijk zijn voor de gezondheid van mens of dier, en voor de bestrijding van organismen die schade toebrengen aan natuurlijke of vervaardigde materialen. Door hun intrinsieke eigenschappen en de bijpassende gebruikspatronen kunnen biociden evenwel gevaren inhouden voor mensen, dieren en het milieu.
- (2)
Biociden mogen niet op de markt worden aangeboden, noch worden gebruikt, tenzij overeenkomstig deze verordening een toelating is verleend. Behandelde voorwerpen mogen niet in de handel worden gebracht tenzij alle werkzame stoffen in de biociden waarmee zij zijn behandeld of die zij bevatten overeenkomstig deze verordening zijn goedgekeurd.
- (3)
Doel van deze verordening is het vrije verkeer van biociden binnen de Unie te verbeteren en tegelijkertijd een hoog niveau van bescherming van zowel de gezondheid van mens en dier als het milieu te waarborgen. Bijzondere aandacht moet worden besteed aan de bescherming van kwetsbare groepen, zoals zwangere vrouwen en kinderen. Deze verordening moet geschraagd worden door het voorzorgsbeginsel opdat het vervaardigen en op de markt aanbieden van werkzame stoffen en biociden niet resulteert in schadelijke effecten voor de gezondheid van mens en dier of in onaanvaardbare effecten voor het milieu. Teneinde zo veel mogelijk hinderpalen voor de handel in biociden weg te nemen, dienen regels te worden vastgesteld voor de goedkeuring van werkzame stoffen en op de markt aanbieden en het gebruik van biociden, met inbegrip van regels voor de wederzijdse erkenning van toelatingen en inzake parallelhandel.
- (4)
Met het oog op het bereiken van een hoog niveau van bescherming van de gezondheid van mens en dier en van het milieu, moet deze verordening worden toegepast onverminderd de Uniewetgeving over veiligheid op het werk en over milieu- en consumentenbescherming.
- (5)
De regels voor het op de markt aanbieden van biociden in de Gemeenschap werden vastgesteld bij Richtlijn 98/8/EG van het Europees Parlement en de Raad (3). Deze regels moeten worden aangepast in het licht van de ervaring, met name het verslag over de eerste zeven jaar van de toepassing ervan, dat door de Commissie bij het Europees Parlement en de Raad is ingediend en waarin de problemen met en de zwakke punten van de richtlijn worden geanalyseerd.
- (6)
Gelet op de belangrijke veranderingen die aan de bestaande regels worden aangebracht, is een verordening het geschikte rechtsinstrument om Richtlijn 98/8/EG te vervangen met het oog op de vaststelling van duidelijke, gedetailleerde en rechtstreeks toepasselijke regels. Bovendien waarborgt een verordening dat de wettelijke voorschriften gelijktijdig en op geharmoniseerde wijze in de gehele Unie worden geïmplementeerd.
- (7)
Er moet een onderscheid worden gemaakt tussen bestaande werkzame stoffen, die op de omzettingsdatum in Richtlijn 98/8/EG reeds op de biocidenmarkt waren, en nieuwe werkzame stoffen, die op die datum nog niet op de biocidenmarkt waren. Tijdens de lopende beoordeling van bestaande werkzame stoffen en totdat over de goedkeuring van die stoffen een besluit is genomen, moeten de lidstaten blijven toestaan dat biociden die dergelijke stoffen bevatten, overeenkomstig hun nationale regels op de markt worden aangeboden. Nadat dit besluit is genomen, dienen de lidstaten of, indien passend, de Commissie toelatingen naargelang het geval toe te kennen, in te trekken of te wijzingen[lees: wijzigen]. Nieuwe werkzame stoffen dienen te worden getoetst alvorens biociden waarin zij voorkomen in de handel worden gebracht, teneinde te garanderen dat nieuwe in de handel gebrachte producten aan de voorschriften van deze verordening voldoen. Om de ontwikkeling van nieuwe werkzame stoffen evenwel te bevorderen, mag de procedure voor de beoordeling van nieuwe werkzame stoffen de lidstaten of de Commissie niet verhinderen biociden met een dergelijke nog niet goedgekeurde werkzame stof voor beperkte tijd toe te laten, mits er een volledig dossier is ingediend en mits aannemelijk is dat de werkzame stof en het biocide aan de voorwaarden van deze verordening voldoen.
- (8)
Teneinde de gelijke behandeling te garanderen van personen die werkzame stoffen in de handel brengen, dient van hen te worden verlangd dat zij voor elke werkzame stof die zij voor gebruik in een biocide produceren of invoeren, hetzij over een dossier, hetzij over een verklaring van toegang tot een dossier of toepasselijke gegevens daarvan beschikken. Biociden die werkzame stoffen bevatten waarvoor de betrokkene niet voldoet aan die verplichting, mogen niet langer op de markt worden aangeboden. Voor die gevallen moet worden voorzien in passende tijdstermijnen voor de geleidelijke afschaffing van de verwijderingen het gebruik van de bestaande voorraden biociden.
