Einde inhoudsopgave
Richtlijn 2014/23/EU betreffende het plaatsen van concessieovereenkomsten
Artikel 8 Drempelbedrag en berekeningsmethoden voor de geraamde waarde van concessies
Geldend
Geldend vanaf 06-12-2023
- Bronpublicatie:
15-11-2023, PbEU L 2023, 2023/2497 (uitgifte: 16-11-2023, regelingnummer: 2023/2497)
- Inwerkingtreding
06-12-2023
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
15-11-2023, PbEU L 2023, 2023/2497 (uitgifte: 16-11-2023, regelingnummer: 2023/2497)
- Vakgebied(en)
Aanbestedingsrecht / Europees aanbestedingsrecht
Aanbestedingsrecht / Concessieovereenkomsten
1.
Deze richtlijn is van toepassing op concessies waarvan de waarde gelijk is aan of groter is dan 5 538 000 EUR.
2.
De waarde van een concessie wordt gevormd door de totale tijdens de looptijd van het contract te behalen omzet van de concessiehouder, exclusief btw, zoals deze door de aanbestedende dienst of de aanbestedende instantie is geraamd, als tegenprestatie voor de werken en diensten die het voorwerp van de concessie uitmaken, en ook voor de bijkomende leveringen die in het kader van deze werken en diensten zijn verricht.
De raming dient geldig te zijn op het moment waarop de concessieaankondiging wordt gezonden of, in gevallen waarin niet in een dergelijke aankondiging is voorzien, op het moment waarop de aanbestedende dienst of de aanbestedende instantie de concessiegunningsprocedure aanvangt, bijvoorbeeld, in voorkomend geval, door ondernemers te contacteren in verband met de concessies.
Indien de waarde van de concessie op het tijdstip van de gunning meer dan 20 % hoger is dan het geraamde bedrag, is voor de toepassing van lid 1 de geldige geraamde waarde de waarde van de concessie op het tijdstip van de gunning.
3.
De geraamde waarde van de concessie wordt berekend volgens een objectieve methode die wordt gespecificeerd in de concessiedocumenten. Bij de berekening van de geraamde waarde van de concessie houden de aanbestedende diensten en aanbestedende instanties in voorkomend geval met name rekening met:
- a)
de waarde van elke vorm van optie en eventuele verlenging van de looptijd van de concessie;
- b)
de inkomsten uit de betaling van andere honoraria en boeten door de gebruikers van de werken of diensten dan die welke worden geïnd namens de aanbestedende dienst of aanbestedende instantie;
- c)
de betalingen of financiële voordelen, in welke vorm dan ook, die door de aanbestedende dienst of aanbestedende instantie of een andere overheidsinstantie worden verstrekt aan de concessiehouder, met inbegrip van compensatie voor de nakoming van een openbaredienstverplichting en overheidsinvesteringssubsidies;
- d)
de waarde van subsidies of andere financiële voordelen, in welke vorm dan ook, van derden voor de uitvoering van de concessie;
- e)
de inkomsten uit verkopen van activa die deel van de concessie uitmaken;
- f)
de waarde van alle leveringen en diensten die door de aanbestedende diensten of aanbestedende instanties aan de concessiehouder ter beschikking worden gesteld, mits deze noodzakelijk zijn voor de uitvoering van de werken of de verlening van de diensten;
- g)
alle prijzen voor of de betalingen aan gegadigden of inschrijvers.
4.
De wijze waarop de geraamde waarde van een concessie wordt berekend, mag niet bedoeld zijn om de concessie aan de toepassing van de richtlijn te onttrekken. Een concessie mag niet worden gesplitst om deze buiten het toepassingsgebied van deze richtlijn te houden, tenzij objectieve redenen dit rechtvaardigen.
5.
Indien een voorgenomen werk of dienst aanleiding kan geven tot concessies die in afzonderlijke percelen worden gegund, wordt de geraamde totale waarde van deze percelen als grondslag genomen.
6.
Wanneer de samengetelde waarde van de percelen gelijk is aan of groter is dan het in dit artikel bepaalde drempelbedrag, is deze richtlijn van toepassing op de gunning van elk perceel.