Rb. Rotterdam, 13-11-2019, nr. C/10/570095 / HA ZA 19-242
ECLI:NL:RBROT:2019:9368, Hoger beroep: (Gedeeltelijke) vernietiging en zelf afgedaan
- Instantie
Rechtbank Rotterdam
- Datum
13-11-2019
- Zaaknummer
C/10/570095 / HA ZA 19-242
- Vakgebied(en)
Civiel recht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:RBROT:2019:9368, Uitspraak, Rechtbank Rotterdam, 13‑11‑2019; (Eerste aanleg - enkelvoudig)
Hoger beroep: ECLI:NL:GHDHA:2021:2852, (Gedeeltelijke) vernietiging en zelf afgedaan
- Vindplaatsen
Uitspraak 13‑11‑2019
Inhoudsindicatie
Baggerschip vaart tegen aansluitleiding van Evides aan. Schadevaring als bedoeld in artt. 8:1003 e.v. BW. Schuld van het schip. Verder zijn van belang de tot 31 maart 2018 geldende Wet informatie-uitwisseling ondergrondse netten (hierna WION), het Besluit informatie-uitwisseling ondergrondse netten (BION) en de Richtlijn Zorgvuldig Grondroeren (hierna ook CROW 500). Omvang zorgplicht/informatieplicht van grondroerder en Evides. KLIC-melding. Diepteligging onjuist. Debat over hoger uitvallende herstelkosten.
Partij(en)
vonnis
RECHTBANK ROTTERDAM
Team handel en haven
zaaknummer / rolnummer: C/10/570095 / HA ZA 19-242
Vonnis van 13 november 2019
in de zaak van
de naamloze vennootschap
EVIDES N.V.,
gevestigd te Rotterdam,
eiseres,
advocaat mr. F.J. van Velsen te Haarlem,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
GKB REALISATIE B.V.,
gevestigd te Barendrecht,
gedaagde,
advocaat mr. W.A.M. Rupert te Rotterdam.
Partijen zullen hierna Evides en GKB genoemd worden.
1. De procedure
1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- -
de dagvaarding van 18 februari 2019;
- -
de akte overlegging producties, tevens aanvulling gronden, met 13 producties aan de zijde van Evides;
- -
de conclusie van antwoord, met 5 producties;
- -
de akte overlegging producties en uitlaten ten behoeve van de comparitie, met 10 producties en een USB-stick aan de zijde van Evides;
- -
het proces-verbaal van comparitie van 23 september 2019;
- -
de spreekaantekeningen van mr. Van Velsen;
- -
de spreekaantekeningen van mr. Van Ittersum.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.
2. De feiten
2.1.
Evides is (eigenaar van) een drinkwaterbedijf in de zin van artikel 7 van de Drinkwaterwet. Het verzorgingsgebied beslaat onder meer Rotterdam.
2.2.
GKB is een aannemer die zich onder meer bezighoudt met het uitbaggeren van watergangen door middel van het gebruik van baggerboten.
2.3.
GKB heeft van de Gemeente Rotterdam opdracht gekregen een sloot, gelegen ter hoogte van de [adres 1] en de [adres 2] te Rotterdam, uit te baggeren.
2.4.
Voor aanvang van de baggerwerkzaamheden heeft GKB bij het Kadaster een digitale graafmelding (KLIC-melding) gedaan. GKB heeft daarbij geen huisaansluitschetsen aangevraagd.
2.5.
Bij brief, gedateerd op 18 december 2017, bericht Evides aan GKB onder meer het volgende:
“(…)
Geachte aanvrager,
Naar aanleiding van uw graafmelding via Klic-online van het Kadaster zenden wij u de gevraagde informatie.
In het door u aangegeven graafgebied ligt een projectgebied. Dit projectgebied is in grote mate aan verandering onderhevig. Het is niet zeker of de leidingen en/of kabels binnen het aanleg- of wijzigingproject ten tijde van uw graafwerkzaamheden al gerealiseerd zijn of nog gerealiseerd moeten worden. Hierdoor kan het voorkomen dat u een lege PNG-kaart aantreft voor de thema’s water en/of laagspanning. Op de kaart op de volgende pagina herkent u het projectgebied aan het lichtblauwe vlak. Om schade te voorkomen dient u bij de uitvoering van uw werkzaamheden de geprojecteerde leidingen te beschouwen als bestaande leidingen.
