Einde inhoudsopgave
Het legaliteitsbeginsel en de doorwerking van Europees recht (Meijers-reeks) 2016/6.4.2
6.4.2 De rol van verschillende taalversies bij de interpretatie van Europees recht
J.G.H. Altena, datum 01-09-2015
- Datum
01-09-2015
- Auteur
J.G.H. Altena
- Vakgebied(en)
Internationaal strafrecht / Europees strafrecht en strafprocesrecht
Materieel strafrecht / Algemeen
Voetnoten
Voetnoten
Kristen 2004, p. 14, vn. 39.
Zie bijvoorbeeld de recent verschenen bundel S. Šarčević, Language and culture in EU law: multidisciplinary perspectives, Farnham: Ashgate 2015.
Paunio 2013, p. 5.
Derlén 2015.
HvJ EG 6 oktober 1982, 283/81, ECLI:EU:C:1982:335 (CILFIT), r.o. 18.
Het Iers was nog geen Working language, maar slechts een Treaty language, hetgeen betekent dat primaire wetgeving wel, maar secundaire wetgeving niet in het Iers werd vertaald. Sinds 2007 is het Iers een officiële taal van de EU.
Paunio 2013, p. 27.
Zie voor een uitgebreide bespreking van de rechtspraak van het Hof van Justitie op dit punt, waaronder de hier besproken arresten, Derlén 2009 p. 32-36.
HvJ EG 27 maart 1990, 372/88, ECLI:EU:C:1990:140 (Cricket St. Thomas), r.o. 19.
HvJ EG 27 februari 1986, 238/84, ECLI:EU:C:1986:88 (Röser); HvJ EG 27 maart 1990, 372/88, ECLI:EU:C:1990:140 (Cricket St. Thomas), r.o. 19; HvJ EG 24 oktober 1996, C-72/95, ECLI:EU:C:1996:404 (Kraaijeveld), r.o. 28-30. Zie ook Rasmussen 1992, p. 167-171 voor een bespreking van voornamelijk wat oudere jurisprudentie.
De GN-code of ‘gecombineerde nomenclatuur’ bevat een systematische indeling van goederen ten behoeve van toepassing in het douanerecht.
Dit was het geval in HvJ EG 17 oktober 1996, C-64/95, ECLI:EU:C:1996:388 (Lubella).
HvJ EG 17 oktober 1996, C-64/95, ECLI:EU:C:1996:388 (Lubella), r.o. 18.
HvJ EG 17 oktober 1996, C-64/95, ECLI:EU:C:1996:388 (Lubella), r.o. 20.
Derlén 2009, p. 34-36.
HvJ EG 2 april 1998, C-296/95, ECLI:EU:C:1998:152 (EMU Tabac), r.o. 36. Dit verschil is opgemerkt door Derlén. De procestaal in de zaak EMU Tabac was Engels. In de Engelse versie van het arrest wordt vermeld dat andere taalversies moeten worden geraadpleegd, zonder te clausuleren dat dit slechts moet indien er twijfel bestaat over de juiste uitleg. Alle door mij geraadpleegde vertalingen (es, da, de, fr, nl, sv) wijken daarvan af en stellen alleen dat ‘in geval van twijfel’ andere taalversies moeten worden geraadpleegd. Derlén merkt in dit verband tevens op dat indien in latere zaken naar dit arrest wordt verwezen, wél steeds ‘in geval van twijfel’ wordt opgenomen in de tekst. Zie Derlén 2009, p. 36, met verwijzingen.
HvJ EG 3 maart 1977, 80/76, ECLI:EU:C:1977:39 (Kerry Milk), r.o. 11.
