Einde inhoudsopgave
Privaatrechtelijke gevolgen van een schending van het mededingingsrecht (O&R nr. 96) 2016/6.3.2.5
6.3.2.5 Rechtsgevolgen
I.P.M. Ligteringen, datum 01-01-2016
- Datum
01-01-2016
- Auteur
I.P.M. Ligteringen
- JCDI
JCDI:ADS577504:1
- Vakgebied(en)
Mededingingsrecht / Algemeen
Verbintenissenrecht / Algemeen
Voetnoten
Voetnoten
Staudinger/Sack/Seibl 2011, § 134 RdNr. 65, MünchKomm/Armbrüster 2015, § 134 RdNrs. 111-112. Voor een uitgebreidere bespreking van ambtshalve toepassing van Duits recht en de nuanceringen daarvan zie Ancery 2012, nr. 121-122, Hartkamp 2013b, p. 146-147, Hartkamp 2014b.
Staudinger/Sack/Seibl 2011, § 134 RdNr. 88.
Dit in tegenstelling tot kwalitatieve overmaat. Het Nederlandse recht kent wel de partiële nietigheid van bedingen maar geen geltungserhaltende Reduktion. Ik heb, met uitzondering van de geltungserhaltende Reduktion, weinig informatie kunnen vinden betreffende de mogelijkheid van de splitsbaarheid van één beding in het Duitse recht. Met betrekking tot algemene voorwaarden geldt dat een beding (in het Duitse recht) als splitsbaar wordt gezien als meerdere onderwerpen in één beding worden geregeld en ze afzonderlijk begrijpelijk zijn (dit noemt men geltungserhaltender Klauselabgrenzung), zie Kötz 1979, p. 788, Schmidt in Ulmer/Brandner/Hensen 6, RdNr. 12.
Zie bijvoorbeeld BGH11 oktober 2007, NJW 2008, 55 m.nt. Scholtissek (overeenkomst met architect). In de literatuur en jurisprudentie bestaat overeenstemming over de hoogte van het loon van de architect waarnaar gereduceerd mag worden: dit is het hoogst toegelaten loon. Anders dan ten aanzien van het loon van de architect bestaat in de literatuur en jurisprudentie geen overeenstemming ten aanzien van huur. Een geltungserhaltende Reduktion wordt soms toegepast bij huurovereenkomsten die wegens een te hoge huur in strijd zijn met § 5 WiStG. § 5 WiStG bepaalt dat als een huurprijs de ter plaatse gebruikelijke huur (ortsübliche Mietzins) met meer dan 20 procent overschrijdt, deze overeenkomst in strijd is met de voorschriften. Als de overeenkomst daardoor nietig zou zijn, valt de huurbescherming voor de huurder weg. Er bestaat geen overeenstemming over het lot van de hoogte van de huur: kan de verhuurder de hoogst toelaatbare huur eisen, de ter plaatse gebruikelijke huur of helemaal geen huur? In de jurisprudentie wordt nu eens de ene, dan eens de andere oplossing gekozen. Staudinger/Sack/Seibl 2011, § 134 RdNrs. 92-95, MünchKomm/ Armbrüster 2015, § 134 RdNr. 106. Zie over de geltungserhaltende Reduktion (kort) bijvoorbeeld: Ulmer 1981, p. 2025, § II.2b, Köhler 2010b, p. 655, § VI.2.
In het arbeidsrecht wordt soms aangenomen dat de nietigheid slechts voor de toekomst werkt. De gedachte hierachter is dat de beschermde partij (de werknemer) slechter af is bij een ex tunc werkende nietigheid, dan bij een ex nunc werkende ongeldigheid, zie Staudinger/Sack/Seibl 2011, § 134 RdNr. 100, MünchKomm/Armbrüster 2015, § 134 RdNr. 104.
MünchKomm/Armbrüster 2015, § 134 RdNr. 104.
