Einde inhoudsopgave
Besluit algemene rechtspositie politie
Artikel 89
Geldend
Geldend van 22-06-2024 tot 01-04-2025
- Bronpublicatie:
14-06-2024, Stb. 2024, 176 (uitgifte: 21-06-2024, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Inwerkingtreding
22-06-2024
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
14-06-2024, Stb. 2024, 176 (uitgifte: 21-06-2024, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Politierecht / Bijzondere onderwerpen
Ambtenarenrecht / Bijzondere onderwerpen
1.
Aan de aspirant die is aangesteld op grond van artikel 3, eerste lid, en in het eerste leerjaar een negatief studieadvies ontvangt, wordt eervol ontslag verleend met ingang van de dag volgende op de dag waarop de aanstelling in tijdelijke dienst op grond van artikel 3, eerste lid, is verstreken.
2.
Aan de ambtenaar, aangesteld voor de uitvoering van technische, administratieve en andere taken ten dienste van de politie of de vrijwillige ambtenaar, aangesteld voor de uitvoering van technische, administratieve en andere taken ten dienste van de politie, die tegen het einde van de proeftijd, bedoeld in artikel 4, eerste lid, onderdeel a, niet voldoet aan de eisen van bekwaamheid of geschiktheid, wordt eervol ontslag verleend met ingang van de dag, volgend op die waarop de proeftijd is verstreken.
3.
Aan de ambtenaar, aangesteld voor de uitvoering van de politietaak of de vrijwillige ambtenaar, aangesteld voor de uitvoering van de politietaak, met een proeftijd als bedoeld in artikel 3a, tweede lid, die tegen het einde van de proeftijd niet voldoet aan de eisen van bekwaamheid of geschiktheid, wordt eervol ontslag verleend met ingang van de dag, volgend op die waarop de proeftijd is verstreken.
4.
Eervol ontslag kan worden verleend bij gebleken niet geschiktheid die voor de dienst wordt vereist aan:
- a.
de aspirant, gedurende een krachtens artikel 2c, eerste lid, aangewezen politieopleiding;
- b.
de ambtenaar in opleiding, gedurende een krachtens artikel 2c, tweede lid, aangewezen politieopleiding;
- c.
de ambtenaar, aangesteld voor de uitvoering van de politietaak, gedurende de proeftijd, bedoeld in artikel 3a, tweede lid;
- d.
de ambtenaar, aangesteld voor de uitvoering van technische, administratieve of andere taken ten dienste van de politie, gedurende de proeftijd, bedoeld in artikel 4, eerste lid, onderdeel a;
- e.
de vrijwilliger-aspirant, gedurende een krachtens artikel 2c, eerste lid, aangewezen politieopleiding;
- f.
de vrijwillige ambtenaar in opleiding, gedurende een krachtens artikel 2c, tweede lid, aangewezen politieopleiding;
- g.
de vrijwillige ambtenaar, aangesteld voor de uitvoering van de politietaak, gedurende de proeftijd, bedoeld in artikel 3a, tweede lid;
- h.
de vrijwillige ambtenaar, aangesteld voor de uitvoering van de technische, administratieve of andere taken ten dienste van de politie, gedurende de proeftijd, bedoeld in artikel 4, eerste lid, onderdeel a.
5.
Bij het ontslag, bedoeld in het vierde lid, wordt een opzeggingstermijn in acht genomen van:
- a.
drie maanden, indien de ambtenaar ten tijde van de opzegging direct daaraan voorafgaand ten minste twaalf maanden ononderbroken in dienst is geweest;
- b.
twee maanden, indien de ambtenaar ten tijde van de opzegging direct daaraan voorafgaand ten minste zes maanden maar korter dan twaalf maanden ononderbroken in dienst is geweest, of
- c.
één maand, indien de ambtenaar ten tijde van de opzegging direct daaraan voorafgaand korter dan zes maanden ononderbroken in dienst is geweest.
6.
Het ontslag kan, al dan niet op aanvraag van de ambtenaar, ingaan vóór de afloop van de opzeggingstermijn.
7.
Indien het in het zesde lid bedoelde ontslag niet op aanvraag van de ambtenaar geschiedt, wordt hem over de tijd die aan de opzeggingstermijn ontbreekt, een bedrag uitbetaald gelijk aan de laatstgenoten bezoldiging, vermeerderd met de vakantie-uitkering en de eindejaarsuitkering, berekend op de voet van het Besluit bezoldiging politie.