- (9)
Deze verordening is van toepassing op biociden die in de vorm waarin zij aan de gebruiker worden geleverd, bestaan uit een of meer werkzame stoffen of deze bevatten of genereren.
- (10)
Met het oog op de rechtszekerheid dient een Unielijst te worden vastgesteld van werkzame stoffen die zijn goedgekeurd om in biociden te mogen worden gebruikt. Er dient een procedure te worden vastgesteld om te beoordelen of een werkzame stof al dan niet op die lijst kan worden geplaatst. De informatie die belanghebbende partijen moeten indienen met het oog op een verzoek om goedkeuring van een werkzame stof en het opnemen daarvan in de lijst, dient te worden gespecificeerd.
- (11)
Deze verordening is van toepassing onverminderd Verordening (EG) nr. 1907/2006 van het Europees Parlement en de Raad van 18 december 2006 inzake de registratie en beoordeling van en de autorisatie en beperkingen ten aanzien van chemische stoffen (REACH), tot oprichting van een Europees Agentschap voor chemische stoffen (4). Onder bepaalde voorwaarden worden werkzame stoffen van biociden vrijgesteld van de toepasselijke bepalingen van die verordening.
- (12)
Met het oog op het bereiken van een hoog beschermingsniveau van de gezondheid van mens en dier en van het milieu dienen werkzame stoffen met het ongunstigste risicoprofiel niet te worden goedgekeurd voor gebruik in biociden, tenzij in specifieke situaties. Het betreft mede situaties waarin goedkeuring gerechtvaardigd is omwille van het verwaarloosbare risico van blootstelling aan de stof, om redenen in verband met de gezondheid van mens en dier of met het milieu, of omdat een eventuele niet-goedkeuring onevenredig grote negatieve gevolgen zou hebben voor de samenleving. Bij de beslissing over de goedkeuring van deze werkzame stoffen, moet ook rekening worden gehouden met de beschikbaarheid van geschikte en toereikende alternatieve stoffen of technologieën.
- (13)
De werkzame stoffen op de Unielijst dienen regelmatig te worden onderzocht teneinde rekening te houden met wetenschappelijke en technologische ontwikkelingen. Als er significante aanwijzingen bestaan dat een werkzame stof die in biociden of behandelde voorwerpen wordt gebruikt, niet aan de voorschriften van deze verordening voldoet, dient de Commissie de goedkeuring van die werkzame stof te kunnen herzien.
- (14)
Werkzame stoffen kunnen op grond van hun intrinsieke gevaarlijke eigenschappen worden aangemerkt als in aanmerking komend voor vervanging. Om een geregeld onderzoek mogelijk te maken van de stoffen die zijn aangewezen als in aanmerking komend voor vervanging, mag de duur van de goedkeuring van die stoffen, ook in het geval van een verlenging, niet meer bedragen dan zeven jaar.
- (15)
In de loop van de toekennings- of verlengingsprocedure voor de toelating van een biocide die een werkzame stof bevat die in aanmerking komt voor vervanging, dient het mogelijk te zijn het biocide te vergelijken met andere toegelaten biociden en niet-chemische bestrijdings- en preventiemethoden ten aanzien van de risico's die ze veroorzaken en de voordelen van het gebruik ervan. Als uitvloeisel van een dergelijke vergelijkende beoordeling zou een biocide dat werkzame stoffen bevat die zijn aangemerkt als in aanmerking komend voor vervanging, verboden of beperkt moeten worden als is aangetoond dat andere toegelaten biociden of niet-chemische bestrijdings- of preventiemethoden die een significant kleiner risico voor de gezondheid van mens en dier en het milieu inhouden, voldoende effectief zijn en geen andere significante economische of praktische nadelen met zich brengen. Voor die gevallen moet in passende tijdstermijnen voor de geleidelijke afschaffing worden voorzien.
- (16)
Teneinde het bedrijfsleven en de bevoegde autoriteiten onnodige administratieve en financiële lasten te besparen, hoeft een volledige en gedetailleerde beoordeling van een aanvraag tot verlenging van de goedkeuring van een werkzame stof of van een toelating van een biocide alleen te worden uitgevoerd als de bevoegde autoriteit die verantwoordelijk was voor de initiële beoordeling, op grond van de beschikbare informatie besluit dat zulks nodig is.
- (17)
De technische, wetenschappelijke en administratieve aspecten van deze verordening moeten op Unieniveau doeltreffend worden gecoördineerd en beheerd. Het bij Verordening (EG) nr. 1907/2006 opgerichte Europees Agentschap voor chemische stoffen (‘het agentschap’) dient nader te bepalen taken uit te voeren met betrekking tot de beoordeling van werkzame stoffen en de toelating door de Unie van bepaalde categorieën biociden en aanverwante taken. Bijgevolg dient binnen het agentschap een Comité voor biociden te worden opgezet om bepaalde taken uit te voeren die krachtens deze verordening aan het agentschap worden opgedragen.