Zie Deinert 2002, RdNr. 6, Pütz 2004, p. 2199, Strievi 2006, p. 106, Fiebelkorn & Petzold 2009, p. 323. Het BGH heeft in twee uitspraken (BGH 4 april 2003, EuZW 2003, p. 444 m.nt. Pechstein en BGH 20 januari 2004, EuZW 2004, p. 252, NJW 2004, 2199 m.nt. Pütz) geoordeeld dat een overeenkomst in strijd met 108 lid 3, derde zin VWEU nietig is en niet schwebend Unwirksam. Dit heeft echter niet tot overeenstemming in de literatuur geleid. Staudinger/Sack/Seibl 2011, § 134 RdNr. 103, is van mening dat schending van 108 lid 3 VWEU niet leidt tot schwebende Unwirksamkeit, maar tot nietigheid. MünchKomm/Armbrüster 2015, § 134 RdNr. 104 komt, na de vaststelling dat discussie bestaat over de geldigheid van een rechtshandeling die in strijd is met 108 lid 3 VWEU, tot de conclusie dat een rechtshandeling die in strijd is met het standstill-beginsel van 108 lid 3 VWEU nietig is.
Staudinger/Sack/Seibl 2011, § 134 RdNr. 112, MünchKomm/Armbrüster 2015, § 134 RdNr. 108.
Haedicke 2001, p. 969, H. Rüßmann, Bürgerliches Vermögensrecht, 2006, p. 73 (pdf beschikbaar via http://ruessmann.jura.uni-sb.de/bvr2003/download/BuchBVR-2003.pdf, (voor het laatst geraadpleegd op 12 juni 2014), Bayerle 2009, p. 1079, Staudinger/Olzen 2009, § 241, RdNr. 26-37.
Dat wil zeggen de (meestal verbintenisscheppende) rechtsverhouding die aan de overdracht ten grondslag ligt.
Zie daarover Stadler 1996, p. 46 e.v.
Bayerle 2009, p. 1081. Soms wordt Erfüllungsgeschäft als synoniem gebruikt voor Verfügungsgeschäft. Erfüllungsgeschäft wordt door een aantal auteurs gebruikt in het geval van een ‘Erfüllung’ van een prestatie in de zin van § 362 BGB. Erfüllungsgeschäfte zijn meer in het algemeen te kwalificeren als beschikkingshandelingen.
Staudinger/Sack/Seibl 2011, § 134 RdNrs. 116-119, MünchKomm/Armbrüster 2015, § 134 RdNr. 10.
Staudinger/Sack/Seibl 2011, § 134 RdNrs. 141, 142, MünchKomm/Armbrüster 2015, § 134 RdNr. 113.
297. In beginsel is de werking van de nietigheid, met nuanceringen, dezelfde als in Nederland: de gehele overeenkomst is nietig, de nietigheid werkt ex tunc en jegens iedereen. Bovendien moet de rechter ambtshalve onderzoeken (von Amtswegen berücksichtigen/ beachten) of § 134 BGB van toepassing is.1 Uit de aard en het doel van de norm (Sinn und Zweck) kan blijken dat een verbod een ander rechtsgevolg heeft dan een ex tunc nietigheid (Gesamtnichtigkeit).
298. De eerste mogelijkheid is dat slechts een deel van de overeenkomst nietig is. Net als in Nederland is partiële nietigheid (Nichtigkeit einzelner Klauseln) mogelijk.2
Een tweede mogelijkheid biedt een rechtsfiguur die daarop lijkt: de geltungserhaltende Reduktion. Daarbij wordt de inhoud van de rechtshandeling gereduceerd van een ongeldige inhoud naar een inhoud die nog wel is toegestaan. De geltungserhaltende Reduktion is een mogelijkheid als sprake is van kwantitatieve overmaat (Übermaß).3 Het kan dan bijvoorbeeld gaan om overeenkomsten die in strijd zijn met een wettelijk prijsvoorschrift maar ook overmatig lang durende overeenkomsten kunnen onder omstandigheden worden gereduceerd. Een geltungserhaltende Reduktion grijpt in één beding in.4
Een derde vorm van nietigheid die de jurisprudentie uit het doel van een norm heeft gedestilleerd, is een nietigheid met een ex nunc werking. In het arbeidsrecht past het BGH haar vaak toe.5
Daarnaast wordt in sommige gevallen de mogelijkheid van een zwevende ongeldigheid (schwebende Unwirksamkeit) aangenomen. Dit wordt in de praktijk vooral gebruikt bij rechtshandelingen die een goedkeuring of vergunning (Genehmigung) nodig hebben. Tot het moment dat de vergunning is verleend, is de rechtshandeling zwevend ongeldig. Partijen zijn echter aan de overeenkomst gebonden als ze zich niet eenzijdig kunnen onttrekken aan de rechtshandeling.6 Een interessant geval is een overeenkomst die in strijd is met de standstill-verplichting van artikel 108 lid 3, derde zin, VWEU. Dit artikel is een verbod in de zin van § 134 BGB.7 In Duitsland bestaat discussie over de vraag of in zo’n geval slechts sprake is van een zwevende ongeldigheid of van een volledige nietigheid. Het standpunt dat momenteel de overhand lijkt te krijgen is het standpunt dat de rechtshandeling nietig is.8 Zie subparagraaf 3.4.5.3 voor een meer diepgaande bespreking van het lot van een rechtshandeling die inbreuk maakt op het standstill-beginsel.