Het kan voorkomen dat geen of niet alle gevraagde gegevens omtrent huisaansluitingen zijn bijgesloten, dit komt doordat dit (nog) niet geautomatiseerd mogelijk is. indien u deze gegevens alsnog wilt ontvangen, kunt u hiertoe een verzoek indienen via mailadres graafmeldingen@evides.nl. Hierbij dient u de adressen voor de gewenste aansluitgegevens te vermelden. U zult dan de gegevens binnen 5 werkdagen ontvangen.
Wij wijzen u erop dat u zich bij de uitvoering van de werkzaamheden dient te houden aan alle relevante wet- en regelgeving en daarnaast aan de richtlijnen die Evides heeft opgesteld ten aanzien van werkzaamheden in de nabijheid van (drink) waterledingen. Deze “Richtlijnen bij werkzaamheden in de nabijheid van waterleidingen van Evides” zijn als bijlage aan deze brief toegevoegd.
(…)”.
2.6.
Uit de gebiedskaart die GKB van het Kadaster ontving, bleek niet dat zich onder of in de nabijheid van de uit te baggeren sloot leidingen en kabels bevonden.
2.7.
Op 24 juli 2017 zou GKB een sloot uitbaggeren in Rotterdam in de nabijheid van het Kralingse Bos. GKB heeft tijdens het varen een waterleiding (de aansluitleiding) van Evides geraakt. De aansluitleiding is een zogenaamde ‘zinker’, een leiding die een watergang ondergronds moet kruisen.
2.8.
Op 31 juli 2017 heeft Evides GKB aansprakelijk gesteld voor de schade aan de aansluitleiding en betaling gevorderd van een bedrag van circa € 37.000,00 voor herstelkosten van de aansluitleiding. De verzekeraar van GKB heeft aansprakelijkheid afgewezen.
3. Het geschil
3.1.
Evides vordert, verkort weergegeven, dat de rechtbank bij uitvoerbaar bij voorraad verklaard vonnis, GKB veroordeelt om aan Evides een bedrag van € 36.941,71 te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente over de hoofdsom vanaf de dag van de dagvaarding tot aan de dag van de algehele betaling, met veroordeling van GKB in de kosten van het geding.
Evides legt aan haar vordering, verkort weergegeven, het volgende ten grondslag.
3.1.1.
GKB heeft schade toegebracht aan een onderdeel van het net van Evides, te weten aan de aansluitleiding.
3.1.2.
GKB is aansprakelijk voor de door Evides geleden schade, nu GKB in strijd met de in het maatschappelijke verkeer betamende zorgvuldigheid heeft gehandeld jegens Evides, door bij en voorafgaande aan het graven onvoldoende voorzorgsmaatregelen te treffen ter voorkoming van de beschadiging van leidingen en andere infrastructurele werken, meer in het bijzonder door na te laten om in de fase voorafgaande aan de graafwerkzaamheden de in het zoekgebied aanwezige kabels en leidingen te lokaliseren overeenkomstig de neergelegde verplichtingen in de Richtlijn Zorgvuldig Grondroeren (CROW 500).
3.1.3.
GKB is gehouden om de als gevolg van die handelswijze veroorzaakte schade van in totaal € 34.860,67 aan Evides te voldoen, maar GKB is ondanks aanmaning en sommatie niet bereid gebleken om de herstelkosten aan Evides te voldoen.
3.1.4.
Evides heeft naast herstelkosten ook kosten van vaststelling van aansprakelijkheid en schade en verhaal als bedoeld in artikel 6:96 lid 2 sub b en c BW gemaakt, die overeenkomstig het rapport Voorwerk II worden begroot op een bedrag van € 1.000,00.
3.1.5.
Evides heeft recht op vergoeding van de wettelijke rente over de hoofdsom van
€ 34.860,67 vanaf de schadedatum, nu sprake is van zaakschade uit onrechtmatige daad.
3.2.
GKB voert verweer en concludeert tot niet ontvankelijk verklaring van Evides in haar vordering dan wel tot afwijzing daarvan, met veroordeling van Evides bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, in de kosten van het geding, vermeerderd met de nakosten, te voldoen binnen veertien dagen na dagtekening van het vonnis en - indien voldoening niet binnen deze termijn plaats vindt - vermeerderd met de wettelijke rente over de (na)kosten.
GKB voert daartoe onder meer het volgende aan.
3.2.1.