- (18)
Sommige biociden en behandelde voorwerpen omschreven in deze verordening vallen ook onder andere wetgeving van de Unie. Teneinde rechtszekerheid te garanderen moeten er duidelijke grenzen worden getrokken. In een bijlage bij deze verordening moet een lijst worden opgenomen van de onder deze verordening vallende productsoorten, met een indicatieve reeks omschrijvingen binnen elke productsoort.
- (19)
Biociden die niet alleen bestemd zijn voor toepassingen in het kader van deze verordening, maar ook voor toepassingen in samenhang met medische hulpmiddelen, bijvoorbeeld als ontsmettingsmiddelen voor het desinfecteren van medische hulpmiddelen en oppervlakken in ziekenhuizen, kunnen andere risico's veroorzaken dan die waarop deze verordening betrekking heeft. Derhalve moeten dergelijke biociden voldoen aan de eisen van deze verordening, maar ook aan de toepasselijke essentiële eisen van bijlage I bij Richtlijn 90/385/EEG van de Raad van 20 juni 1990 betreffende de onderlinge aanpassing van de wetgevingen van de lidstaten inzake actieve implanteerbare medische hulpmiddelen (5), Richtlijn 93/42/EEG van de Raad van 14 juni 1993 betreffende medische hulpmiddelen (6) en Richtlijn 98/79/EG van het Europees Parlement en de Raad van 27 oktober 1998 betreffende medische hulpmiddelen voor in-vitrodiagnostiek (7).
- (20)
Wanneer een product een biocidale werking heeft, die inherent is aan de cosmetische werking ervan, of wanneer die biocidale werking beschouwd wordt als een secundaire claim van een cosmetisch product en derhalve de regels van Verordening (EG) nr. 1223/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 30 november 2009 betreffende cosmetische producten (8) daarop van toepassing zijn, moeten deze werking en het product buiten het toepassingsgebied van onderhavige verordening blijven.
- (21)
De veiligheid van levensmiddelen en diervoeders is onderworpen aan de Uniewetgeving, met name Verordening (EG) nr. 178/2002 van het Europees Parlement en de Raad van 28 januari 2002 tot vaststelling van de algemene beginselen en voorschriften van de levensmiddelenwetgeving, tot oprichting van een Europese Autoriteit voor voedselveiligheid en tot vaststelling van procedures voor voedselveiligheidsaangelegenheden (9). Deze verordening dient derhalve niet van toepassing te zijn op levensmiddelen of diervoeders die als werende of lokstoffen worden gebruikt.
- (22)
Technische hulpstoffen vallen onder bestaande Uniewetgeving, met name Verordening (EG) nr. 1831/2003 van het Europees Parlement en de Raad van 22 september 2003 betreffende toevoegingsmiddelen voor diervoeding (10) en Verordening (EG) nr. 1333/2008 van het Europees Parlement en de Raad van 16 december 2008 inzake levensmiddelenadditieven (11). Het is derhalve passend om deze van deze verordening uit te sluiten.
- (23)
Aangezien producten voor de conservering van voedingsmiddelen of diervoeders door het tegengaan van schadelijke organismen, die voorheen productsoort 20 uitmaakten, vallen onder Verordening (EG) nr. 1831/2003 en Verordening (EG) nr. 1333/2008, dient deze productsoort niet te worden gehandhaafd.
- (24)
Aangezien het Internationaal Verdrag voor de controle en het beheer van ballastwater en sedimenten van schepen voorziet in een deugdelijke evaluatie van de aan ballastwaterbeheersystemen verbonden risico's, dienen de definitieve goedkeuring en daaropvolgende typegoedkeuring van dergelijke systemen als gelijkwaardig te worden beschouwd aan de krachtens deze verordening vereiste producttoelating.
- (25)
Teneinde mogelijke negatieve gevolgen voor het milieu te vermijden, moeten biociden die niet langer rechtmatig op de markt kunnen worden aangeboden, aangemerkt worden overeenkomstig de wetgeving van de Unie betreffende afvalstoffen, met name Richtlijn 2008/98/EG van het Europees Parlement en de Raad van 19 november 2008 betreffende afvalstoffen (12), alsmede overeenkomstig de nationale uitvoeringswetgeving daarvan.
- (26)
Om te bewerkstelligen dat biociden met soortgelijke gebruiksomstandigheden in alle lidstaten, in de gehele Unie op de markt kunnen worden aangeboden, dient in een toelating van de Unie voor die producten te worden voorzien. Om het agentschap de gelegenheid te geven de nodige capaciteit op te bouwen en ervaring met deze procedure op te doen, moet de mogelijkheid tot aanvragen van een toelating van de Unie stapsgewijs worden uitgebreid tot andere categorieën biociden met soortgelijke gebruiksomstandigheden in alle lidstaten.
