Einde inhoudsopgave
Uitvoeringswet Internationaal Strafhof
Artikel 81
Geldend
Geldend vanaf 01-07-2002
- Bronpublicatie:
20-06-2002, Stb. 2002, 314 (uitgifte: 27-06-2002, kamerstukken: 28098)
- Inwerkingtreding
01-07-2002
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
20-06-2002, Stb. 2002, 315 (uitgifte: 01-01-2002, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Internationaal strafrecht / Bijzondere onderwerpen
1.
Onverminderd de overige bepalingen van deze paragraaf is dit artikel van toepassing op een verzoek van het Strafhof om tenuitvoerlegging van een geldboete.
2.
Op de oplegging, overeenkomstig artikel 79, eerste lid, van een geldboete is artikel 23, derde, vierde, zevende en achtste lid, van het Wetboek van Strafrecht niet van toepassing.
3.
Bij oplegging van een geldboete blijft een bevel als bedoeld in artikel 24c, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht achterwege.
4.
Indien de veroordeelde onwillig blijkt om het verschuldigde bedrag te betalen en volledig verhaal onmogelijk is gebleken of daarvan door het openbaar ministerie is afgezien, zendt de officier van justitie het verzoek met de daarbij behorende stukken zo spoedig mogelijk terug aan Onze Minister, die het Strafhof in kennis stelt.
5.
Indien het Strafhof in het geval, bedoeld in het vierde lid, de duur van de aan de veroordeelde opgelegde gevangenisstraf verlengt en die gevangenisstraf in Nederland ten uitvoer wordt gelegd, zijn de artikelen 67 en 68 ten aanzien van het extra deel van de gevangenisstraf van overeenkomstige toepassing.