Er is sprake van een schadevaring, zodat de aansprakelijkheid wordt bepaald aan de hand van de bijzondere regels van boek 8 BW. In dat verband is de toets niet of GKB onrechtmatig heeft gehandeld jegens Evides, maar of sprake is van schuld van het schip als bedoeld in artikel 8:1004 BW, hetgeen gesteld noch gebleken is.
3.2.2.
GKB heeft de zorgplicht, zoals neergelegd in de Wet informatie-uitwisseling bovengrondse en ondergrondse netten en netwerken (hierna WIBON) niet geschonden. GKB verrichtte geen werkzaamheden tijdens het raken van de waterleiding, maar voer slechts door de sloot. De zorgplicht was op dat moment niet op haar van toepassing nu deze geldt tijdens de uitvoering van de graaf- dan wel grondroerende werkzaamheden, zodat aansprakelijkheid ontbreekt.
3.2.3.
GKB heeft aan haar zorgplicht tot het lokaliseren van de leidingen voldaan, nu zij voorafgaand aan de baggerwerkzaamheden een graaf- dan wel KLIC-melding heeft gedaan in de zin van artikel 2 WIBOB. Op de verkregen gebiedsinformatie stond geen leiding van Evides aangegeven, zodat GKB die leiding ook niet behoefde te lokaliseren.
3.2.4.
Het ligt op de weg van Evides om volledige en accurate gebiedsinformatie te verschaffen en, nu een KLIC-melding werd gedaan, GKB te wijzen op de locatie van de leiding. GKB kan niet worden verweten dat zij bij haar graaf- dan wel KLIC-melding niet ook een overzicht van de huisaansluitingen heeft opgevraagd.
3.2.5.
Ook indien GKB wel een overzicht van de huisaansluitingen had opgevraagd, zou zij niet op het bestaan van de zinker zijn gewezen. Evides geeft immers zelf aan dat het voor kan komen dat geen of niet alle gevraagde gegevens omtrent huisaansluitingen zijn bijgesloten ‘doordat dit (nog) niet geautomatiseerd mogelijk is’.
3.2.6.
De geschonden norm waarop Evides zich beroept strekt niet tot bescherming tegen de schade zoals Evides heeft geleden. Die norm strekt namelijk tot bescherming van onder de grond gelegen kabels en leidingen, terwijl hier een loshangende leiding is geraakt die niet met grond bedekt was. Nu de relativiteit ontbreekt, is GKB niet aansprakelijk.
3.2.7.
Er is sprake van eigen schuld van Evides. De waterleiding hing los in het water op een diepte van slechts 60 cm, terwijl deze waterleiding (zinker) diep in de bodem van de sloot had moeten liggen. Door de zinker te laten opdrijven heeft Evides het aanzienlijke risico genomen dat er iemand met de leiding in aanraking komt, terwijl diegene er niet van uit hoefde te gaan dat die leiding daar zou liggen c.q. hangen.
3.2.8.
Er ontbreekt causaal verband tussen de aan GKB verweten gedraging en het ontstaan van de schade. Ook als GKB wel een overzicht van de huisaansluitingen had opgevraagd, zou de leiding zijn geraakt aangezien deze zich bevond op een diepte van 60 cm diepte en niet, zoals verwacht, in de bodem van de sloot.
De schade is vooral het gevolg van een aan Evides toe te rekenen omstandigheid.
3.2.9.
GKB betwist de hoogte van de gevorderde herstelkosten. De door Evides gevorderde kosten zien niet alleen op herstel van de waterleiding in de oude situatie, maar ook op het bewerkstelligen van een behoorlijke verbetering. Met herstel in de oude toestand zou volgens expertisebureau Vanderwal & Joosten een bedrag van € 10.582,36 gemoeid zijn.
Indien de rechtbank GKB aansprakelijk acht, verzoekt GKB de rechtbank dan ook om de schade te matigen tot dit bedrag.
4. De beoordeling
strijd met de goede procesorde?
4.1.
GKB heeft ter comparitie bezwaar gemaakt tegen de wijze waarop Evides procedeert. GKB voert aan dat Evides bij akte van 3 april 2019 de gronden voor haar dagvaarding heeft aangevuld, genuanceerd en gewijzigd, terwijl Evides in de visie van GKB haar schriftelijke betoog in één keer in de dagvaarding naar voren had moeten brengen. GKB stelt als gevolg daarvan de conclusie van antwoord gedeeltelijk te hebben moeten herschrijven met alle bijkomende kosten van dien. GKB verzoekt de rechtbank om de inhoud van de akte van 3 april 2019 buiten beschouwing te laten, voor zover deze niet alleen ziet op het overleggen van de producties.
