BNB 2000/275
Pensioen- en lijfrenteverplichtingen moeten in het vervolg worden gewaardeerd tegen de geldende marktrente voor langlopende leningen. Oude, andersluidende jurisprudentie blijft gelden voor verplichtingen, aangegaan of overgenomen voor 1 september 2000
HR 28-06-2000, ECLI:NL:PHR:2000:AA6313, m.nt. Hoogendoorn
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
28 juni 2000
- Magistraten
Jansen, R.J.J.; Brunschot, van; Vliet, van; Amersfoort, van; Lourens
- Zaaknummer
34 169
- Conclusie
A-G mr. Van Kalmthout
- Noot
Hoogendoorn
- LJN
AA6313
- JCDI
JCDI:ADS888243:1
- Vakgebied(en)
Onbekend (V)
Belastingrecht algemeen / Algemeen
Inkomstenbelasting / Algemeen
Vennootschapsbelasting / Algemeen
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2000:AA6313, Uitspraak, Hoge Raad, 28‑06‑2000
ECLI:NL:PHR:2000:AA6313, Conclusie, Hoge Raad (Parket), 28‑06‑2000
- Wetingang
Art. 9 Wet IB 1964; art. 8, eerste lid, Wet Vpb. 1969; algemene rechtsbeginselen
Essentie
Pensioen- en lijfrenteverplichtingen moeten in het vervolg worden gewaardeerd tegen de geldende marktrente voor langlopende leningen. Oude, andersluidende jurisprudentie blijft gelden voor verplichtingen, aangegaan of overgenomen voor 1 september 2000
Samenvatting
Belanghebbende de stichting is een directiepensioenfonds. Op 1 januari 1992 is zij belastingplichtig geworden voor de vennootschapsbelasting. In haar fiscale vermogensopstelling per 1 januari 1992 zijn de pensioenverplichtingen opgenomen voor een volgens de koopsommenmethode berekend bedrag, waarbij een rekenrente is gehanteerd van 7,5% over de eerste 20 jaar van de looptijd van de pensioenen en 4% over de resterende duur. In de vermogensopstelling per 31 december 1992 ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.