V-N 2004/9.7
INKOMSTENBELASTING. VENNOOTSCHAPSBELASTING Waardering stamrechtverplichting. Verplichting waarderen tegen geldende marktrente voor langlopende leningen ten tijde van aangaan verplichting
HR 23-01-2004, ECLI:NL:HR:2004:AI0416, m.nt. Redactie Vakstudie Nieuws
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
23 januari 2004
- Magistraten
Putt-Lauwers, van der; Vliet, van; Lourens; Bavinck; Berge, van den
- Zaaknummer
38029
- Noot
Redactie Vakstudie Nieuws
- LJN
AI0416
- JCDI
JCDI:ADS903637:1
- Vakgebied(en)
Inkomstenbelasting / Algemeen
Vennootschapsbelasting / Algemeen
- Brondocumenten
ECLI:NL:PHR:2004:AI0416, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 23‑01‑2004
ECLI:NL:HR:2004:AI0416, Uitspraak, Hoge Raad, 23‑01‑2004
- Wetingang
Art. 8, eerste lid, Wet VPB 1969 jo. art. 9 Wet IB 1964
Essentie
INKOMSTENBELASTING. VENNOOTSCHAPSBELASTING Waardering stamrechtverplichting. Verplichting waarderen tegen geldende marktrente voor langlopende leningen ten tijde van aangaan verplichting
Samenvatting
X BV heeft een stamrechtverplichting tegenover haar enig aandeelhouder D. Vanaf zijn 65ste jaar heeft D aanspraak op een direct ingaande periodieke uitkering voor een koopsom, gelijk aan het sinds 1 januari 1988 met 7% per jaar opgerente bedrag van f 130 043 (€ 59 011). X BV wil een stamrechtverplichting per 31 december 1996 waarderen tegen de dan geldende marktrente voor langlopende leningen.
De Hoge Raad preciseert BNB 2000/75 en BNB 2001/2 door te ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.