4.2.
Anders dan GKB betoogt, heeft Evides door haar gronden aan te vullen en te wijzigen bij akte voorafgaand aan de comparitie van partijen niet gehandeld in strijd met de goede procesorde. Zolang de rechter nog geen eindvonnis heeft gewezen, is de eiser immers op grond van artikel 130 Rv bevoegd om zijn eis of de gronden daarvan schriftelijk, bij akte of conclusie ter rolle te veranderen of te vermeerderen. Bovendien is gesteld noch gebleken dat GKB geschaad is in haar verdediging.
de ligging van de leiding
4.3.
GKB heeft gesteld dat de aansluitleiding niet meer in de bodem lag, maar in het water dreef. Die stelling is door Evides weliswaar betwist, maar met niet meer dan tamelijk ruime en niet gefundeerde aannames met betrekking tot de feitelijke situatie. De rechtbank gaat er daarom van uit dat de leiding zich niet langer in de bodem bevond ten tijde van de werkzaamheden.
wettelijk kader
4.4.
Vaststaat dat het baggerschip van GKB tegen de aansluitleiding is aangevaren en dat hierdoor schade is ontstaan aan de aansluitleiding.
4.5.
Ingevolge artikel 8:1003 BW is op een schadevaring titel 11, afdeling 1 van boek 8 van het BW van toepassing. Op grond van artikel 8:1004 BW bestaat slechts dan een verplichting tot schadevergoeding op grond van genoemde afdeling, indien de schade is veroorzaakt door de schuld van het schip. Ingevolge lid 1 van dit artikel bestaat er geen wettelijk vermoeden van schuld ter zake van de aanvaring, ‘doch het schip, dat in aanraking komt met een andere, zo nodig behoorlijk verlichte, vaste of te bekwamer plaats vastgemaakte zaak, geen schip zijnde, is aansprakelijk voor de schade, tenzij blijkt dat de schade niet is veroorzaakt door schuld van het schip’.
4.6.
Vaststaat dat de leiding een ‘vaste en te bekwamer plaats vastgemaakte zaak’ als bedoeld in artikel 8:1004 lid 1 BW is, zodat het schip in beginsel voor de ontstane schade aansprakelijk is, tenzij blijkt dat de schade niet is veroorzaakt door de schuld van het schip.
4.6.1.
Voor de beantwoording van de vraag of sprake is van ‘schuld van het schip’ dient als uitgangspunt het arrest Casuele/De Toekomst (Hoge Raad 30 november 2001, ECLI:NL:HR:2001:AD3922). In het arrest Casuele/De Toekomst heeft de Hoge Raad bepaald dat sprake is van ‘schuld van een schip’ indien de schade het gevolg is van (a) een fout van een persoon voor wie de eigenaar van het schip aansprakelijk is volgens de artikelen 6:169 - 6:171 BW, (b) een fout van een persoon of personen die ten behoeve van het schip of van de lading arbeid verricht/verrichten of heeft/hebben verricht, (c) de verwezenlijking van een bijzonder gevaar voor personen of zaken dat in het leven is geroepen doordat het schip niet voldeed aan de eisen die men in de gegeven omstandigheden eraan mocht stellen.
4.6.2.
Op grond van de formulering van artikel 8:1004 rust op GKB de stelplicht en bewijslast dat de schade niet is veroorzaakt door de schuld van het schip.
schuld van het schip?
4.7.
GKB stelt dat haar geen verwijt kan worden gemaakt, omdat (a) de leiding niet was aangegeven op de door Evides verstrekte gebiedsinformatie die zij naar aanleiding van haar KLIC-aanvraag heeft verkregen, (b) sprake was van een gebrekkige diepteligging van de waterleiding (drijver) die in de visie van GKB de schadevaring sowieso had veroorzaakt en (c) geen sprake is van schending van haar zorgplicht, omdat de baggerwerkzaamheden nog niet waren aangevangen en slechts met het baggerschip werd gevaren.
4.8.
Voor deze beoordeling zijn van belang de tot 31 maart 2018 geldende Wet informatie-uitwisseling ondergrondse netten (hierna WION), het Besluit informatie-uitwisseling ondergrondse netten (BION) en de Richtlijn Zorgvuldig Grondroeren (hierna ook CROW 500) die per 1 januari 2017 van kracht is.
zorgplicht/informatieplicht
4.9.
