Het legaliteitsbeginsel en de doorwerking van Europees recht in het Nederlandse materiële strafrecht
Einde inhoudsopgave
Het legaliteitsbeginsel en de doorwerking van Europees recht (Meijers-reeks) 2016/1.4:1.4 Opbouw van het boek
Het legaliteitsbeginsel en de doorwerking van Europees recht (Meijers-reeks) 2016/1.4
1.4 Opbouw van het boek
Documentgegevens:
Datum 01-09-2015
- Datum
01-09-2015
- Vakgebied(en)
Internationaal strafrecht / Europees strafrecht en strafprocesrecht
Materieel strafrecht / Algemeen
Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
Het boek bestaat inclusief de inleiding en de conclusie uit negen hoofdstukken. De eerste drie hoofdstukken hebben tot doel de problematiek verder uit te werken en een kader te vormen voor de rest van het onderzoek. Vanaf het vierde hoofdstuk neemt de inhoudelijke beantwoording van de deelvragen een aanvang. De deelnormen vormen het leidende principe voor de structuur van het boek. Per hoofdstuk staat één van de deelnormen centraal. Deze hoofdstukken kunnen daarom ook los van elkaar worden gelezen.
In het hiernavolgende hoofdstuk 2 wordt op basis van een schets van de historische ontwikkeling van het legaliteitsbeginsel een analytisch en normatief kader geformuleerd. Ook wordt kort weergegeven hoe het klassieke legaliteitsbeginsel onder druk staat in het huidige strafrecht. In het derde hoofdstuk wordt nader ingezoomd op de context van het Europees strafrecht. Wat die context ten eerste zo bijzonder maakt is de onzekere verhouding tussen de Europese en nationale rechtsordes. Deze verhouding wordt begrepen als een situatie van constitutioneel pluralisme. Ten tweede worden kort de plaats van het strafrecht in het Europees recht en de wijze waarop Europees recht doorwerkt in de nationale rechtsordes beschreven. Het hoofdstuk gaat ook in op de grondrechtenbescherming in het Europees recht, als context voor de rol van het legaliteitsbeginsel daarbinnen. Daarmee zijn de twee belangrijkste elementen van het onderzoek: het legaliteitsbeginsel en (de doorwerking van) het Europees strafrecht geïntroduceerd, zodat zij in de hoofdstukken 4 tot en met 8 met elkaar kunnen worden geconfronteerd.
In hoofdstuk 4 tot en met 8 worden de onderzoeksvragen ten aanzien van de verschillende deelbeginselen beantwoord. Achtereenvolgens behandelt het boek de bronnen van strafrechtelijke aansprakelijkheid (hoofdstuk 4), het bepaaldheidsgebod (hoofdstuk 5), de rechterlijke interpretatie- en toepassingsvrijheid (hoofdstuk 6), het verbod van terugwerkende kracht (hoofdstuk 7) en het mildheidsgebod (hoofdstuk 8). Voor de structuur van deze hoofdstukken zijn de onderzoeksvragen (hieronder tussen haakjes aangeduid) leidend, waardoor de hoofdstukken vergelijkbaar zijn in opzet. De bespreking van ieder deelbeginsel vangt aan met een verkenning van het beginsel. Vervolgens wordt onderzocht of de Europese actoren de deelnorm van toepassing achten op hun eigen handelen (deelvraag 1a). Vervolgens wordt gekeken welke eisen voortvloeien voor nationale actoren uit die deelnorm, en hoe die eisen zich verhouden tot de doorwerking van Europees recht (deelvraag 1b). Daarna verschuift steeds de focus naar het Nederlandse recht. Ten aanzien van de Nederlandse actoren wordt onderzocht hoe zij omgaan met de eisen die voortvloeien uit het Europees recht, en voor welke bijzondere uitdagingen zij komen te staan gezien het Nederlandse legaliteitsbeginsel (1c). In de slotparagraaf aan het eind van ieder hoofdstuk zal ook kort worden gereflecteerd op rechtszekerheid en machtsverdeling, voor zover dat reeds mogelijk is in het kader van de enkele deelnorm. Daarmee wordt de basis gelegd voor de beantwoording van de tweede onderzoeksvraag, die met name in hoofdstuk 9 plaats vindt.
In het negende hoofdstuk worden de onderzoeksvragen voor de deelnormen gezamenlijk beantwoord.