Waarschijnlijkheid van fiscale rechtsgevolgen
Einde inhoudsopgave
Waarschijnlijkheid van fiscale rechtsgevolgen (FM nr. 145) 2016/5.2.5:5.2.5 Onzekerheid ten aanzien van de kwalificatie van feiten
Waarschijnlijkheid van fiscale rechtsgevolgen (FM nr. 145) 2016/5.2.5
5.2.5 Onzekerheid ten aanzien van de kwalificatie van feiten
Documentgegevens:
C. Bruijsten, datum 04-05-2016
- Datum
04-05-2016
- Auteur
C. Bruijsten
- JCDI
JCDI:ADS619300:1
- Vakgebied(en)
Belastingrecht algemeen / Algemeen
Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
Als er onzekerheid bestaat ten aanzien van de kwalificatie van een bepaald feit σfeit, dan splitst dat feit zich in een verzameling Σfeit bestaande uit meerdere feiten met elk een eigen waarschijnlijkheid:
Hierbij geldt dat de som {\tf="Pi2" s} van p1 tot en met pn gelijk is aan 1. (Zie paragraaf 6.3.) Alle feiten die deel uitmaken van de verzameling Σfeit maken ook deel uit van de rechtsvindingsruimte Σ. Met elk van de kwalificaties van het oorspronkelijke feit kan dus verder worden geredeneerd. Eén van de kwalificaties van de oorspronkelijke feiten kan echter uiteindelijk de juiste zijn. Maar zolang er geen definitieve keuze is gemaakt ten aanzien van het definitieve rechtsgevolg (bijvoorbeeld in laatste instantie door de rechter), staan alle kwalificaties ter beschikking van de rechtsvinder. Daarbij sluiten de kwalificaties elkaar wederzijds uit. Het rechtsvindingsproces vertakt zich dus in net zoveel takken als er kwalificaties zijn van het betreffende feit σfeit.
Bij een substitutie (niet de substitutie door nihil) zijn namelijk meerdere mogelijke feiten: het oorspronkelijke feit (bijvoorbeeld zoals het door een belastingplichtige is gepresenteerd) en het feit dat of de feiten die daarvoor in de plaats kunnen worden gesteld. Ik gebruik hier bewust het meervoud ‘feiten’ omdat partijen in geval van substitutie van mening kunnen verschillen over het feit dat in de plaats komt van het oorspronkelijke feit. Als er onzekerheid bestaat omtrent de substitutie, dan splitst ook in dit geval het oorspronkelijke feit zich in een verzameling Σfeit bestaande uit meerdere feiten met elk een eigen waarschijnlijkheid. De toepassing van de verschillende interpretaties is vervolgens hetzelfde als hierboven bij de (her)kwalificatie. Bij een substitutie door nihil werkt het iets anders. Daar is namelijk sprake van een feit σfeit, waarbij het de vraag is of dat feit onderdeel moet uitmaken van de rechtsvindingsruimte Σ. Stel dat er onzekerheid is omtrent de vraag of het feit juist is en dus tot de rechtsvindingsruimte Σ zou moeten worden gerekend. In dat geval wordt het feit wel tot de rechtsvindingsruimte Σ gerekend, maar met een bepaalde waarschijnlijkheid p. Er is dus één feit σfeit met waarschijnlijkheid P(σfeit) = p.