Als uitgangspunt heeft te gelden dat op de aannemer die baggerwerkzaamheden gaat verrichten de zelfstandige plicht rust om zich op de hoogte te stellen van de aanwezigheid en ligging van ondergrondse kabels en leidingen. De aannemer dient daartoe voor de aanvang van de werkzaamheden een zogenoemde KLIC-melding te doen, zodat de betrokken kabel- en leidingbeheerders geïnformeerd worden over de voorgenomen werkzaamheden. Op deze kabel- en leidingbeheerders rust vervolgens een informatieplicht. Zij dienen de aannemer die een KLIC-melding heeft gedaan te voorzien van actuele informatie omtrent de aanwezigheid en ligging van ondergrondse kabels en leidingen.
De aannemer mag echter niet blind vertrouwen op de juistheid van deze informatie waar het betreft de precieze ligging van de kabels en leidingen, omdat zij er als professionele grondroerder op bedacht moet zijn dat de ligging van een kabel in de bodem door externe factoren kan veranderen.
Zijn plicht tot zorgvuldig graven brengt met zich mee dat de aannemer de volgens de ontvangen gegevens ter plaatse aanwezige leidingen en kabels daadwerkelijk zal moeten trachten te lokaliseren. De onderzoeksplicht van de grondroerder omvat dus niet alleen de inspanningsverplichting om op de tekening aangegeven kabels te zoeken, maar ook de verplichting om deze daadwerkelijk proberen te vinden. Bij de invulling van de zorgplicht komt groot gewicht toe aan de Richtlijn Zorgvuldig Grondroeren. De rechtbank dient bij de invulling daarvan in beginsel aan te sluiten bij de Richtlijn. De Richtlijn beschrijft hoe het graafproces zorgvuldig kan worden uitgevoerd, zodanig dat de kans op schade aan kabels en leidingen tot een minimum wordt beperkt (vgl. Hoge Raad 25 mei 2018, ECLI:NL:HR:2018:772).
4.10.
Vaststaat dat de waterleiding niet stond aangegeven op de door Evides verstrekte informatie. Vaststaat ook dat GKB weliswaar een KLIC-melding heeft gedaan, maar dat zij daarbij niet het ‘vinkje’ voor het verkrijgen van informatie over huisaansluitingen heeft aangekruist. Anders dan GKB betoogt, leidt dit echter niet zonder meer tot de conclusie dat Evides in haar informatievoorziening tekort is geschoten. Op GKB rust in beginsel de verplichting om volledig te zijn in haar informatieaanvraag.
4.10.1.
Het betoog van GKB dat zij, ook als zij volledige informatie had aangevraagd, geen volledige informatie had ontvangen, wordt gepasseerd. Immers: dan had uit de reactie van Evides (een brief zoals geciteerd in rechtsoverweging 2.5.) gebleken dat GKB meer informatie kon ontvangen per e‑mail, indien daarom gevraagd zou worden. In die brief wordt namelijk geattendeerd op het (mogelijk) ontbreken van de gegevens omtrent de huisaansluitingen en op de mogelijkheid om die betreffende gegevens alsnog te verkrijgen door een e‑mailverzoek te doen. Van die mogelijkheid heeft GKB geen gebruik gemaakt en dat is aan GKB te wijten.
diepteligging
4.11.
GKB voert aan dat de aanvaring ook zou hebben plaatsgevonden indien zij op de hoogte was geweest van de ligging van de leiding, omdat GKB niet verwachtte dat de leiding zich op een diepte van slechts 60 cm onder het wateroppervlak bevond. GKB stelt dat daarom het causaal verband ontbreekt tussen de aan GKB verweten gedraging en het ontstaan van de schade dan wel dat sprake is van eigen schuld van Evides, nu de waterleiding (zinker) diep in de bodem van de sloot had moeten liggen volgens het voorschrift van artikel 3.1 sub c van de Algemene regels Keur van Schieland en Krimpenaarwaard.
4.12.
Ook dit verweer faalt. Van een professioneel baggeraar mag immers worden verwacht dat hij bekend is met het opdrijven van waterleidingen en maatregelen treft. Nog daargelaten dat op GKB ingevolge artikel 2 WION ook de zelfstandige verplichting rustte om nader onderzoek te doen naar de precieze ligging van de kabel ten opzichte van de door Evides verstrekte informatie (het zogenaamde ‘lokaliseren’).