De laatste mogelijkheid die ik hier bespreek, is de mogelijkheid van een eenzijdige nietigheid (halbseitige Teilnichtigkeit), welk begrip Canaris voor het eerst heeft gebruikt.9 De overeenkomst is in dit geval geldig, alleen de rechtsgevolgen van de overeenkomst worden beperkt. Zo’n halbseitige Teilnichtigkeit is een mogelijkheid als een rechtshandeling in strijd is met een verbod dat dient ter bescherming van één der contractspartijen en dit verbod slechts eenzijdig overtreden is. De beschermde partij behoudt dan zijn contractuele rechten, maar kan zelf slechts op grond van ongerechtvaardigde verrijking worden aangesproken.10 Een bekend voorbeeld hiervan is een uitspraak van het BGH inzake het Gesetz zur Bekämpfung der Schwarzarbeit.11 Een opdrachtgever wilde een gezinswoning laten bouwen. De woning vertoonde gebreken. De opdrachtnemer handelde in strijd met een wettelijk verbod omdat hij niet ingeschreven was in het ambachtsregister (Handwerksrolle). De opdrachtgever kon de opdrachtnemer daarom aanspreken tot vergoeding van de schade. Bovendien hoefde de opdrachtgever slechts de waarde van de prestatie te vergoeden om te voorkomen dat de opdrachtnemer ongerechtvaardigd verrijkt werd.
299. In Duitsland geldt een abstract stelsel van eigendomsoverdracht. Dit houdt in dat voor een geldige overdracht naast de vereiste leveringshandeling en beschikkingsbevoegdheid, geen geldige rechtsgrond (titel) wordt vereist.12 Bij dit abstracte stelsel van eigendomsoverdracht spelen de Duitse begrippen Verpflichtungsgeschäft, Verfügungsgeschäft en Abstraktionsprinzip een grote rol. Het Verpflichtungsgeschäft is, bij de overdracht van een zaak, te vergelijken met de titel voor overdracht in Nederland.13 Het Verfügungsgeschäft is een soort goederenrechtelijke overeenkomst tot overdracht van een goed (vergelijkbaar met de levering in Nederland). Het Abstraktionsprinzip, dat in de 19e eeuw werd ontwikkeld door Von Savigny, houdt in dat het Verpflichtungsgeschäft en het Verfügungsgeschäft onafhankelijk van elkaar zijn.14 Uit dit Abstraktionsprinzip volgt dat in beginsel ondanks nietigheid van het Verpflichtungsgeschäft, het Verfügungsgeschäft geldig is.15 Dankzij het abstracte overdrachtsstelsel leidt een ongeldig Verpflichtungsgeschäft niet tot het terugvallen van de eigendom aan (het vermogen van) de oorspronkelijke vervreemder.16 In de praktijk zal een wettelijk verbod zich echter meestal niet alleen tot het Verpflichtungsgeschäft richten, maar ook tot het Verfügungsgeschäft. In dat geval is het Verfügungsgeschäft ook nietig. Indien het Verfügungsgeschäft (Erfüllungsgeschäft) nietig is, valt de eigendom automatisch terug aan de vervreemder.17
300. De eventuele nietigheid van een overeenkomst leidt tot verrijkingsrechtelijke gevolgen (bereicherungsrechtliche Konsequenzen). In beginsel kunnen prestaties die zijn verricht op grond van een nietige overeenkomst worden teruggevorderd met behulp van § 812 BGB.18 Dit is anders als ook degene die heeft gepresteerd in strijd met een wettelijk verbod heeft gehandeld. In dat geval staat § 817 lid 2 BGB in beginsel in de weg aan terugvordering.19