- (27)
De Commissie moet de ervaring met de bepalingen inzake toelatingen van de Unie evalueren en uiterlijk op 31 december 2017 aan het Europees Parlement en de Raad verslag uitbrengen en daarbij zo nodig wijzigingsvoorstellen doen.
- (28)
Om te garanderen dat alleen biociden op de markt worden aangeboden die voldoen aan de toepasselijke bepalingen van deze verordening, moeten biociden worden onderworpen aan hetzij een toelating van de bevoegde autoriteiten voor het op de markt aanbieden of het gebruik op het grondgebied van een lidstaat of een gedeelte daarvan, hetzij aan een toelating van de Commissie voor het op de markt aanbieden en het gebruik binnen de Unie.
- (29)
Teneinde het gebruik van producten met een gunstiger milieu- of menselijke of dierlijk gezondheidsprofiel te bevorderen, dient voor dergelijke biociden te worden voorzien in vereenvoudigde toelatingsprocedures. Zodra deze biociden in minstens één lidstaat zijn toegelaten, moeten deze producten onder bepaalde voorwaarden in alle lidstaten zonder wederzijdse erkenning op de markt kunnen worden aangeboden.
- (30)
Om te kunnen vaststellen welke biociden in aanmerking komen voor vereenvoudigde toelatingsprocedures, dient een specifieke lijst te worden opgesteld van de werkzame stoffen die in deze producten mogen voorkomen. Die lijst dient in eerste instantie stoffen te bevatten die volgens Verordening (EG) nr. 1907/2006 of Richtlijn 98/8/EG een laag risico inhouden, alsmede stoffen die als voedseladditieven zijn gekenmerkt, feromonen en andere stoffen die als laag-toxisch worden beschouwd, zoals zwakke zuren, alcohol en plantaardige oliën die in cosmetica en voedingsmiddelen worden gebruikt.
- (31)
Er moet worden voorzien in gemeenschappelijke beginselen voor de beoordeling en toelating van biociden om een geharmoniseerde benadering door de bevoegde autoriteiten te waarborgen.
- (32)
Met het oog op de beoordeling van de risico's die aan de voorgestelde toepassingen van biociden zijn verbonden, is het passend dat de aanvragers een dossier indienen dat de nodige informatie bevat. Ten behoeve van de aanvragers van een toelating en de bevoegde autoriteiten die een beoordeling verrichten met het oog op het nemen van een besluit over de toelating, moet een lijst van basisgegevens worden opgesteld over werkzame stoffen en de biociden waarin deze aanwezig zijn.
- (33)
Gezien de verscheidenheid aan werkzame stoffen en biociden die niet onder de vereenvoudigde toelatingsprocedure vallen, dienen de voorschriften inzake gegevens en proeven aangepast te zijn aan de individuele omstandigheden en zodanig te zijn dat een algemene risicobeoordeling mogelijk is. Aanvragers dienen daarom over de mogelijkheid te beschikken in voorkomend geval om aanpassing van de gegevensvereisten te verzoeken, met inbegrip van de vrijstelling van de verplichting tot indiening van gegevens die overbodig zijn of die in het licht van de aard of het voorgestelde gebruik van het product onmogelijk kunnen worden overgelegd. De aanvragers dienen hun verzoeken met passende technische en wetenschappelijke argumenten te ondersteunen.
- (34)
Om aanvragers, en met name kleine en middelgrote ondernemingen, te helpen aan de voorschriften van deze verordening te voldoen, moeten de lidstaten advies verstrekken, bijvoorbeeld door helpdesks in te voeren. Dit advies komt naast de schriftelijke leidraden en andere vormen van advies en bijstand die door het agentschap worden verstrekt.
- (35)
Om te garanderen dat aanvragers daadwerkelijk gebruik kunnen maken van het recht om aanpassing van de gegevensvereisten te verzoeken, dienen de lidstaten over deze mogelijkheid advies te verstrekken, alsook over de gronden waarop dergelijke verzoeken kunnen worden gebaseerd.
- (36)
Om de markttoegang te vergemakkelijken moet het mogelijk zijn een groep biociden toe te laten als biocidefamilie. Biociden binnen een biocidefamilie moeten voor soortgelijke toepassingen bestemd zijn en dezelfde werkzame stoffen bevatten. Variaties in de samenstelling of de vervanging van niet-werkzame stoffen moeten gespecificeerd worden, maar mogen het risiconiveau van de producten niet nadelig beïnvloeden of de werkzaamheid van de producten niet significant verminderen.