Kon Kristen zich er in 2004 nog over verwonderen hoe weinig er is geschreven over de gevolgen van de meertaligheid van de Europese Unie,1 de laatste tien jaar staat dit onderwerp in toenemende mate in de belangstelling.2 Alle Europese regelgeving verschijnt in 24 talen, die alle authentiek en van gelijke waarde zijn. Iedere versie moet dus worden beschouwd als een zelfstandig wetgevingsinstrument, en niet als een vertaling of anderszins een afgeleide van een andere, ‘originele’ taalversie.3 Tussen de 24 authentieke versies van ieder instrument bestaan onherroepelijk verschillen, die onzekerheid kunnen veroorzaken over het geldende recht. Die versies kunnen elk op zich duidelijk zijn, maar zij worden soms onduidelijk door het bestaan van tegenstrijdige versies. Andersom kan een onduidelijkheid in de ene versie ook worden opgelost door andere versies te raadplegen.4 Het Hof van Justitie heeft in de jurisprudentie bepaald dat de interpretatie van Gemeenschapsrecht een vergelijking van verschillende taalversies vereist.5 In de praktijk is dat uiteraard onmogelijk – ook in 1982, toen de Europese Unie al bestond uit tien lidstaten met acht officiële talen.6 Het gebeurt dan ook lang niet altijd, en als het gebeurt is dat meestal op instigatie van (een van) de partijen.7
Van de burger, maar ook van de nationale rechter, kan kennis van alle andere talen uiteraard überhaupt niet worden gevergd, en dus is de vraag hoe het Hof van Justitie omgaat met verschillen tussen de taalversies.8 Wanneer een regeling onduidelijk is, moet hij worden uitgelegd in het licht van de tekst in andere talen, aldus het Hof.9 Als er verschillen blijken te bestaan, kan niet één taalversie als doorslaggevend worden beschouwd maar moet worden gekeken naar ‘de algemene opzet en doelstelling’ van de regeling.10 Zo stond in de oorspronkelijke Duitse versie van verordening 1932/92/EEG het begrip ‘Süßkirschen’ – in de titel, de considerans en in artikel 1 lid 1. Dit begrip is op zichzelf niet onduidelijk. Het feit dat alle andere taalversies van ‘zure kersen’ of een vertaling daarvan spreken en bovendien de GN-code voor zure kersen is vermeld,11 doet echter vermoeden dat hier sprake is van een verschrijving, en roept vragen op over de betekenis van het begrip ‘Süßkirschen’.12 Nadat een rechtspersoon zure kersen had ingevoerd waarover Duitsland de betaling van een heffing vorderde op grond van de verordening, werd een gerectificeerde versie van de verordening in het Publicatieblad geplaatst. In het administratief recht is terugwerkende kracht niet uitgesloten, dus de vraag voor het Hof was of de verordening rechtsgevolgen kon sorteren met betrekking tot de reeds begane gedragingen. Het Hof stelt eerst vast dat de onduidelijkheid van de verordening niet tot problemen hoefde te leiden, omdat gemakkelijk was vast te stellen dat de verordening zag op zure kersen. Kortom: voor het Hof is het duidelijk dat ‘zoete kersen’ ‘zure kersen’ betekent.13 Aangezien ook de niet-gerectificeerde verordening al betrekking had op zure kersen, in weerwil van de tekst ervan, is er geen sprake van terugwerkende kracht.14 In dit geval kon dus een wetssystematische onduidelijkheid in de Duitse versie van de richtlijn worden opgelost door te kijken naar de richtlijn in andere talen.
Het is evenwel onzeker of het Hof vereist dat altijd meerdere taalversies met elkaar worden vergeleken, of dat dit alleen hoeft indien de nationale taalversie op zichzelf genomen onduidelijk is.15 In het eerste geval zou de justitiabele altijd een interpretatie kunnen worden tegengeworpen die in strijd is met de duidelijke tekst van de nationale taalversie, terwijl in het tweede geval een dergelijke uitleg niet toelaatbaar zou zijn omdat op de nationale taalversie kan worden vertrouwd. Het Hof geeft verschillende antwoorden op deze vraag, en zelfs in één zaak een verschillend antwoord, al naar gelang de authentieke versie of een vertaling van het arrest wordt geraadpleegd (!).16 Dit betekent dat geen volledige zekerheid bestaat dat kan worden vertrouwd op één enkele taalversie wanneer deze op zichzelf duidelijk is. Vooralsnog blijft ook de vraag onbeantwoord in hoeverre een ruime uitleg, gebaseerd op een vergelijking van verschillende taalversies, aan de verdachte kan worden tegengeworpen. Wel gaf het Hof in 1977 al aan dat bij de uitleg van Europees recht waarbij grote verschillen bestaan tussen de taalversies, moet worden voorkomen dat het rechtszekerheidsbeginsel wordt geschonden door een uitleg die strijdt met de ‘eigenlijke en gebruikelijke betekenis’ van de daarin voorkomende termen.17 Ook hier geldt dus dat het rechtszekerheidsbeginsel de grenzen van het toelaatbare bepaalt.