Waarschijnlijkheid van fiscale rechtsgevolgen
Einde inhoudsopgave
Waarschijnlijkheid van fiscale rechtsgevolgen (FM nr. 145) 2016/3.5.1:3.5.1 Relatie tot fiscale rechtsvinding
Waarschijnlijkheid van fiscale rechtsgevolgen (FM nr. 145) 2016/3.5.1
3.5.1 Relatie tot fiscale rechtsvinding
Documentgegevens:
C. Bruijsten, datum 04-05-2016
- Datum
04-05-2016
- Auteur
C. Bruijsten
- JCDI
JCDI:ADS614477:1
- Vakgebied(en)
Belastingrecht algemeen / Algemeen
Toon alle voetnoten
Voetnoten
Voetnoten
Zie ook M. Nijland, Geen vergrijpboete bij een pleitbaar standpunt, Fiskaal 2006/3, par. 3.1.
Met de samenstelling van de feiten en rechtsnormen wordt bedoeld de feiten en rechtsnormen die bij het in te nemen standpunt in aanmerking worden genomen. Het is denkbaar dat een belastingplichtige al dan niet bewust één of meerdere feiten of rechtsnormen ‘over het hoofd ziet’ of uitgaat van de verkeerde feiten of rechtsnormen.
Vergelijk de productregel in de waarschijnlijkheidsleer (zie bijlage 2).
Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
De vraag wanneer sprake is van een pleitbaar standpunt komt alleen aan de orde in die gevallen waarin onzekerheid bestaat ten aanzien van de uitkomst van een bepaald fiscale vraagstuk. Als de wet en/of de jurisprudentie van de Hoge Raad eenduidig en ondubbelzinnig tot één rechtsgevolg leiden, is geen sprake van onzekerheid.
De onzekerheid ten aanzien van de mogelijke uitkomst van een bepaald fiscale vraagstuk kan zijn gelegen in de feiten en/of de rechtsnormen.1 Daarbij is het allereerst de vraag welke feiten en rechtsnormen in aanmerking worden genomen. En vervolgens, als de invulling van de betreffende feiten en normen niet ondubbelzinnig duidelijk is, welke kwalificatie van de feiten en/of interpretatie van de rechtsnormen moet worden gevolgd. Daar doorheen speelt in voorkomende gevallen ook een zekere dialectiek, in die zin dat de (kwalificatie van de) feiten en de (interpretatie van de) normen elkaar kunnen beïnvloeden.
Als we de verschillende mogelijkheden ten aanzien van de feiten en de normen met betrekking tot een eventueel in te nemen standpunt op een rijtje zetten, krijgen we het volgende beeld:2
Feiten
Rechtsnormen
Samenstelling van de feiten en rechtsnormen
Juiste samenstelling van de feiten
Onbewust onjuiste samenstelling van de feiten (over het hoofd zien van relevante feiten)
Bewust aanvaarden aanmerkelijke kans op onjuiste samenstelling van de feiten
Bewust onjuiste samenstelling van de feiten (bewust geen rekening houden met relevante feiten)
Juiste samenstelling van de rechtsnormen
Onbewust onjuiste samenstelling van de rechtsnormen (over het hoofd zien van relevante rechtsnormen, maar let wel: iedereen wordt geacht de wet te kennen)
Bewust aanvaarden aanmerkelijke kans op onjuiste samenstelling van rechtsnormen
Bewust onjuiste samenstelling van de normen (bewust geen rekening houden met relevante rechtsnormen)
Kwalificatie van de feiten c.q. interpretatie van de rechtsnormen
Juiste kwalificatie van de feiten
Onbewust onjuiste kwalificatie van de feiten (verkeerd inzicht in de feiten)
Bewust aanvaarden aanmerkelijke kans op onjuiste kwalificatie van feiten
Bewust onjuiste kwalificatie van de feiten
Juiste interpretatie van de rechtsnormen
Onbewust onjuiste interpretatie van de rechtsnormen
Bewust aanvaarden aanmerkelijke kans op onjuiste interpretatie van rechtsnormen
Bewust onjuiste interpretatie van de rechtsnormen
Uiteraard zal in de hierboven onder a. genoemde situaties de vergrijpboete uitblijven. In de onder b. genoemde situaties dient de vergrijpboete ook uit te blijven omdat de belastingplichtige zich niet bewust is van de onjuistheid ten aanzien van de feiten en/of de rechtsnormen. In de situaties c. en d. kan de vergrijpboete wel aan de orde komen. In die gevallen moet dus worden gekeken of sprake is van een pleitbaar standpunt. Waar in het bovenstaande overzicht wordt gesproken over ‘onjuist’ wordt bedoeld ten opzichte van het uiteindelijke rechtsgevolg (bijvoorbeeld na uitspraak door de rechter). Het bewust uitgaan van een onjuiste interpretatie is zonder twijfel beboetbaar indien de belastingplichtige kan weten dat die interpretatie onjuist is en er geen enkel argument te bedenken is dat een andere kant op wijst. Het kan echter ook zo zijn dat wordt uitgegaan van een interpretatie die achteraf onjuist blijkt te zijn, maar waarbij de belastingplichtige goede gronden had om aan te nemen dat zijn interpretatie juist was. Dit is het domein van het pleitbare standpunt.
Op elk beslismoment tijdens een fiscaal rechtsvindingsproces waar er meerdere mogelijkheden zijn en dus een keuze moet worden gemaakt, kan de vraag opkomen of de genomen beslissing voldoende onderbouwd kan worden in die zin dat deze onderbouwing bijdraagt aan een pleitbaar standpunt. Daarbij kan onderscheid worden gemaakt tussen argumenten die elk voor zich een beslissing onderbouwen (in dat geval versterken de argumenten elkaar) en argumenten die elkaar opvolgen in een keten. In dat laatste geval is het ingenomen standpunt net zo pleitbaar als de zwakste schakel in deze keten van beslismomenten.
Naarmate een rechtsvindingsvraagstuk complexer wordt, kan de vraag of het ingenomen standpunt pleitbaar is dus lastiger worden omdat dan wellicht moet worden gezocht naar de zwakste schakel in een meervoudige argumentatie. Die zwakste schakel moet dan nog wel voldoende sterk zijn, wil sprake zijn van een pleitbaar standpunt. Daar komt nog bij dat meerdere opvolgende zwakke argumenten het betreffende rechtsgevolg mogelijk nog zwakker maken.3