Privaatrechtelijke gevolgen van een schending van het mededingingsrecht
Einde inhoudsopgave
Privaatrechtelijke gevolgen van een schending van het mededingingsrecht (O&R nr. 96) 2016/6.3.2.1:6.3.2.1 Algemeen
Privaatrechtelijke gevolgen van een schending van het mededingingsrecht (O&R nr. 96) 2016/6.3.2.1
6.3.2.1 Algemeen
Documentgegevens:
I.P.M. Ligteringen, datum 01-01-2016
- Datum
01-01-2016
- Auteur
I.P.M. Ligteringen
- JCDI
JCDI:ADS575183:1
- Vakgebied(en)
Mededingingsrecht / Algemeen
Verbintenissenrecht / Algemeen
Toon alle voetnoten
Voetnoten
Voetnoten
Staudinger/Sack/Seibl 2011, § 134 RdNrs. 1-9.
Staudinger/Sack/Seibl 2011, § 134 RdNrs. 82-83, MünchKomm/Armbrüster 2015, § 134 RdNr. 110.
Staudinger/Sack/Seibl 2011, § 134 RdNrs. 54-56, MünchKomm/Armbrüster 2015, § 134 RdNrs. 20-22. Duurovereenkomsten zijn pas nietig vanaf het moment dat het verbod in werking treedt.
Staudinger/Sack/Seibl 2011 § 134 RdNr. 57, MünchKomm/Armbrüster 2015, § 134 RdNr. 1.
Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
290. § 134 BGB bepaalt dat een rechtshandeling die in strijd is met de wet in beginsel nietig is:
“Ein Rechtsgeschäft, das gegen ein gesetzliches Verbot verstößt, ist nichtig, wenn sich nicht aus dem Gesetz ein anderes ergibt.”
In beginsel is § 134 BGB alleen van toepassing als de inhoud van een rechtshandeling in strijd is met een wettelijk verbod. Onder inhoud wordt echter ook de strekking (Zweck) van de rechtshandeling verstaan.1 Voor de toepassing van § 134 BGB is niet vereist dat partijen zich bewust waren van de wetsschending, tenzij dat door de norm die geschonden wordt, wordt vereist.2
Rechtshandelingen in strijd met de wet zijn nietig, als uit de desbetreffende wet niet een ander rechtsgevolg voortvloeit. Indien een wettelijke regel zelf zijn civielrechtelijke rechtsgevolg bepaalt, wordt hij gezien als lex specialis ten opzichte van § 134 BGB en is § 134 BGB daarom niet van toepassing.3 Dit is vergelijkbaar met het Nederlandse recht.
Het tijdstip waarop de geldigheid van de overeenkomst wordt beoordeeld, is het tijdstip van het verrichten van de rechtshandeling. Als een verbod pas na het aangaan van de overeenkomst in werking treedt, is de rechtshandeling geldig en is § 134 BGB niet van toepassing. Andersom geldt dat het vervallen van het wettelijk verbod na het verrichten van de rechtshandeling deze rechtshandeling niet kan baten.4 Over de praktische betekenis van § 134 BGB wordt gediscussieerd. De heersende mening is dat § 134 BGB in de praktijk weinig toegevoegde waarde heeft omdat het slechts verwijst naar de aard en het doel van het verbod dat wordt overtreden. Het argument is dat, hoewel § 134 BGB uitdrukkelijk een nietigheidssanctie oplegt, deze nietigheid toch pas intreedt als uit het doel van het wettelijk verbod blijkt dat dit noodzakelijk is.5