Deze verplichting vloeit ook voort uit de Richtlijn, nu daarin onder meer is opgenomen:
“(…)
(hoofdstuk 4, Ontwerpfase)
- (…) De gebiedsinformatie geeft een theoretische ligging van een kabel of leiding. De werkelijke ligging van kabels en leidingen kan hiervan afwijken en dit kan risico's veroorzaken tijdens het grondroeren. (…) De werkelijke ligging wordt bepaald door de kabels en leidingen te lokaliseren, waarna beheersmaatregelen gekozen kunnen worden; (…)”.
Hieruit volgt dat op GKB vervolgens de verplichting rustte om de exacte ligging te lokaliseren (door middel van een scan, prikstok of ander hulpmiddel). Van een schadevaring zou dan in beginsel geen sprake zijn geweest (behoudens ingeval GKB tekort zou zijn geschoten in het lokaliseren, hetgeen dan eveneens aan haar moet worden toegerekend).
Of Evides het voorschrift van artikel 3.1 sub c van de Keur – zoals die thans luidt – overtreedt, regardeert GKB niet en laat de aansprakelijkheid van GKB onverlet.
geen aanvang baggerwerkzaamheden?
4.13.
Ook het door GKB betrokken verweer dat - kort gezegd - geen sprake is van schending van haar zorgplicht omdat zij nog niet gestart was met de baggerwerkzaamheden, gaat niet op.
4.13.1.
Anders dan een willekeurige derde kan GKB zich niet disculperen door aan te voeren dat zij nog niet daadwerkelijk was aangevangen met de uitvoering van de werkzaamheden. Vaststaat immers dat op haar als aannemer de in de CROW 500 en artikel 2 WION neergelegde verplichting rustte om voorafgaand aan de uitvoering van de werkzaamheden zich te vergewissen van de locatie van de leidingen en kabels. GKB was in dat geval ervan op de hoogte geweest dat de drijver zich op de betreffende locatie bevond. Die aan GKB redelijkerwijs toe te rekenen kennis, maakt dat GKB in geen geval beroep kon doen op het ontbreken van schuld van het schip bij een schadevaring.
conclusie met betrekking tot aansprakelijkheid
4.14.
De slotsom luidt dat GKB er niet in is geslaagd om concrete feiten en omstandigheden aan te voeren, waaruit - indien bewezen - volgt dat geen sprake is van ‘schuld van het schip’. Aan bewijslevering komt de rechtbank dan ook niet toe. GKB is dan ook gehouden tot vergoeding van de als gevolg van de schadevaring ontstane schade aan Evides.
schade
4.15.
Vooropgesteld dient te worden dat de rechter ingevolge artikel 6:97 BW de schade dient te begroten op de wijze die het meest met de aard ervan in overeenstemming is. Als uitgangspunt hierbij geldt dat de benadeelde zoveel mogelijk dient te worden geplaatst in de situatie waarin deze zou hebben verkeerd indien de gebeurtenis waarop de aansprakelijkheid berust, niet zou hebben plaatsgevonden. Hieruit volgt dat de schade in beginsel wordt begroot aan de hand van alle concrete omstandigheden van het geval.
In geval van zaaksbeschadiging is het uitgangspunt dat de schade die de eigenaar van de zaak lijdt gelijk is aan de waardevermindering van de zaak. Het geldbedrag waarin deze waardevermindering kan worden uitgedrukt, is in het algemeen gelijk aan de naar objectieve maatstaven berekende kosten die met het herstel zijn gemoeid. Deze herstelkosten moeten worden gesteld op het bedrag dat een bekwaam reparateur voor de reparatie in rekening zou hebben gebracht. De stelplicht en de bewijslast ten aanzien van de omvang van de schade rusten op de partij die stelt schade te lijden, in dit geval Evides.
4.16.
GKB heeft de hoogte van de schade gemotiveerd betwist. GKB voert aan dat de door Evides gevorderde herstelkosten niet alleen zien op herstel van de waterleiding, maar ook op het bewerkstelligen van een verbetering, nu de waterleiding niet plaatselijk is hersteld, maar er door middel van een gestuurde boring over een grote afstand een herbruikbare mantelbuis is aangebracht met een geheel nieuwe waterleiding daarin. De kosten die betrekking hebben op herstel in de oude toestand bedragen volgens GKB slechts een bedrag van € 10.582,36.
