Einde inhoudsopgave
Procedurele waarborgen in materiële EVRM-rechten 2017/4.3.2.0
4.3.2.0 Introductie
T. de Jong, datum 01-03-2017
- Datum
01-03-2017
- Auteur
T. de Jong
- Vakgebied(en)
Internationaal publiekrecht / Mensenrechten
Staatsrecht / Algemeen
Voetnoten
Voetnoten
White & Ovey 2014, p. 149-151.
Zie ook hoofdstuk 10 en de daar genoemde literatuur.
Zie meer precies hoofdstuk 10.
EHRM 27 september 1995, zaaknr. 18984/91 (McCann e.a. t. Verenigd Koninkrijk).
De plicht geldt ook indien geweld afkomstig is van derden, zie paragraaf 4.3.1.
Zie: Mirgaux 2013a, p. 51; White & Ovey 2014, p. 158-159.
EHRM 27 september 1995, zaaknr. 18984/91, par. 161 (McCann e.a. t. Verenigd Koninkrijk).
Zie o.m.: Harris e.a. 2014, p. 214 e.v.; White & Ovey 2014, p. 158 e.v.; Gerards 2011a, p. 248 e.v. In de zaak Hugh Jordan vat het Hof deze eisen als ook de kenmerken van de onderzoeksplicht (zie paragraaf 4.3.1) samen (EHRM 4 mei 2001, zaaknr. 24746/94, par. 105-108 (Hugh Jordan t. Verenigd Koninkrijk). Zie ook: EHRM 30 maart 2016, zaaknr. 5878/08, par. 240 (Grote Kamer) (Armani da Silva t. Verenigd Koninkrijk) en EHRM 25 juni 2013, EHRC 2013, 234, m.nt. L. Lavrysen, par. 225 (Mustafa Tunç en Fecire Tunç t. Turkije).
Aldus de Grote Kamer van het Hof in: EHRM 25 juni 2013, EHRC 2013, 234, m.nt. L. Lavrysen, par. 176 (Mustafa Tunç en Fecire Tunç t. Turkije).
EHRM 15 mei 2007, EHRC 2007, 83, m.nt. De Jonge, par. 325 (Grote Kamer) (Ramsahai e.a. t. Nederland).
White & Ovey 2014, p. 159.
EHRM 9 april 2009, zaaknr. 71463/01, par. 195 (Grote Kamer) (Šilih t. Slovenië). Zie ook eerder: EHRM 14 maart 2002, zaaknr. 46477/99, par. 72 (Paul en Audrey Edwards t. Verenigd Koninkrijk).
In de zaak McCann e.a.1 heeft het Hof overwogen dat op de Staten de plicht rust om een effectief officieel onderzoek te doen in de gevallen waarin individuen om het leven zijn gekomen als gevolg van geweld afkomstig van overheidsfunctionarissen.2 Een onderzoek achteraf is nodig om uitvoering te geven aan de wetten die het willekeurig doden (door overheidsfunctionarissen) verbiedt.3
‘The obligation to protect the right to life under this provision read in conjunction with the State’s general duty under Article 1 of the Convention to “secure to everyone within their jurisdiction the rights and freedoms defined in [the] Convention”, requires by implication that there should be some form of effective official investigation when individuals have been killed as a result of the use of force by, inter alios, agents of the State [cursivering: TdJ].’4
Ter invulling van het effectiviteitsvereiste van het onderzoek heeft het EHRM verschillende procedurele voorwaarden geformuleerd die met elkaar verband houden.5 Of het onderzoek effectief is, is afhankelijk van de omstandigheden van het geval. Het is daarom niet mogelijk om een checklist op te stellen met onderzoeksactiviteiten of andere gesimplificeerde criteria.6
Wel vinden we onder de general principles in de jurisprudentie van het Hof een opsomming van effectiviteitsvereisten, waaraan vervolgens in de specifieke zaak wordt getoetst. Kort samengevat moet een effectief officieel onderzoek in de eerste plaats voldoen aan het vereiste van onafhankelijkheid.7 In de tweede plaats moet uit het onderzoek volgen of het gebruik van het geweld gerechtvaardigd is en moeten de verantwoordelijken kunnen worden geïdentificeerd en eventueel worden bestraft.8 In de derde plaats dient het onderzoek onmiddellijk en voortvarend plaats te vinden.9 Het tussentijds stilleggen van het onderzoek en het vervolgens weer oppakken dient dus zoveel mogelijk te worden vermeden.10 Dit snelheidsvereiste toont overeenkomsten met het redelijke termijn vereiste zoals we dat kennen van artikel 6 EVRM.11 Tot slot dient het onderzoek voldoende openbaar te zijn, waarbij het er dan in het bijzonder om gaat dat de nabestaanden bij het onderzoek worden betrokken.12