Einde inhoudsopgave
Gedelegeerde Verordening (EU) 2019/2035 tot aanvulling van Verordening (EU) 2016/429 van het Europees Parlement en de Raad wat betreft regels voor inrichtingen waar landdieren worden gehouden en broederijen, alsmede voor de traceerbaarheid van bepaalde gehouden landdieren en broedeieren
Aanhef
Geldend
Geldend vanaf 25-12-2019
- Redactionele toelichting
Gecorrigeerd via een rectificatie (PbEU 2020, L 191).
- Bronpublicatie:
28-06-2019, PbEU 2019, L 314 (uitgifte: 05-12-2019, regelingnummer: 2019/2035)
- Inwerkingtreding
25-12-2019
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
28-06-2019, PbEU 2019, L 314 (uitgifte: 05-12-2019, regelingnummer: 2019/2035)
- Vakgebied(en)
Dierenrecht / Veterinair recht
Dierenrecht / Veehouderij
Dierenrecht / Dierenwelzijn
(Voor de EER relevante tekst)
Verordening van de Commissie van 28 juni 2019 tot aanvulling van Verordening (EU) 2016/429rri van het Europees Parlement en de Raad wat betreft regels voor inrichtingen waar landdieren worden gehouden en broederijen, alsmede voor de traceerbaarheid van bepaalde gehouden landdieren en broedeieren
DE EUROPESE COMMISSIE,
Gezien Verordening (EU) 2016/429 van het Europees Parlement en de Raad van 9 maart 2016 betreffende overdraagbare dierziekten en tot wijziging en intrekking van bepaalde handelingen op het gebied van diergezondheid (‘diergezondheidswetgeving’) (1), en met name artikel 3, lid 5, artikel 87, lid 3, artikel 94, lid 3, artikel 97, lid 2, artikel 101, lid 3, artikel 106, lid 1, artikel 118, leden 1 en 2, artikel 119, lid 1, artikel 122, lid 2, artikel 271, lid 2, en artikel 279, lid 2,
Overwegende hetgeen volgt:
- (1)
Bij Verordening (EU) 2016/429 zijn regels vastgesteld met betrekking tot de preventie en bestrijding van dierziekten die kunnen worden overgedragen op dieren of mensen, waaronder regels voor inrichtingen waar landdieren worden gehouden en broederijen, en voor de traceerbaarheid van broedeieren en bepaalde gehouden landdieren in de Unie. Verordening (EU) 2016/429 verleent de Commissie ook de bevoegdheid regels vast te stellen om bepaalde niet-essentiële elementen van die verordening door middel van gedelegeerde handelingen aan te vullen. Daarom moeten dergelijke aanvullende regels worden vastgesteld om de goede werking van het systeem te verzekeren binnen het nieuwe rechtskader dat bij Verordening (EU) 2016/429 is vastgesteld.
- (2)
Meer in het bijzonder moeten in deze verordening regels worden vastgesteld ter aanvulling van de in deel IV, titel I, hoofdstuk 1 en 2, van Verordening (EU) 2016/429 vastgestelde regels met betrekking tot de registratieplicht van vervoerders die bepaalde gehouden landdieren met uitzondering van hoefdieren vervoeren, de erkenning van broederijen en inrichtingen waar landdieren die een belangrijk risico voor de diergezondheid vormen, worden gehouden, de registers van vervoerders en inrichtingen voor gehouden landdieren en broedeieren die door de bevoegde autoriteiten moeten worden bewaard, de documentatieverplichtingen van exploitanten, en de traceerbaarheidsvoorschriften voor gehouden landdieren en broedeieren. Bovendien is de Commissie krachtens Verordening (EU) 2016/429 gemachtigd om voorschriften vast te stellen om ervoor te zorgen dat deel IV van die verordening correct wordt toegepast op verplaatsingen van gezelschapsdieren, met uitzondering van niet-commerciële verplaatsingen. Daarom moeten in deze verordening ook regels met betrekking tot dergelijke verplaatsingen worden vastgesteld.
- (3)
‘Broedeieren’ vallen onder de in artikel 4, punt 28, van Verordening (EU) 2016/429 vastgestelde definitie van ‘levende producten’ en zijn bijgevolg onderworpen aan de in die verordening vastgestelde regels voor levende producten. Tegelijkertijd moeten de in deze verordening vastgestelde veterinairrechtelijke voorschriften voor pluimvee en in gevangenschap levende vogels ook van toepassing zijn op broedeieren van die vogels; daarom moeten broedeieren en de inrichtingen die deze leveren worden opgenomen in het toepassingsgebied van deze verordening.
