Einde inhoudsopgave
Wet op de architectentitel
Artikel 29
Geldend
Geldend vanaf 01-01-2011
- Redactionele toelichting
Dit artikel is opnieuw ingevoegd. Oorspronkelijk artikel vervallen.
- Bronpublicatie:
04-03-2010, Stb. 2010, 130 (uitgifte: 25-03-2010, kamerstukken: 32016)
- Inwerkingtreding
01-01-2011
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
13-12-2010, Stb. 2010, 878 (uitgifte: 29-12-2010, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Overige regelgevende instantie(s)
Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport
Ministerie van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij
Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen
Ministerie van Justitie
Ministerie van Economische Zaken
- Vakgebied(en)
Bouwrecht / Architectenrecht
1.
Een persoon kan op verzoek in het register worden ingeschreven als architect, stedenbouwkundige, tuin- en landschapsarchitect of interieurarchitect op grond van een ander door hem in Nederland behaald getuigschrift dan genoemd in artikel 9, eerste lid, onderdeel a, b of c, 10, eerste lid, onderdeel a, b of c, 11, eerste lid, onderdeel a, b of c, 12, eerste lid, onderdeel a, b of c, indien:
- a.
hij dat getuigschrift in zijn bezit had op het tijdstip van inwerkingtreding van artikel I, onderdelen H, I, J en K, van de wet tot wijziging van de Wet op de architectentitel (beroepservaring, bij- en nascholingsregeling voor stedenbouwkundigen, tuin- en landschapsarchitecten en interieurarchitecten, wijzigingen in verband met de Kaderwet zelfstandige bestuursorganen, alsmede enige andere wijzigingen), en
- b.
dat getuigschrift op de dag voorafgaand aan het tijdstip, bedoeld in onderdeel a, recht gaf op inschrijving in het register.
2.
Artikel 13, eerste en tweede lid, is van toepassing op een verzoek als bedoeld in het eerste lid.
3.
Onverminderd de overige eisen waaraan krachtens deze wet moet worden voldaan om op verzoek als interieurarchitect te worden ingeschreven in het register, kan een persoon op zijn verzoek in het register worden ingeschreven op grond van een ander getuigschrift dan genoemd in artikel 12, eerste lid, onderdeel a, b of c, indien:
- a.
hij daarvoor in Nederland een opleiding volgde op het tijdstip, bedoeld in het eerste lid, onderdeel a, en
- b.
dat getuigschrift op de dag voorafgaand aan het tijdstip, bedoeld in het eerste lid, onderdeel a, recht gaf op inschrijving in het register.