Contractuele samenwerkingsverbanden in de BTW
Einde inhoudsopgave
Contractuele samenwerkingsverbanden in de BTW (FM nr. 133) 2009/:Verhandeling
Contractuele samenwerkingsverbanden in de BTW (FM nr. 133) 2009/
Verhandeling
Documentgegevens:
A.J. van Doesum, datum 01-01-2009
- Datum
01-01-2009
- Auteur
A.J. van Doesum
- JCDI
JCDI:ADS371746:1
- Vakgebied(en)
Omzetbelasting (V)
Onbekend (V)
Omzetbelasting / Algemeen
Europees belastingrecht / Richtlijnen EU
Omzetbelasting / Aftrek en teruggaaf
Fiscaal ondernemingsrecht (V)
Omzetbelasting / Belastingplichtige en -schuldige
Europees belastingrecht / Algemeen
Toon alle voetnoten
Voetnoten
Voetnoten
Het betreft een vrijstelling voor diensten en daarmee nauw samenhangende leveringen jegens de leden door instellingen zonder winstoogmerk met doeleinden van politieke, syndicale, religieuze, vaderlandslievende, levensbeschouwelijke, filantropische of staatsburgerlijke aard (aangeduid als “organisaties zonder winstoogmerk”).
Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
In de Btw-richtlijn is op objectniveau voorzien in een aantal gevallen waarin heffing van btw achterwege blijft, door toepassing van een vrijstelling. Zoals ik heb aangegeven in paragraaf 13.2, vallen de vrijstellingen in beginsel buiten het kader van dit onderzoek, omdat zij voorzien in “onbelastheid” en juist uitgaan van “belastbaarheid”. Ik ben me ervan bewust dat in wetenschappelijk opzicht het dus niet helemaal zuiver is om in dit hoofdstuk op een vrijstelling in te gaan. Vrijstellingen kunnen geen eilanden van onbelastbaarheid vormen, doch hooguit eilanden van “onbelastheid” zijn.
De Btw-richtlijn kent evenwel een tweetal vrijstellingen die in het bijzonder betrekking hebben op samenwerkingsverbanden. Het betreft de vrijstelling voor “organisaties zonder winstoogmerk” (art. 132 lid 1 onderdeel m Btw-richtlijn (ex art. 13A lid 1 onderdeel m Zesde richtlijn, art. 11 lid 1 onderdeel t Wet OB) en de vrijstelling voor samenwerkingsverbanden in de sociaal-culturele sfeer (art. 132 lid 1 onderdeel f Btw-richtlijn (ex art. 13A lid 1 onderdeel f Zesde richtlijn, vgl. art. 11 lid 1 onderdeel u Wet OB). Met name laatstgenoemde vrijstelling is specifiek gericht op handelingen in het kader van (contractuele) samenwerking. Ik meen dat in een onderzoek naar contractuele samenwerkingsverbanden in de btw deze vrijstelling ten minste in een kader dient te worden geplaatst. Bovendien vereist de volledigheid dat nadere aandacht wordt besteed aan deze vrijstelling. Daarom ga ik in het navolgende in op de vrijstelling voor samenwerkingsverbanden in de sociaal-culturele sfeer (in Nederland doorgaans aangeduid als “koepelvrijstelling”). De Europese Commissie heeft een voorstel gedaan een vergelijkbare vrijstelling in de Btw-richtlijn op te nemen voor samenwerkingsverbanden in de financiële -en verzekeringssector. Aan deze vrijstelling zal ik, met name in vergelijking met de koepelvrijstelling in de sociaal-culturele sfeer, nadere aandacht besteden. De vrijstelling voor “organisaties zonder winstoogmerk” laat ik in het navolgende buiten beschouwing, omdat die vrijstelling in Nederland nauwelijks toepassing vindt.1