FED 2004/75
Waardering stemrechtverplichting (fictieve lijfrente)
HR 23-01-2004, ECLI:NL:HR:2004:AI0416, m.nt. P. van der Wal
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
23 januari 2004
- Magistraten
Kalmthout, van; Putt-Lauwers, van der; Vliet, van; Lourens; Bavick; Berge, van den
- Zaaknummer
38029
- Noot
P. van der Wal
- LJN
AI0416
- JCDI
JCDI:ADS234978:1
- Vakgebied(en)
Onbekend (V)
Inkomstenbelasting (V)
Inkomstenbelasting / Algemeen
Vennootschapsbelasting / Algemeen
- Brondocumenten
ECLI:NL:PHR:2004:AI0416, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 23‑01‑2004
ECLI:NL:HR:2004:AI0416, Uitspraak, Hoge Raad, 23‑01‑2004
- Wetingang
Essentie
Waardering stemrechtverplichting (fictieve lijfrente)
Samenvatting
Bij een zogenoemde 'gerichte lijfrente' is er geen sprake van een aangegane rentedragende schuld, doch heeft de rente slechts een functie voor het bepalen van de uiteindelijke omvang van de - langlopende - verplichting. In een zodanig geval geldt dat de verplichting, in overeenstemming met hetgeen is overwogen in HR 28 juni 2000, BNB 2000/275 en HR 25 juli 2000, BNB 2001/2, op de winstbepalende balans mag worden gewaardeerd tegen de geldende marktrente voor langlopende verplichtingen, met dien verstande dat bij een daling van de rentestand, zoals hier het geval ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.