Einde inhoudsopgave
Gedelegeerde Verordening (EU) 2019/2035 tot aanvulling van Verordening (EU) 2016/429 van het Europees Parlement en de Raad wat betreft regels voor inrichtingen waar landdieren worden gehouden en broederijen, alsmede voor de traceerbaarheid van bepaalde gehouden landdieren en broedeieren
Artikel 46 Afwijkingen van de voorschriften van artikel 45 wat betreft de middelen en methoden voor de identificatie van gehouden schapen en geiten en de aanbrenging en het gebruik ervan
Geldend
Geldend vanaf 24-11-2020
- Redactionele toelichting
Wordt toegepast vanaf 21-04-2021.
- Bronpublicatie:
25-08-2020, PbEU 2020, L 366 (uitgifte: 04-11-2020, regelingnummer: 2020/1625)
- Inwerkingtreding
24-11-2020
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
25-08-2020, PbEU 2020, L 366 (uitgifte: 04-11-2020, regelingnummer: 2020/1625)
- Vakgebied(en)
Dierenrecht / Veterinair recht
Dierenrecht / Veehouderij
Dierenrecht / Dierenwelzijn
1.
In afwijking van het in artikel 45, lid 2, onder a), vervatte voorschrift zorgen exploitanten die schapen en geiten houden die behoren tot een populatie dieren die zijn geboren met oren die te klein zijn om een conventioneel oormerk zoals bedoeld in bijlage III, onder a), aan te brengen, ervoor dat die dieren individueel worden geïdentificeerd door middel van een conventionele pootband zoals bedoeld in die bijlage, onder b), met daarop een zichtbare, leesbare en onuitwisbare vermelding van de identificatiecode van het dier.
2.
In afwijking van het in artikel 45, lid 2, onder a), vervatte voorschrift mogen exploitanten die schapen en geiten houden die niet bestemd zijn om naar een andere lidstaat te worden verplaatst, het conventionele oormerk zoals bedoeld in bijlage III, onder a), vervangen door een tatoeage zoals bedoeld in die bijlage, onder g), die een zichtbare, leesbare en onuitwisbare vermelding van de identificatiecode van het dier bevat, op voorwaarde dat de bevoegde autoriteit het gebruik van een bolustransponder zoals bedoeld in die bijlage; onder d), heeft goedgekeurd.
3.
In afwijking van artikel 45, lid 2, onder b), mogen exploitanten die schapen en geiten houden die niet bestemd zijn om naar een andere lidstaat te worden verplaatst en exploitanten die schapen of geiten houden die overeenkomstig artikel 48 van het aanbrengen van een elektronisch identificatiemiddel zijn vrijgesteld, het elektronische identificatiemiddel vervangen door een tatoeage zoals bedoeld in bijlage III, onder g), die een zichtbare, leesbare en onuitwisbare vermelding bevat van de identificatiecode van het dier.
4.
In afwijking van artikel 45, lid 2, mogen exploitanten die schapen en geiten houden die bestemd zijn om naar het slachthuis te worden vervoerd nadat zij hetzij zijn verzameld of zijn vetgemest in een andere inrichting, elk dier identificeren door middel van ten minste een elektronisch oormerk zoals bedoeld in bijlage III, onder c), dat is aangebracht op een oor van het dier, met daarop een zichtbare, leesbare en onuitwisbare vermelding van het unieke registratienummer van de inrichting waar het dier is geboren, alsmede een leesbare en onuitwisbare vermelding van de identificatiecode van dat dier, op voorwaarde dat die dieren:
- a)
niet bestemd zijn om naar een andere lidstaat te worden verplaatst;
en
- b)
worden geslacht voordat zij de leeftijd van twaalf maanden hebben bereikt.
5.
In afwijking van artikel 45, lid 2, mogen exploitanten die schapen en geiten houden die bestemd zijn om naar een slachthuis te worden vervoerd nadat zij zijn vetgemest in een andere inrichting, elk dier identificeren door middel van ten minste één conventioneel oormerk of een conventionele pootband zoals bedoeld in bijlage III, onder a) en b), met daarop een zichtbare, leesbare en onuitwisbare vermelding van het unieke registratienummer van de inrichting waar het dier is geboren, of van de identificatiecode van dat dier, op voorwaarde dat die dieren:
- a)
niet bestemd zijn om naar een andere lidstaat te worden verplaatst,
en
- b)
worden geslacht voordat zij de leeftijd van twaalf maanden hebben bereikt.