Einde inhoudsopgave
Zeebrievenwet
Artikel 15 [Buitenlandse haven]
Geldend
Geldend vanaf 05-06-1963
- Redactionele toelichting
Tekstplaatsing met aanpassing van de spelling.
- Bronpublicatie:
27-06-1963, Stb. 1963, 229 (uitgifte: 01-01-1963, kamerstukken: 6771 )
17-04-1963, Stb. 1963, 169 (uitgifte: 01-01-1963, kamerstukken: 6771 )
- Inwerkingtreding
05-06-1963
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
17-04-1963, Stb. 1963, 169 (uitgifte: 01-01-1963, kamerstukken/regelingnummer: -)
17-04-1963, Stb. 1963, 169 (uitgifte: 01-01-1963, kamerstukken: 6771 )
- Overige regelgevende instantie(s)
Ministerie van Justitie
Ministerie van Buitenlandse Zaken
- Vakgebied(en)
Ondernemingsrecht / Economische ordening
Vervoersrecht / Zeevervoer
1.
De kapitein van een zeeschip, voor hetwelk een zeebrief of een vergunning, als bedoeld in artikel 13 is verleend, is verplicht, wanneer het schip een buitenlandse haven aanloopt alwaar een Nederlandse diplomatieke of consulaire ambtenaar is gevestigd, op diens verzoek de zeebrief of de vergunning te tonen, waarna de diplomatieke of consulaire ambtenaar de zeebrief of de vergunning aftekent.
2.
Ongeldige zeebrieven of vergunningen, waaronder begrepen vervallen of ingetrokken zeebrieven en vergunningen, worden door de diplomatieke of consulaire ambtenaar ingehouden, tenzij een nieuwe zeebrief of vergunning is aangevraagd.