- (4)
Hoewel de in deze verordening vastgestelde aanvullende regels moeten worden toegepast op alle gehouden landdieren, zijn er bepaalde paardenpopulaties die half in het wild worden gehouden in afgebakende gebieden in de Unie die niet volledig afhankelijk zijn van menselijke controle voor hun overleving en voortplanting, en daarom kunnen de traceerbaarheidsvoorschriften van deze verordening niet volledig op die dieren worden toegepast. In deze verordening moet daarom worden verduidelijkt dat hoewel de veterinairrechtelijke voorschriften die in het kader van Verordening (EU) 2016/429 zijn vastgesteld in het algemeen van toepassing zijn op deze als huisdier gehouden paardachtigen, bepaalde specifieke afwijkingen vereist zijn omdat het niet mogelijk is de identificatievoorschriften voor gehouden landdieren toe te passen op paarden die buiten de controle van de mens leven.
- (5)
Bovendien moeten de in deze verordening vastgestelde regels een aanvulling vormen op de in deel IX van Verordening (EU) 2016/429 vastgestelde regels, wat betreft de overgangsmaatregelen ter bescherming van de verworven rechten en het gewettigd vertrouwen dat belanghebbenden op basis van bestaande handelingen van de Unie hebben.
- (6)
Tussen de in deze verordening vastgestelde regels bestaat een wezenlijk verband en zij zijn van toepassing op exploitanten die landdieren of broedeieren vervoeren of houden. Met het oog op de samenhang, de eenvoud en de doeltreffende toepassing ervan, en om overlapping van regels te voorkomen, moeten zij in één enkele handeling worden vastgelegd in plaats van verspreid over een aantal afzonderlijke handelingen die talrijke kruisverwijzingen bevatten. Deze aanpak is ook in overeenstemming met een van de belangrijkste doelstellingen van Verordening (EU) 2016/429, namelijk het stroomlijnen van de veterinairrechtelijke voorschriften van de Unie om deze transparanter en gemakkelijker toepasbaar te maken.
- (7)
Bij artikel 87, lid 3, van Verordening (EU) 2016/429 wordt aan de Commissie de bevoegdheid verleend om de soorten vervoerders vast te stellen, afgezien van die welke betrokken zijn bij het vervoer van gehouden hoefdieren tussen lidstaten of tussen een lidstaat en een derde land, waarvan de vervoersactiviteiten specifieke en significante risico's voor bepaalde diersoorten inhouden, en om de informatieverplichtingen vast te stellen waaraan die vervoerders moeten voldoen om te kunnen worden geregistreerd overeenkomstig artikel 93 van Verordening (EU) 2016/429. Om de bevoegde autoriteiten in staat te stellen efficiënt toezicht uit te oefenen en overdraagbare dierziekten op efficiënte wijze te voorkomen, te bestrijden en uit te roeien, is het passend om in deze verordening een lijst van de andere soorten vervoerders op te nemen en regels vast te stellen met betrekking tot de gegevens die zij voor registratiedoeleinden aan de bevoegde autoriteit moeten verstrekken.
- (8)
In artikel 94, lid 1, onder a), van Verordening (EU) 2016/429 is bepaald dat gehouden hoefdieren alleen naar een andere lidstaat mogen worden verplaatst als die dieren verzameld zijn in inrichtingen die overeenkomstig die verordening door de bevoegde autoriteit zijn erkend. Bij artikel 94, lid 3, onder a), van Verordening (EU) 2016/429 wordt aan de Commissie de bevoegdheid verleend om gedelegeerde handelingen vast te stellen waarbij wordt voorzien in afwijkingen van de verplichting voor bepaalde soorten inrichtingen om bij de bevoegde autoriteit erkenning aan te vragen wanneer die inrichtingen geen significant risico inhouden.
- (9)
Gezien de specifieke situatie van paardachtigen die niet altijd primair voor voedselproductie maar vaak voor recreatieve en sportieve doeleinden worden gehouden, en aangezien die dieren in de meeste gevallen eenvoudigweg in een inrichting worden verzameld om naar een andere lidstaat te worden verplaatst voor doeleinden zoals deelname aan tentoonstellingen, sportieve, culturele of soortgelijke evenementen, is het passend in deze verordening te voorzien in een afwijking van de verplichtingen van exploitanten van deze inrichtingen om bij de bevoegde autoriteit een erkenning aan te vragen, aangezien die inrichtingen geen significant risico voor de diergezondheid inhouden en geen verblijfsduur geldt voor paardachtigen in het geval van de in de lijst opgenomen ziekten.
