Waarschijnlijkheid van fiscale rechtsgevolgen
Einde inhoudsopgave
Waarschijnlijkheid van fiscale rechtsgevolgen (FM nr. 145) 2016/4.6.7:4.6.7 Rechtsvinding en waarheidsvinding
Waarschijnlijkheid van fiscale rechtsgevolgen (FM nr. 145) 2016/4.6.7
4.6.7 Rechtsvinding en waarheidsvinding
Documentgegevens:
C. Bruijsten, datum 04-05-2016
- Datum
04-05-2016
- Auteur
C. Bruijsten
- JCDI
JCDI:ADS618065:1
- Vakgebied(en)
Belastingrecht algemeen / Algemeen
Toon alle voetnoten
Voetnoten
Voetnoten
Zie wat dat betreft Giard, die waarheidsvinding omschrijft als het onderzoek naar de feiten en omstandigheden van het geval (R. Giard, Waarheidsvinding, Hoe de juridische werkelijkheid het methodologische ideaal kan benaderen, Trema maart 2013, p. 89-96 (par. 5)).
Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
Rechtsvinding is niet hetzelfde als waarheidsvinding. Bij fiscale rechtsvinding gaat het om het vinden van het rechtsgevolg of de mogelijke rechtsgevolgen in een specifieke geval. Als we aan zouden nemen dat een rechtsgevolg ‘waar’ moet zijn, dan gaan we ervan uit dat we ondubbelzinnig vast kunnen stellen dat de voorafgaande feiten en rechtsnormen waar zijn, en dat er een formeel-logische verhouding tussen de feiten en rechtsnormen bestaat waaruit de waarheid van het rechtsgevolg volgt.
In de praktijk zijn de feiten en rechtsgevolgen lang niet altijd waar, in die zin dat er discussie kan bestaan over de uitleg van de feiten en rechtsnormen. Het bestaan van een wettelijke bepaling kunnen we niet ontkennen. Maar over de betekenis van de wettekst kunnen we van gedachte verschillen. Ook kennen we in het recht geen sluitend logisch systeem dat ons dwingt om de waarheid van een rechtsgevolg aan te nemen als de voorliggende feiten en rechtsnormen waar zouden zijn. Er bestaat namelijk altijd de mogelijkheid van de uitzondering. Rechtsvinding is dus wat anders dan waarheidsvinding.
We kunnen zeggen dat een bepaald rechtsgevolg ω waar is, maar alleen in eenvoudige gevallen als de feiten en rechtsnormen ook elk waar zijn, en er geen onzekerheid bestaat omtrent de gebruikte afleidingsregels. We kunnen overigens wel aangeven of een rechtsgevolg ω logisch juist is afgeleid (ongeacht de waarheid van de voorafgaande premissen). In moeilijke gevallen kunnen we niet met zekerheid zeggen dat een bepaald rechtsgevolg ω waar is. Wel kunnen we de mate van waarschijnlijkheid aangeven met Ρ(ω). Ook kunnen we de waarschijnlijkheid van de mogelijke uitkomsten met elkaar vergelijken en bijvoorbeeld stellen dat rechtsgevolg ω1 waarschijnlijker is dan rechtsgevolg ω2, ofwel: Ρ(ω1) > Ρ(ω2).
Waarheidsvinding kan overigens wel degelijk een rol spelen bij fiscale rechtsvinding, namelijk bij het achterhalen van de juiste feiten.1