Einde inhoudsopgave
Contractuele samenwerkingsverbanden in de BTW (FM nr. 133) 2009/15.7.2
15.7.2 Het juridisch kader van de koepelvrijstelling
A.J. van Doesum, datum 01-01-2009
- Datum
01-01-2009
- Auteur
A.J. van Doesum
- JCDI
JCDI:ADS364480:1
- Vakgebied(en)
Omzetbelasting (V)
Onbekend (V)
Omzetbelasting / Algemeen
Europees belastingrecht / Richtlijnen EU
Omzetbelasting / Aftrek en teruggaaf
Fiscaal ondernemingsrecht (V)
Omzetbelasting / Belastingplichtige en -schuldige
Europees belastingrecht / Algemeen
Voetnoten
Voetnoten
Het betreft 1) woningwetinstellingen, voor zover de diensten rechtstreeks nodig zijn voor het beheer of het onderhoud van woningwet- of premiewoningen, 2) onderwijsinstellingen, voor zover de diensten bestaan uit het verzorgen van de administratie, 3) verplegings- en verzorgingsinstellingen, voor zover de diensten rechtstreeks nodig zijn voor de op grond van art. 11, lid 1, onderdeel c vrijgestelde prestaties van de aangesloten instellingen, maar met uitzondering van de was- en de grootboekadministratie, 4) kruisverenigingen die vrijgestelde prestaties verrichten in de zin van art. 11 lid 1 onderdeel f, voor zover de diensten rechtstreeks nodig zijn voor die vrijgestelde prestaties, 5) andere personen en lichamen die aan de algemene voorwaarden voor de vrijstelling voldoen, voor zover de diensten rechtstreeks nodig zijn voor het verrichten van prestaties waarvoor de leden geen belastingplichtigen zijn, of waarvoor een vrijstelling geldt, waarbij van de vrijstelling zijn uitgesloten het verzorgen van de loon- en salarisadministratie, de financiële administratie en de grootboekadministratie.
De vrijstelling kan niet worden toegepast op 1) het ter beschikking stellen van personeel (art. 9 lid 3 Uitv. Besl. OB), 2) het ontwikkelen van geautomatiseerde informatie- en communicatiesystemen, 3) het ontwikkelen van programmatuur voor geautomatiseerde informatie- en communicatiesystemen, alsmede het ter beschikking stellen daarvan, 4) het begeleiden van dan wel het leiding geven aan de toepassing van geautomatiseerde informatie- en communicatiesystemen, 5) het ter beschikking stellen van computerapparatuur, 6) advisering, begeleiding, onderzoek en andere diensten op het gebied van onderhoudsbeheersing van woningen en andere gebouwen, 7) expertisewerkzaamheden, onderzoeken, inspecties, taxaties, arbitrage en advisering in het kader van een verzekering of een schadegeval, 8) het verlenen van verplichte bijstand als bedoeld in artikel 14, derde lid, van de Arbeidsomstandighedenwet 1998.
Toelichting bij het besluit van 16 maart 1986, nr. 2, Stb. 1986, 423.
De in art. 132 lid 1 onderdeel f Btw-richtlijn (ex art. 13A lid 1 onderdeel f Zesde richtlijn, vgl. art. 11 lid 1 onderdeel u Wet OB) opgenomen vrijstelling ziet op:
“diensten verricht door zelfstandige groeperingen van personen die een activiteit uitoefenen welke is vrijgesteld of waarvoor zij niet belastingplichtig zijn, teneinde aan hun leden de diensten te verlenen die direct nodig zijn voor de uitoefening van voornoemde activiteit, wanneer die groeperingen van hun leden enkel terugbetaling vorderen van hun aandeel in de gezamenlijke uitgaven, mits deze vrijstelling niet tot verstoring van de mededinging kan leiden”.
De tekst van deze vrijstelling is niet één op één overgenomen in art. 11 lid 1 onderdeel u Wet OB. Genoemd artikel bepaalt dat van de belasting zijn vrijgesteld:
“bij algemene maatregel van bestuur aan te wijzen diensten welke door zelfstandige groeperingen van personen of lichamen in de zin van de Algemene wet inzake rijksbelastingen, die prestaties verrichten welke zijn vrijgesteld of waarvoor zij geen ondernemer zijn, worden verleend aan hun leden en welke rechtstreeks nodig zijn voor het verrichten van voornoemde prestaties, mits die groeperingen van hun leden slechts terugbetaling vorderen van hun aandeel in de gezamenlijke uitgaven en geen ernstige verstoring van concurrentieverhoudingen optreedt”
De Wet OB delegeert dus bij algemene maatregel van bestuur de aanwijzing van de diensten die onder de vrijstelling kunnen worden gebracht aan de Kroon. Art. 9 Uitv. Besl. OB vermeldt de groeperingen die van de vrijstelling gebruik kunnen maken. Per groepering is vervolgens aangegeven welke van hun diensten jegens leden onder de vrijstelling vallen.1
In verband met mogelijke concurrentieverstoring bij toepassing van de vrijstelling zijn enige diensten ook expliciet van de vrijstelling uitgesloten (art. 9 lid 3 Uitv. Besl. OB jo. 9a Uitv. Besch. OB).2 Deze uitsluitingen houden verband met het gevaar van concurrentieverstoring.3