Einde inhoudsopgave
RvdW 2022/145
Wvggz. Zorgmachtiging. Horen betrokkene (art. 6:1 Wvggz); verblijfplaats betrokkene in buitenland; aanhouding verzoek.
HR 21-01-2022, ECLI:NL:HR:2022:59
- Instantie
Hoge Raad (Civiele kamer)
- Datum
21 januari 2022
- Magistraten
Mrs. T.H. Tanja-van den Broek, S.J. Schaafsma, G.C. Makkink
- Zaaknummer
21/04178
- Conclusie
A-G mr. M.L.C.C. Lückers
- Folio weergave
- Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
- Vakgebied(en)
Burgerlijk procesrecht / Algemeen
Personen- en familierecht / Bescherming meerderjarige
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2022:59, Uitspraak, Hoge Raad (Civiele kamer), 21‑01‑2022
ECLI:NL:PHR:2021:1141, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 30‑11‑2021
Beroepschrift, Hoge Raad, 07‑10‑2021
- Wetingang
Art. 6:1 Wvggz
Samenvatting
Art. 6:1 lid 3 Wvggz houdt in dat indien betrokkene niet in Nederland verblijft, de behandeling van het verzoek door de rechtbank wordt aangehouden totdat de betrokkene in Nederland kan worden gehoord. Nu de rechtbank heeft vastgesteld dat betrokkene ten tijde van de mondelinge behandeling in Zwitserland verbleef en niet heeft vastgesteld dat betrokkene niet in staat of niet bereid was zich te doen horen, had zij geen zorgmachtiging mogen verlenen en de behandeling van het verzoek moeten aanhouden. ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.