Einde inhoudsopgave
Uitvoeringswet Internationaal Strafhof
Artikel 83
Geldend
Geldend vanaf 01-01-2014
- Bronpublicatie:
26-06-2013, Stb. 2013, 278 (uitgifte: 03-07-2013, kamerstukken: 33295)
- Inwerkingtreding
01-01-2014
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
30-08-2013, Stb. 2013, 336 (uitgifte: 10-09-2013, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Internationaal strafrecht / Bijzondere onderwerpen
1.
Onverminderd de overige bepalingen van deze paragraaf is dit artikel van toepassing op een verzoek van het Strafhof om tenuitvoerlegging van een bevel als bedoeld in artikel 75 van het Statuut, inhoudend een verplichting voor de veroordeelde tot betaling van een som geld ten behoeve van een of meer begunstigden.
2.
De officier van justitie doet de begunstigde of begunstigden van het bevel oproepen, tenzij oproeping redelijkerwijs niet mogelijk is.
3.
De begunstigde heeft recht op kennisneming van de stukken.
4.
De begunstigde kan zich doen bijstaan. Hij kan zich ook doen vertegenwoordigen door een advocaat, indien deze verklaart daartoe bepaaldelijk gevolmachtigd te zijn, of door een daartoe bij bijzondere volmacht door hem schriftelijk gemachtigde.
5.
Ter zitting wordt de begunstigde in de gelegenheid gesteld het woord te voeren over de vordering van de officier van justitie.
6.
Ingeval de rechtbank verlof verleent tot tenuitvoerlegging van het bevel bedoeld in het tweede lid, legt zij aan de veroordeelde overeenkomstig artikel 36f, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht de verplichting op tot betaling aan de staat van een som geld ten behoeve van de begunstigde of begunstigden.
7.
In geen geval is de rechtbank bevoegd de som geld op een hoger bedrag te bepalen dan door het Strafhof is vastgesteld. De rechtbank treedt niet in een nieuw onderzoek naar de rechten van belanghebbenden, tenzij erkenning van de beslissing van het Strafhof daaromtrent onverenigbaar zou zijn met de Nederlandse openbare orde.
8.
De staat keert een ontvangen bedrag onverwijld uit aan de door het Strafhof aangewezen personen of instellingen.
9.
Het vijfde tot en met zevende lid van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht zijn van overeenkomstige toepassing.