Einde inhoudsopgave
RvdW 2022/147
Klacht dat hof door verdediging ter zitting overgelegde stukken niet bij beraadslaging heeft betrokken mist feitelijke grondslag. Hof niet gehouden nader in te gaan op inhoud stukken.
HR 18-01-2022, ECLI:NL:HR:2022:16
- Instantie
Hoge Raad (Strafkamer)
- Datum
18 januari 2022
- Magistraten
Mrs. V. van den Brink, Y. Buruma, A.E.M. Röttgering, C. Caminada, T. Kooijmans
- Zaaknummer
20/01948
- Conclusie
A-G mr. T.N.B.M. Spronken
- Folio weergave
- Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
- Vakgebied(en)
Strafprocesrecht / Terechtzitting en beslissingsmodel
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2022:16, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 18‑01‑2022
ECLI:NL:PHR:2021:1098, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 23‑11‑2021
Beroepschrift, Hoge Raad, 23‑12‑2020
- Wetingang
Art. 414 lid 1 Sv
Essentie
De klacht dat het hof de door de verdediging ter zitting overgelegde stukken niet bij de beraadslaging heeft betrokken mist, gelet op hetgeen het hof heeft overwogen, feitelijke grondslag. Het hof was niet gehouden nader in te gaan op de inhoud van de stukken.
Samenvatting
De Hoge Raad herhaalt de relevante overwegingen uit HR 12 oktober 2021, NJ 2021/339 en HR 29 juni 2010, NJ 2010/409. Op grond van art. 414 lid 1 Sv zijn de advocaat-generaal en verdachte bevoegd voor of bij de behandeling in hoger beroep nieuwe bescheiden ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.