- (37)
Bij de toelating van biociden moet erop worden toegezien dat zij bij een voor het beoogde doel juist gebruik in voldoende mate werkzaam zijn en geen onaanvaardbare uitwerking — bijvoorbeeld resistentie — hebben op de doelorganismen of, in het geval van gewervelde dieren, geen onnodig lijden of pijn veroorzaken. Zij mogen bovendien, gezien in het licht van de huidige wetenschappelijke en technische kennis, geen enkel onaanvaardbaar effect op de gezondheid van mens of dier of op het milieu hebben. Met het oog op de bescherming van de gezondheid van mens en dier, moeten er in voorkomend geval met betrekking tot werkzame stoffen in biociden maximumresidugehalten voor levensmiddelen en diervoeders worden vastgesteld. Wanneer aan deze voorschriften niet wordt voldaan, worden biociden niet toegelaten tenzij hun toelating gerechtvaardigd is omdat in vergelijking met de aan hun gebruik verbonden risico's niet-toelating onevenredig negatieve gevolgen voor de samenleving zou hebben.
- (38)
De aanwezigheid van schadelijke organismen dient, waar mogelijk, te worden vermeden door passende voorzorgsmaatregelen, zoals een deugdelijke opslag van goederen, inachtneming van toepasselijke hygiënenormen en onverwijlde verwijdering van afval. Biociden die minder risico voor mens, dier en milieu met zich brengen, dienen voor zover mogelijk steeds te worden gebruikt wanneer zij een effectieve oplossing bieden, terwijl biociden die bedoeld zijn voor het verwonden, doden of vernietigen van dieren die pijn of stress kunnen ervaren, alleen als laatste redmiddel mogen worden gebruikt.
- (39)
Sommige toegelaten biociden kunnen bepaalde risico's inhouden indien zij door het publiek worden gebruik. Daarom is het passend te bepalen dat voor sommige biociden in het algemeen geen toelating mag worden verleend voor het op de markt aanbieden met het oog op gebruik door het publiek.
- (40)
Om dubbel werk bij de beoordelingsprocedures te vermijden en het vrije verkeer van biociden in de Unie te garanderen, moeten procedures worden vastgesteld die garanderen dat in één lidstaat verleende producttoelatingen in andere lidstaten worden erkend.
- (41)
Om de lidstaten in staat te stellen nauwer samen te werken bij de beoordeling van biociden en de toegang van biociden tot de markt te vergemakkelijken, dient het mogelijk te zijn de procedure voor wederzijdse erkenning te starten wanneer de aanvraag voor de eerste toelating wordt gedaan.
- (42)
Het is dienstig procedures vast te stellen voor de wederzijdse erkenning van nationale toelatingen en, met name, voor het oplossen van geschillen zonder onnodige vertraging. Indien een bevoegde autoriteit de wederzijdse erkenning van een toelating weigert of voorstelt haar te beperken, moet een coördinatiegroep trachten een akkoord over de te ondernemen actie te bereiken. Indien de coördinatiegroep er niet in slaagt binnen een bepaalde termijn overeenstemming te bereiken, moet de Commissie bevoegd zijn een besluit te nemen. In het geval van technische of wetenschappelijke vraagstukken kan de Commissie het agentschap raadplegen alvorens haar besluit op te stellen.
- (43)
Overwegingen in verband met de openbare orde of de openbare veiligheid, de bescherming van het milieu of van de gezondheid van mens en dier, de bescherming van nationaal erfgoed en het ontbreken van de doelorganismen kunnen evenwel rechtvaardigen dat een lidstaat, na een akkoord met de aanvrager, een toelating weigert of besluit de voorwaarden van de gevraagde toelating aan te passen. Indien geen akkoord met de aanvrager kan worden bereikt, moet de Commissie worden gemachtigd om een besluit te nemen.
- (44)
Het gebruik van biociden van bepaalde productsoorten zou het dierenwelzijn in gevaar kunnen brengen. Daarom moet het de lidstaten toegestaan zijn af te wijken van het beginsel van wederzijdse erkenning voor biociden die tot die productsoorten behoren, voor zover dergelijke afwijkingen gerechtvaardigd zijn en het doel van deze verordening met betrekking tot een passend niveau van bescherming van de interne markt niet in het gedrang brengen.
- (45)
Om het functioneren van de toelatings- en wederzijdse-erkenningsprocedures te vergemakkelijken, is het passend dat een systeem voor wederzijdse informatie-uitwisseling wordt ingevoerd. Daartoe dient een biocidenregister te worden opgezet. De lidstaten, de Commissie en het agentschap moeten dit register gebruiken om de bijzonderheden en wetenschappelijke documentatie, ingediend in verband met aanvragen om toelating van biociden, voor elkaar beschikbaar stellen.
- (46)
Indien het gebruik van een biocide in het belang is van een lidstaat, maar geen aanvrager bereid wordt gevonden om het product in kwestie op de markt van die lidstaat aan te bieden, moeten officiële of wetenschappelijke instanties een toelating kunnen aanvragen. Indien hun een toelating wordt verleend, dienen zij dezelfde rechten en plichten te hebben als andere houders van toelatingen.
