Einde inhoudsopgave
Besluit algemene rechtspositie politie
Artikel 94
Geldend
Geldend van 22-06-2024 tot 01-04-2025
- Bronpublicatie:
14-06-2024, Stb. 2024, 176 (uitgifte: 21-06-2024, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Inwerkingtreding
22-06-2024
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
14-06-2024, Stb. 2024, 176 (uitgifte: 21-06-2024, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Politierecht / Bijzondere onderwerpen
Ambtenarenrecht / Bijzondere onderwerpen
1.
Anders dan op aanvraag van de ambtenaar, bij wijze van straf of ingevolge artikel 7 van de Wet Incompatibiliteiten Staten-Generaal en Europees Parlement, artikel 88a, 89, 90, 91, 92, of 93 kan de ambtenaar worden ontslagen op grond van:
- a.
het verlies van een vereiste voor de aanstelling, gesteld bij een regeling aan de benoeming voorafgegaan, tenzij het vereiste alleen voor de aanvang van het ambt geldt;
- b.
onherroepelijk geworden rechterlijke uitspraak waarbij de ambtenaar onder curatele is gesteld;
- c.
het ondergaan van lijfsdwang wegens schulden krachtens onherroepelijk geworden rechterlijke uitspraak;
- d.
onherroepelijk geworden veroordeling tot een vrijheidsstraf wegens misdrijf;
- e.
ongeschiktheid tot het verrichten van zijn arbeid wegens ziekte;
- f.
het vanuit ziekte verrichten van passende arbeid bij een andere werkgever op grond van artikel 49b;
- g.
onbekwaamheid of ongeschiktheid voor het door hem beklede ambt, anders dan op grond van ziels- of lichaamsgebreken;
- h.
het bereiken van de AOW-gerechtigde leeftijd;
- i.
het bij of in verband met indiensttreding of keuring verstrekken van onjuiste of onvolledige inlichtingen, zonder welke handelwijze niet tot indienstneming of goedkeuring zou zijn overgegaan, tenzij de ambtenaar aannemelijk maakt dat hij te goeder trouw heeft gehandeld, of
- j.
het zonder deugdelijke grond weigeren gevolg te geven of medewerking te verlenen aan de verplichtingen, bedoeld in artikel 49c.
2.
Een ontslag op grond van het eerste lid, onderdelen a, e, f, g en h wordt steeds eervol verleend. Het ontslag kan niet eerder ingaan dan de dag, volgende op die waarop de reden van het ontslag voor het eerst aanwezig was, met dien verstande dat een ontslag op grond van het eerste lid, onderdeel g, eerst kan ingaan vier weken nadat het ontslagbesluit aan de ambtenaar is bekendgemaakt, tenzij sprake is van dringende redenen.
3.
Een ontslag als bedoeld in het eerste lid, onderdeel e, kan slechts plaatsvinden indien:
- a.
er sprake is van ongeschiktheid tot het verrichten van zijn arbeid wegens ziekte gedurende een ononderbroken periode van twee jaar,
- b.
herstel van zijn ziekte niet binnen een periode van zes maanden na de in onderdeel a genoemde termijn van twee jaar te verwachten is, en
- c.
na een zorgvuldig onderzoek is gebleken dat binnen het gezagsbereik van het bevoegd gezag of bij een andere werkgever geen passende arbeid voorhanden is.
4.
Een ontslag als bedoeld in het eerste lid, onderdeel f, kan, behoudens wederzijds goedvinden, slechts plaatsvinden indien:
- a.
er sprake is van ongeschiktheid tot het verrichten van zijn arbeid wegens ziekte gedurende een ononderbroken periode van twee jaar,
- b.
herstel van zijn ziekte niet binnen een periode van zes maanden na de in onderdeel a genoemde termijn van twee jaar te verwachten is, en
- c.
de betrokkene in dienst treedt van de andere werkgever.
5.
De ambtenaar die door het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen voor minder dan 35% arbeidsongeschikt is verklaard, blijft in dienst, tenzij een zwaarwegend dienstbelang zich hiertegen verzet. Indien het voor de ambtenaar niet mogelijk is zijn bestaande samenstel van werkzaamheden te blijven verrichten, wordt hij gere-integreerd in aangepast werk.
6.
De in het derde lid, onderdeel a, bedoelde periode van twee jaar wordt met één jaar verlengd indien de ambtenaar niet binnen twee jaar zodanig is herplaatst dat de resterende verdiencapaciteit volledig wordt benut.
7.
Voor de berekening van het tijdvak van twee jaar, bedoeld in het derde lid, onderdeel a, en het vierde lid, onderdeel a, worden perioden van ongeschiktheid tot het verrichten van haar arbeid wegens ziekte tengevolge van zwangerschap voorafgaand aan het zwangerschapsverlof en perioden van ongeschiktheid tijdens het zwangerschaps- of bevallingsverlof, bedoeld in artikel 55, niet in aanmerking genomen.
8.
Perioden van ongeschiktheid tot het verrichten van zijn arbeid, anders dan bedoeld in het zevende lid, worden samengeteld indien zij elkaar met een onderbreking van minder dan vier weken opvolgen, of indien zij direct voorafgaan aan en aansluiten op een periode waarin zwangerschaps- of bevallingsverlof wordt genoten overeenkomstig artikel 55, tenzij de ongeschiktheid redelijkerwijs niet geacht kan worden voort te vloeien uit dezelfde oorzaak.
9.
Bij de beoordeling of er sprake is van een situatie als bedoeld in het derde lid, onderdelen a en b, of het vierde lid, onderdelen a en b, betrekt het bevoegd gezag de beschikking op de aanvraag, bedoeld in artikel 64, eerste lid, van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen.
10.
Indien de beschikking op de aanvraag, bedoeld in artikel 64, eerste lid, van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen ouder is dan zes maanden, of in die beschikking geen oordeel is gegeven over mogelijk herstel binnen zes maanden, of het bevoegd gezag niet beschikt over deze beschikking omdat de ambtenaar de aanvraag niet heeft ingediend bij het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, vraagt het bevoegd gezag een oordeel als bedoeld in artikel 32, zesde lid, van de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen aan en betrekt dit oordeel bij de beoordeling of er sprake is van een situatie als bedoeld in het derde of vierde lid.
11.
Indien herplaatsing als bedoeld in het derde lid, onder c, plaatsvindt in een betrekking voor minder uren dan het aantal waarvoor de ambtenaar was aangesteld, heeft het ontslag uitsluitend betrekking op het meerdere aantal uren.
12.
Indien sprake is van een situatie als bedoeld in het eerste lid, onderdeel f, en de ambtenaar bij de andere werkgever voor minder uren arbeid verricht dan het aantal waarvoor hij was aangesteld, heeft het ontslag uitsluitend betrekking op het aantal uren dat hij passend werk verricht bij de andere werkgever.
13.
Alvorens op grond van het eerste lid, onderdeel j, ontslag te verlenen, verzoekt het bevoegd gezag om een oordeel als bedoeld in artikel 32, tweede lid, van de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen.
14.
Het bevoegd gezag stelt de ambtenaar schriftelijk in kennis dat een oordeel als bedoeld in artikel 32, eerste, tweede, derde, vierde lid of zesde lid, van de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen, wordt aangevraagd.
15.
De ambtenaar wiens arbeidsongeschiktheid is veroorzaakt door een dienstongeval of beroepsziekte, blijft in dienst en wordt, behoudens zwaarwegend dienstbelang als bedoeld in het vijfde lid, door het bevoegd gezag zodanig herplaatst dat in beginsel 100% doch minimaal 50% van zijn verdiencapaciteit wordt benut.