Einde inhoudsopgave
Privaatrechtelijke gevolgen van een schending van het mededingingsrecht (O&R nr. 96) 2016/6.3.2.4
6.3.2.4 Normzweckvorbehalt
I.P.M. Ligteringen, datum 01-01-2016
- Datum
01-01-2016
- Auteur
I.P.M. Ligteringen
- JCDI
JCDI:ADS579907:1
- Vakgebied(en)
Mededingingsrecht / Algemeen
Verbintenissenrecht / Algemeen
Voetnoten
Voetnoten
Staudinger/Sack/Seibl 2011, § 134 RdNr. 64.
De gevolgen voor de rechtshandeling zouden primair moeten worden bepaald door uitleg van het geschonden wettelijk verbod.
Staudinger/Sack/Seibl 2011, § 134 RdNr. 58.
“Die Frage, ob der in einem Rechtsgeschäft liegende Verstoß gegen ein gesetzliches Verbot nach § 134 BGB zur Nichtigkeit des Rechtsgeschäfts führt, ist, wenn eine ausdrückliche Regelung fehlt, nach Sinn und Zweck der jeweiligen Verbotsvorschrift zu beantworten. Entscheidend ist, ob das Gesetz sich nicht nur gegen den Abschluss des Rechtsgeschäfts wendet, sondern auch gegen seinen wirtschaftlichen Erfolg. Der Umstand, dass eine Handlung unter Strafe gestellt oder als Ordnungswidrigkeit mit einer Geldbuße bedroht ist, bewirkt dabei nicht unabweislich die Nichtigkeit des bürgerlich-rechtlichen”. BGHZ 118, 142, 144, BGH 22 september 1983, NJW 1984, p. 230, rov. 1a, BGH 6 februari 1992 NJW 1992, p. 1159-1160, rov. 1b, BGH 5 mei 1992, NJW 1992, p. 2557-2558, rov. I en II2b, BGH 17 juni 2004, Recht und Schaden 2004, 383, rov. 1. Staudinger/Sack/Seibl 2011, § 134 RdNr. 58, MünchKomm/Armbrüster 2015, § 134 RdNr. 103.
Leistungserfolg is dus de uitkomst die de schuldenaar moet bewerkstelligen zodat zijn prestatie beantwoordt aan de overeenkomst. In het Duitse recht moet een strikt onderscheid worden gemaakt tussen het Leistungserfolg en de Leistungshandlung. Een voorbeeld: bij de overdracht van een onroerende zaak is het overgaan van de eigendom het Leistungserfolg en het opmaken en inschrijven van de notariële akte de Leistungshandlung.
Staudinger/Sack/Seibl 2011, § 134 RdNrs. 67-70. Denk aan een overeenkomst in strijd met de winkeltijdenwet. Zie subparagraaf 3.2.3.
Staudinger/Sack/Seibl 2011, § 134 RdNrs. 71-75.
Staudinger/Sack/Seibl 2011, § 134 RdNrs. 76-77, MünchKomm/Armbrüster 2015, § 134 RdNr. 104. Zolang de kartelovereenkomst nog goedgekeurd kan worden is er volgens de twee genoemde commentaren namelijk sprake van een schwebende Unwirksamkeit. Dit is iets anders dan een nietigheid.
295. Overtreding van een wettelijk verbod in de zin van § 134 BGB brengt niet automatisch de nietigheid van een rechtshandeling mee. Eerst moet worden onderzocht of uit het verbod zelf niet een ander privaatrechtelijk rechtsgevolg voortvloeit (“wenn sich nicht aus dem Gesetz ein anderes ergibt”). Dit wordt ook wel het Normzweckvorbehalt genoemd. Dit voorbehoud heeft een dubbele functie: aan de ene kant sluit het nietigheid uit als de aard en het doel van het wettelijk verbod hieraan in de weg staan, aan de andere kant machtigt het de rechter om in een concreet geval een andere sanctie dan nietigheid op te leggen.1 Over de aard van § 134 BGB bestaat discussie. Volgens de literatuur is § 134 BGB een regel van uitleg (Auslegungsregel) ten gunste van nietigheid.2 Dit heeft tot gevolg dat zolang een wettelijk verbod zelf geen privaatrechtelijke rechtsgevolgen bevat en niet in de weg staat (entgegensteht) aan nietigheid, de nietigheid van de rechtshandeling gegeven is.3 Het BGH hanteert de daarvan afwijkende theorie dat nietigheid slechts optreedt als dit passend is bij (entsprechend) en gevorderdwordt door de aard en het doel van het geschonden wettelijk verbod.4
296. Dit Normzweckvorbehalt leidt tot moeilijkheden bij het toepassen van § 134 BGB. De literatuur probeert Fallgruppen te onderscheiden bij de uitleg van het Normzweckvorbehalt. Zo wordt het principe gehanteerd dat een rechtshandeling in beginsel nietig is als het verbod zich richt tegen de inhoud van de rechtshandeling met als doel derden of het algemeen belang te beschermen. Ook als het verbod zich richt tegen het Leistungserfolg (dit is de prestatie waartoe de schuldenaar op grond van het contract is gehouden),5 is de rechtshandeling in beginsel nietig. Het tegenovergestelde geldt als de rechtshandeling door de manier waarop zij tot stand gekomen is in strijd is met een wettelijk verbod.6 In de regel leidt een verbod dat zich richt tot beide contractspartijen (beiderseitig Verbotsgesetz) tot een nietige overeenkomst, terwijl een overeenkomst meestal geldig is als zij in strijd is met een verbod dat slechts aan één van de contractspartijen is gericht (einseitig Verbotsgesetz). Dit zijn echter algemene principes waarop in de praktijk veel uitzonderingen worden gemaakt waardoor geen duidelijke regels bestaan.7 In beginsel verklaart de rechter een rechtshandeling niet nietig als ze in strijd is met een wettelijk verbod dat dient ter ordening (Ordnungsvorschriften).8 Sack vindt dit onjuist en is van mening dat de ordeningsfunctie niet alleen het algemene belang dient, maar ook particulieren kan raken. Dit geldt volgens hem te meer als de wet zich niet alleen tegen het Kausalgeschäft, maar ook tegen de vervulling (Erfüllung) verzet.