Einde inhoudsopgave
Privaatrechtelijke gevolgen van een schending van het mededingingsrecht (O&R nr. 96) 2016/3.2.6
3.2.6 Rechtsgevolgen
I.P.M. Ligteringen, datum 01-01-2016
- Datum
01-01-2016
- Auteur
I.P.M. Ligteringen
- JCDI
JCDI:ADS579896:1
- Vakgebied(en)
Mededingingsrecht / Algemeen
Verbintenissenrecht / Algemeen
Voetnoten
Voetnoten
Hoewel de term ‘sanctie’ vaak als synoniem wordt gebruikt voor ‘straf’, gebruik ik het begrip in neutrale zin en wil ik daarmee niet zeggen dat artikel 3:40 BW een straffunctie heeft.
Zie onder andere Rechtbank Arnhem 22 juni 2005, Dexia, JOR 2005/211, Gerechtshof’s-Gravenhage 1 februari 2011, Commerz/Havenbedrijf Rotterdam, NJF 2011/162, Rechtbank ’s-Hertogenbosch 18 mei 2011, NJF 2011/350 en HR 28 mei 2010, Residex/Gemeente Rotterdam, NJ 2010/299. Zie over het laatste arrest ook Ligteringen 2011, conclusie A-G Kokott 26 mei 2011, Residex Capital IV, C-275/10, Jurispr. 2011, p. I-13043.
Dit zal zich met name voordoen bij ‘semi-dwingend recht’. Bijvoorbeeld in het consumentenrecht, waar meestal niet ten nadele van de consument mag worden afgeweken van de wet.
Parl. Gesch. Boek 3, p. 190 (T.M.).
HR 22 januari 1999, Uneto/De Vliert, NJ 2000/305 rov. 3.3.4.
Zo vinden met name Hijma en Nieuwenhuis dat het primaat om correcties op de nietigheid aan te brengen bij de rechter moet liggen en ze geven hem de mogelijkheid andere sancties op te leggen dan de in artikel 3:40 lid 2 BW genoemde. Nieuwenhuis 1985, p. 216, Hijma 1988, p. 74. Onder andere Brunner en Hartkamp leggen het primaat bij de wetgever en gaan uit van de hoofdregel in lid 2. Brunner 1989, p. 778, Asser/Hartkamp & Sieburgh 6-III 2014/324-325.
77. Rechtshandelingen in strijd met de goede zeden of de openbare orde zijn nietig op grond van artikel 3:40 lid 1 BW. Als een rechtshandeling in strijd met de wet is verricht, zijn diverse sancties mogelijk op basis van artikel 3:40 lid 2 en 3 BW.1 Lid 2 van artikel 3:40 BW valt feitelijk uiteen in drie regels. De hoofdregel luidt dat de rechtshandeling nietig is.2 Daarmee is een overeenkomst die is gesloten in strijd met de wet in beginsel nietig. Lid 2 bevat daarop een uitzondering die bepaalt dat wanneer de regel uitsluitend strekt ter bescherming van één der partijen, dit slechts tot vernietigbaarheid leidt. Zo kan het geval zich voordoen dat de geschonden regel spreekt over nietigheid, terwijl de regel sterk in het belang van één der partijen is geschreven. In zo’n geval kan de rechter de overeenkomst alleen vernietigen indien de beschermde partij dit verzoekt.3 Als één regel zowel een der partijen bij de overeenkomst beschermt als een derde dan hangt de status van de rechtshandeling af van welk belang zwaarder weegt: het partijbelang of het belang van de derde. Deze belangenafweging dient per casus plaats te vinden. Indien het belang van de derde zwaarder weegt, is de rechtshandeling nietig. De laatste regel in artikel 3:40 lid 2 BW bevat het voorbehoud dat uit de strekking van de wetsbepaling kan voortvloeien dat op deze regels uitzonderingen worden gemaakt (lid 2, slot). Dit voorbehoud geldt zowel voor de hoofdregel als voor de uitzondering.4 Naast deze drie regels in lid 2, bepaalt artikel 3:40 lid 3 BW dat lid 2 niet van toepassing is op wetsbepalingen die niet de strekking hebben de geldigheid van de daarmee strijdige rechtshandelingen aan te tasten. Rechtshandelingen die zijn aangegaan in strijd met regelgeving die geen nietigheid eist, vallen onder lid 3. Deze rechtshandelingen zijn geldig en in beginsel ook niet in strijd met de goede zeden.5 Denk aan het hierboven genoemde voorbeeld van het mes dat wordt gekocht op nieuwjaarsdag. Over de toepassing van artikel 3:40 lid 3 BW bestaat discussie.6