- (47)
Om rekening te houden met de wetenschappelijke en technische ontwikkelingen alsook met de behoeften van de houders van een toelating, is het dienstig te specificeren onder welke voorwaarden toelatingen kunnen worden ingetrokken, herzien of gewijzigd. Het mededelen en uitwisselen van informatie die gevolgen kan hebben voor toelatingen, is tevens noodzakelijk om de bevoegde autoriteiten en de Commissie in staat te stellen passende actie te ondernemen.
- (48)
In het geval van een onvoorzien gevaar dat de volksgezondheid of het milieu bedreigt en dat niet door andere middelen kan worden bedwongen, moeten de lidstaten kunnen toestaan dat voor beperkte tijd op de markt biociden worden aangeboden die niet aan de voorschriften van deze verordening voldoen.
- (49)
Om het onderzoek en de ontwikkeling van werkzame stoffen en biociden te bevorderen, moeten regels worden vastgesteld betreffende het op de markt aanbieden en het gebruik van niet-toegelaten biociden en niet-goedgekeurde werkzame stoffen ten behoeve van onderzoek en ontwikkeling.
- (50)
Gezien de voordelen voor de interne markt en voor de consument is het wenselijk dat geharmoniseerde regels worden vastgesteld voor de parallelhandel in identieke biociden die in verschillende lidstaten zijn toegelaten.
- (51)
Om, waar nodig, te kunnen bepalen in hoeverre werkzame stoffen aan elkaar gelijk zijn, is het dienstig regels inzake technische gelijkwaardigheid vast te stellen.
- (52)
Ter bescherming van de gezondheid van mens en dier en het milieu en ter voorkoming van discriminatie tussen behandelde voorwerpen die van oorsprong uit de Unie zijn en die welke uit derde landen worden ingevoerd, mogen behandelde voorwerpen die op de interne markt worden gebracht, alleen goedgekeurde werkzame stoffen bevatten.
- (53)
Om consumenten in staat te stellen gefundeerde keuzen te maken, de handhaving te vergemakkelijken en een overzicht van hun toepassingen ter beschikking te stellen, moeten behandelde voorwerpen passend worden geëtiketteerd.
- (54)
Aanvragers die hebben geïnvesteerd in de ondersteuning van de goedkeuring van een werkzame stof of van de toelating van een biocide overeenkomstig deze verordening of Richtlijn 98/8/EG, dienen een deel van hun investering te kunnen recupereren middels een eerlijke vergoeding telkens wanneer geoctrooieerde informatie die zij ter ondersteuning van een dergelijke goedkeuring of toelating hebben ingediend, ten behoeve van latere aanvragers wordt gebruikt.
- (55)
Teneinde te garanderen dat alle geoctrooieerde informatie die ter ondersteuning van de goedkeuring van een werkzame stof of de toelating van een biocide wordt ingediend, bescherming geniet vanaf het tijdstip van de indiening, en om situaties te voorkomen waarin een deel van de informatie onbeschermd is, dienen de gegevensbeschermingstermijnen ook van toepassing te zijn op in het kader van Richtlijn 98/8/EG ingediende informatie.
- (56)
Om de ontwikkeling van nieuwe werkzame stoffen en biociden die deze bevatten, te bevorderen, moet met betrekking tot de geoctrooieerde informatie die ter ondersteuning van de goedkeuring van deze werkzame stoffen of de toelating van biociden die deze stoffen bevatten, wordt ingediend, worden voorzien in een beschermingstermijn die langer is dan de beschermingstermijn voor informatie betreffende bestaande werkzame stoffen en de biociden die deze bevatten.
- (57)
Het is van essentieel belang dat het aantal dierproeven tot het uiterste wordt beperkt en dat met biociden of met werkzame stoffen in biociden te verrichten proeven uitsluitend worden uitgevoerd indien het doel en de toepassing van het product dat vereisen. Aanvragers dienen, in ruil voor een eerlijke vergoeding, de gegevens van studies op gewervelde dieren te delen in plaats van die studies nog eens over te doen. Bij ontstentenis van een overeenkomst over de uitwisseling van de gegevens van studies op gewervelde dieren tussen de eigenaar van de gegevens en de toekomstige aanvrager, dient het agentschap het gebruik van die studies door de toekomstige aanvrager toe te laten, onverminderd enig besluit van een nationale rechterlijke instantie over de vergoeding. De bevoegde autoriteiten en het agentschap moeten via een Unieregister toegang hebben tot de contactgegevens van de eigenaren van die studies om toekomstige aanvragers te kunnen informeren.
- (58)
Er moet zo spoedig mogelijk worden gezorgd voor gelijke mededingingsvoorwaarden op de markt voor bestaande werkzame stoffen, rekening houdend met de doelstelling om onnodige proeven en de kosten, met name voor kleine en middelgrote ondernemingen, tot een minimum terug te brengen, om het ontstaan van monopolies te voorkomen, om vrije mededinging tussen marktdeelnemers te ondersteunen en om een billijke vergoeding van de door de eigenaars van gegevens gemaakte kosten te waarborgen.
