Einde inhoudsopgave
Privaatrechtelijke gevolgen van een schending van het mededingingsrecht (O&R nr. 96) 2016/2.2.1.2
2.2.1.2 Onderneming
I.P.M. Ligteringen, datum 01-01-2016
- Datum
01-01-2016
- Auteur
I.P.M. Ligteringen
- JCDI
JCDI:ADS575166:1
- Vakgebied(en)
Mededingingsrecht / Algemeen
Verbintenissenrecht / Algemeen
Voetnoten
Voetnoten
Zie HvJ EG 23 april 1991, Höfner, C-41/90, Jurispr. 1991, p. I-01979, punt 21; HvJ EG 28 juni 2005, Groep Henss Isoplus e.a./Commissie, Gevoegde zaken C-189/02 P, C-202/02 P, C-205/02 P tot C-208/02 P en C-213/02 P, Jurispr. 2005, p. I-5425, punt 112, 113. Voor meer informatie zie Van Gerven e.a. 1997, p. 69 e.v., Barents & Brinkhorst 2012, p. 559 en Amtenbrink & Vedder 2013, p. 319-321. Alle met verdere verwijzingen. Hoewel het ondernemingsbegrip in artikel 101 VWEU niet vereist dat een onderneming rechtspersoonlijkheid bezit, is voor de toepassing en tenuitvoerleggingen van besluiten van de Commissie steeds rechtspersoonlijkheid nodig. Een onderneming moet immers adressaat kunnen zijn van een besluit.
GEA 10 maart 1992, SIV e.a., gevoegde zaken T-68/89, T-77/89 en T-78/89, Jurispr. 1992, p. II-1403, punt 357; HvJ EG 24 oktober 1996, Viho Europe/Commissie, C-73/95 P, Jurispr. 1996, p. I-5457, punt 47.
23. Een eerste element in artikel 101 lid 1 VWEU is het begrip ‘onderneming’. In de context van het mededingingsrecht wordt het begrip onderneming ruim opgevat. Elke entiteit die een economische activiteit uitoefent, is een onderneming, ongeacht haar rechtsvormen de wijze waarop zij wordt gefinancierd. Rechtspersoonlijkheid is niet vereist.1 Artikel 101, lid 1, van het VWEU ziet niet op overeenkomsten of onderling afgestemde feitelijke gedragingen tussen ondernemingen die tot hetzelfde concern behoren. Een concern bestaat in dit verband uit moeders en dochters die een economische eenheid vormen waarin de moeder volledige zeggenschap heeft.2