4.17.
Niet in geschil is dat Evides het bedrag van € 34.860,67 daadwerkelijk heeft gemaakt, noch dat de hiermee betaalde werkzaamheden de aansluitleiding hebben hersteld.
4.18.
Ter comparitie heeft Evides de hoogte van de gevorderde herstelkosten, die met tevoren ingediende bescheiden is onderbouwd, nader toegelicht. Evides heeft in reactie op het verweer van GKB gesteld dat reparatie onder water niet mogelijk was zodat de waterleiding vervangen moest worden. Daarbij moesten de huidige Keurvoorschriften in acht worden genomen. Evides stelt dat een boogzinker niet kon worden toegepast vanwege de beschermingszones van de beide wateren, de in acht te nemen boomwortels en de vrijwel onbereikbare tussenstrook. Hierdoor was de enige oplossing om gebruik te maken van een gestuurde boring vanaf de distributieleiding aan de Boszoom.
4.19.
GKB heeft, na de gemotiveerde onderbouwing van de stelling van Evides dat in dit geval geen boogzinker kon worden gebruikt om de leiding te repareren, haar verweer onvoldoende gemotiveerd gehandhaafd. GKB heeft slechts volstaan met de enkele herhaling van zijn standpunt dat volgens de door hem geraadpleegde deskundigen gekozen had kunnen worden voor een boogzinker, maar is op de door Evides aangevoerde concrete argumenten niet ingegaan. Ook in de door GKB overgelegde brief met de opinie van de door GKB geraadpleegde deskundige Expertisebureau Vanderwal & Joosten wordt de mogelijkheid van herstel door middel van een boogzinker niet genoemd. Als onvoldoende gemotiveerd weersproken, gaat de rechtbank er dan ook van uit dat herstel door middel van plaatsing van een boogzinker niet mogelijk was.
4.20.
Zoals hiervoor is overwogen geldt als uitgangspunt voor de vergoeding van schade dat de benadeelde zoveel mogelijk in dezelfde situatie moet worden gebracht als voordat het voorval plaatsvond. Vóór de schadevaring beschikte Evides over een werkende waterleiding. Dat - zoals hier het geval is - de waterleiding thans dient te voldoen aan de (indertijd nog niet geldende, maar nu wel voorgeschreven) regels van het Keur waardoor de reparatie hoger uitvalt, valt Evides niet te verwijten en is geen aanleiding om deze schade bij Evides te laten liggen. Daar komt bij dat GKB ook geen alternatief heeft aangedragen waarbij de herstelkosten lager uit zouden vallen en waarbij voldaan werd aan de regels van de Keur.
4.21.
De slotsom luidt dat GKB de door Evides geleden schade bestaande uit de herstelkosten van € 34.860,67 dient te vergoeden.
Ook de door Evides gevorderde vergoeding van kosten voor vaststelling van schade en aansprakelijkheid en de reeds berekende wettelijke rente vanaf de datum van de schadevaring tot de dag van de dagvaarding worden toegewezen, nu Evides daartegen geen zelfstandig verweer heeft gevoerd. Dat geldt ook voor de gevorderde wettelijke rente over de hoofdsom.
proceskosten
4.22.
GKB zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van Evides worden begroot op:
- explootkosten € 86,40
- griffierecht € 1.992,00
- salaris advocaat € 1.390,00 (2 punten × tarief € 695,00)
Totaal € 3.468,40
De kosten van de akte van 3 april 2019 van Evides worden voor haar rekening gelaten, nu deze kosten nodeloos zijn veroorzaakt. Het had immers op de weg van Evides gelegen hetgeen zij daar aanvoerde, meteen in de dagvaarding aan te voeren.
5. De beslissing
De rechtbank
5.1.
veroordeelt GKB om aan Evides te betalen een bedrag van € 36.941,71 (zegge: zesendertigduizend negenhonderdeenenveertig euro en eenenzeventig eurocent), vermeerderd met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW vanaf de dag van de dagvaarding tot aan de dag der voldoening, over € 34.860,67;
5.2.
veroordeelt GKB in de proceskosten, aan de zijde van Evides tot op heden begroot op € 1.992,00 aan vastrecht, op € 86,40 aan overige verschotten en op € 1.390,00 aan salaris voor de advocaat.
5.3.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr.drs. J. van den Bos en in het openbaar uitgesproken op 13 november 2019.
1182/1407