- (59)
Ook het verkrijgen van informatie op andere manieren die gelijkwaardig zijn met voorgeschreven proeven en proefmethoden, maar waarbij geen gebruik wordt gemaakt van dierproeven, moet worden aangemoedigd. Voorts moeten via aanpassingen van de gegevensvereisten nodeloze kosten in samenhang met de proeven worden vermeden.
- (60)
Om te garanderen dat aan de veiligheids- en kwaliteitsvoorschriften van toegelaten biociden wordt voldaan wanneer zij op de markt worden aangeboden, dienen de lidstaten passende toezicht- en inspectiemaatregelen te treffen en moeten fabrikanten een geschikt en evenredig kwaliteitscontrolesysteem aanhouden. Het kan passend zijn dat de lidstaten daartoe samen maatregelen nemen.
- (61)
Doeltreffende communicatie over de informatie over de risico's van biociden en de risicobeheersmaatregelen vormt een essentieel onderdeel van het bij deze verordening ingestelde systeem. De bevoegde autoriteiten, het agentschap en de Commissie moeten weliswaar de toegang tot informatie vergemakkelijken, maar daarbij het vertrouwelijkheidsbeginsel in acht nemen en vermijden dat door de bekendmaking van informatie de commerciele[lees: commerciële] belangen van betrokkenen worden geschaad, behalve wanneer dat voor de bescherming van de menselijke gezondheid, de veiligheid of het milieu, of om redenen van dwingend algemeen belang noodzakelijk is.
- (62)
Om de doeltreffendheid van monitoring en toezicht te vergroten en informatie te verstrekken die relevant is voor het bestrijden van de risico's van biociden, moeten houders van toelatingen de hoeveelheden bijhouden van de producten die zij in de handel brengen.
- (63)
Er moet worden gespecificeerd dat de in Verordening (EG) nr. 1907/2006 opgenomen bepalingen betreffende het agentschap van overeenkomstige toepassing zijn in de context van biociden en de werkzame stoffen daarvan. Wanneer afzonderlijke bepalingen moeten worden vastgesteld met betrekking tot de taken en de werking van het agentschap in het kader van deze verordening, dienen zij in deze verordening te worden gespecificeerd.
- (64)
De kosten van de met de werking van deze verordening verbonden procedures moeten worden verhaald op degenen die biociden op de markt aanbieden of willen aanbieden en bovendien op degenen die de goedkeuring van werkzame stoffen steunen. Met het oog op een vlottere werking van de interne markt, is het dienstig bepaalde gemeenschappelijke beginselen voor de aan het agentschap en aan de bevoegde autoriteiten van de lidstaten te betalen vergoedingen vast te stellen; die beginselen moeten mede betrekking hebben op de noodzaak om op passende wijze rekening te houden met de specifieke behoeften van kleine en middelgrote ondernemingen.
- (65)
Er moet worden voorzien in de mogelijkheid beroep in te stellen tegen bepaalde besluiten van het agentschap. De bij Verordening (EG) nr. 1907/2006 binnen het agentschap opgerichte kamer van beroep dient ook de beroepen te behandelen tegen besluiten die het agentschap in het kader van deze verordening neemt.
- (66)
Over de veiligheid van nanomaterialen voor de gezondheid van mens en dier en het milieu bestaat geen wetenschappelijke zekerheid. Om te zorgen voor een hoog niveau van consumentenbescherming, vrij verkeer van goederen en rechtszekerheid voor fabrikanten, moet, zo mogelijk op basis van het werk van de juiste internationale fora, een uniforme definitie voor nanomaterialen worden vastgesteld en moet worden bepaald dat de goedkeuring van een werkzame stof niet inhoudt dat ook de nanovorm van die stof is goedgekeurd, tenzij dat uitdrukkelijk wordt vermeld. De Commissie moet de bepalingen inzake nanomaterialen regelmatig toetsen aan de wetenschappelijke vooruitgang.
- (67)
Om te zorgen voor een vlotte overgang is het passend de toepassing van deze verordening uit te stellen en te voorzien in specifieke maatregelen met betrekking tot de beoordeling van aanvragen voor de goedkeuring van werkzame stoffen en de toelating van biociden, die vóór de toepassing van deze verordening zijn ingediend.
- (68)
Het agentschap moet met ingang van de datum van toepassing van deze verordening de coördinerende en facilitaire taken met betrekking tot nieuwe aanvragen tot goedkeuring van werkzame stoffen overnemen. Gezien evenwel het grote aantal dossiers uit het verleden moet het agentschap enige tijd worden gegeven om zich op zijn nieuwe rol voor te bereiden, moet het de taken in samenhang met de op grond van Richtlijn 98/8/EG ingediende dossiers overnemen.
- (69)
Teneinde tegemoet te komen aan de gerechtvaardigde verwachtingen van de bedrijven ten aanzien van het in de handel brengen en het gebruik van onder Richtlijn 98/8/EG vallende biociden met een gering risico, dient het die bedrijven geoorloofd te zijn dergelijke producten op de markt aan te bieden indien zij voldoen aan de regels inzake registratie van biociden met een laag risico uit hoofde van die richtlijn. Na het verstrijken van de eerste registratie dient evenwel onderhavige verordening van toepassing te zijn.
- (70)
Rekening houdend met het feit dat Gemeenschapswetgeving inzake biociden op sommige producten voorheen niet van toepassing was, is het passend te voorzien in een overgangsperiode voor zulke producten en behandelde voorwerpen.
- (71)
Deze verordening dient op passende wijze rekening te houden met andere werkprogramma's inzake de beoordeling of toelating van stoffen en producten, alsook met toepasselijke internationale overeenkomsten. Deze verordening moet met name bijdragen tot de verwezenlijking van de op 6 februari 2006 in Dubai aangenomen strategische aanpak voor het internationale beheer van chemische stoffen.
- (72)
Teneinde deze verordening aan te vullen of te wijzigen, moet aan de Commissie de bevoegdheid worden overgedragen om overeenkomstig artikel 290 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie handelingen vast te stellen met betrekking tot niet-essentiële onderdelen van deze verordening. Het is van bijzonder belang dat de Commissie tijdens haar voorbereidende werkzaamheden op passende wijze overleg voert, onder meer op deskundigenniveau. Tijdens het voorbereiden en opstellen van gedelegeerde handelingen draagt de Commissie zorg voor het gelijktijdig, tijdig en passend overleggen van relevante documenten aan het Europees Parlement en de Raad.
- (73)
In naar behoren gemotiveerde gevallen betreffende het opnemen van werkzame stoffen in bijlage I of het verwijderen van een werkzame stof uit die bijlage en indien dit om dwingende redenen van urgentie vereist is, moet de Commissie onmiddellijk toepasselijke gedelegeerde handelingen vaststellen.
- (74)
Om eenvormige voorwaarden te waarborgen voor de uitvoering van deze verordening, moeten aan de Commissie uitvoeringsbevoegdheden worden toegekend. Deze bevoegdheden moeten worden uitgeoefend in overeenstemming met Verordening (EU) nr. 182/2011 van het Europees Parlement en de Raad van 16 februari 2011 tot vaststelling van de algemene voorschriften en beginselen die van toepassing zijn op de wijze waarop de lidstaten de uitoefening van de uitvoeringsbevoegdheden door de Commissie controleren (13).
- (75)
De Commissie moet onmiddellijk toepasselijke uitvoeringsbesluiten vaststellen indien dit, in naar behoren gemotiveerde gevallen betreffende de goedkeuring van een werkzame stof of tot intrekking van een goedkeuring, om dwingende redenen van urgentie vereist is.
- (76)
Aangezien de doelstelling van deze verordening, namelijk de werking van de interne markt voor biociden te verbeteren en tegelijk een hoog niveau van bescherming van de gezondheid van mensen en dieren en van het milieu te waarborgen, niet voldoende door de lidstaten kan worden verwezenlijkt en derhalve, vanwege de omvang en de gevolgen ervan, beter op het niveau van de Unie kan worden verwezenlijkt, kan de Unie maatregelen vaststellen, overeenkomstig het subsidiariteitsbeginsel als bedoeld in artikel 5 van het Verdrag betreffende de Europese Unie. Overeenkomstig het evenredigheidsbeginsel als neergelegd in dat artikel, gaat deze verordening niet verder dan hetgeen nodig is om de genoemde doelstelling te bereiken,
HEBBEN DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Voetnoten
PB C 347 van 18.12.2010, blz. 62.
Standpunt van het Europees Parlement van 22 september 2010 (PB C 50 E van 21.2.2012, blz. 73) en standpunt van de Raad in eerste lezing van 21 juni 2011 (PB C 320 E van 1.11.2011, blz. 1). Standpunt van het Europees Parlement van 19 januari 2012 (nog niet bekendgemaakt in het Publicatieblad) en besluit van de Raad van 10 mei 2012.
PB L 123 van 24.4.1998, blz. 1.
PB L 396 van 30.12.2006, blz. 1.
PB L 189 van 20.7.1990, blz. 17.
PB L 169 van 12.7.1993, blz. 1.
PB L 331 van 7.12.1998, blz. 1.
PB L 342 van 22.12.2009, blz. 59.
PB L 31 van 1.2.2002, blz. 1.
PB L 268 van 18.10.2003, blz. 29.
PB L 354 van 31.12.2008, blz. 16.
PB L 312 van 22.11.2008, blz. 3.
PB L 55 van 28.2.2011, blz. 13.