- (10)
In artikel 94, lid 1, onder c), van Verordening (EU) 2016/429 is bepaald dat broedeieren alleen naar een andere lidstaat mogen worden verplaatst als die eieren afkomstig zijn van een inrichting die overeenkomstig die verordening door de bevoegde autoriteit is erkend. Broedeieren van pluimvee of andere in gevangenschap levende vogels vallen onder de in artikel 4 van Verordening (EU) 2016/429 vastgestelde definitie van broedeieren, en dienovereenkomstig moeten exploitanten van inrichtingen die dergelijke eieren produceren en die naar een andere lidstaat worden verplaatst, bij de bevoegde autoriteit een aanvraag tot erkenning van hun inrichting indienen.
- (11)
Broederijen van in gevangenschap levende vogels houden echter niet dezelfde gezondheidsrisico's in voor de verspreiding van in de lijst opgenomen ziekten als broederijen van pluimvee. De belang en het volume van de productie van pas uitgekomen vogels en broedeieren van in gevangenschap levende vogels is veel kleiner dan dat van pluimvee voor de landbouwproductie. Bovendien zijn de commerciële handelskanalen van de pluimveeproductie en van in gevangenschap levende vogels, en met name die van broedeieren, van elkaar gescheiden en hebben zij een beperkt contact. Daarom is het risico van verspreiding van in de lijst opgenomen ziekten bij pluimvee via de verplaatsing van pas uitgekomen vogels en broedeieren van in gevangenschap levende vogels beperkt. Deze verordening moet derhalve voorzien in een afwijking van de verplichting voor exploitanten van broederijen van in gevangenschap levende vogels om bij de bevoegde autoriteit een aanvraag tot erkenning in te dienen.
- (12)
In artikel 94, lid 1, van Verordening (EU) 2016/429 is bepaald dat gehouden hoefdieren, pluimvee en broedeieren alleen naar een andere lidstaat mogen worden verplaatst als die dieren of broedeieren verzameld zijn in of afkomstig zijn van inrichtingen die overeenkomstig die verordening door de bevoegde autoriteit zijn erkend. Bovendien is in artikel 95 van Verordening (EU) 2016/429 bepaald dat landdieren die in een inrichting met de status van geconsigneerde inrichting worden gehouden alleen naar of uit hun inrichting mogen worden verplaatst indien die inrichting overeenkomstig die verordening van de bevoegde autoriteit de erkenning van die status heeft verkregen. De bevoegde autoriteit mag die inrichtingen alleen erkennen als zij voldoen aan bepaalde eisen met betrekking tot quarantaine, isolering en andere biobeveiligingsmaatregelen, bewaking, voorzieningen en uitrusting, personeel en dierenartsen, en toezicht door de bevoegde autoriteit. In artikel 97, lid 2, van die verordening is bepaald dat de Commissie gedelegeerde handelingen kan vaststellen met aanvullende regels voor de erkenning van inrichtingen, met inachtneming van die eisen.
- (13)
Bij de in deze verordening vastgestelde voorschriften voor de erkenning van die inrichtingen moet rekening worden gehouden met de ervaring die is opgedaan bij de toepassing van de bij de Richtlijnen 64/432/EEG(2), 92/65/EEG (3) en 2009/158/EG(4) van de Raad vastgestelde regels. Die richtlijnen worden met ingang van 21 april 2021 ingetrokken bij Verordening (EU) 2016/429.
- (14)
In artikel 94, lid 3, onder b), van Verordening (EU) 2016/429 is bepaald dat de Commissie gedelegeerde handelingen moet vaststellen waarin wordt bepaald welke andere soorten inrichtingen voor gehouden landdieren overeenkomstig artikel 94, lid 1, van die verordening door de bevoegde autoriteit moeten worden erkend. Een toenemend aantal honden, katten en fretten afkomstig van verschillende inrichtingen of voormalige zwerfhonden, -katten en -fretten, verwilderde, verloren, achtergelaten of in beslag genomen honden, katten en fretten worden verzameld in inrichtingen om ze in een zending te groeperen voordat zij naar een andere lidstaat worden verplaatst. Richtlijn 92/65/EEG bevat reeds veterinairrechtelijke voorschriften voor het verplaatsen van die dieren naar een andere lidstaat. Om echter adequaat toezicht te kunnen uitoefenen en preventieve gezondheidsmaatregelen toe te passen die zijn gebaseerd op de naleving van bepaalde regels met betrekking tot de diergezondheidsstatus van de lidstaat, moet in deze verordening worden bepaald dat die inrichtingen erkenning moeten aanvragen bij de bevoegde autoriteit, en moeten de eisen voor het verlenen van een dergelijke erkenning worden vastgesteld.
- (15)
Bij Verordening (EG) nr. 1255/97 van de Raad (5) zijn de veterinairrechtelijke voorschriften vastgesteld waaraan de exploitanten van controleposten moeten voldoen wanneer zij erkenning aanvragen bij de bevoegde autoriteit. Die voorschriften moeten worden behouden en in deze verordening worden geactualiseerd omdat zij doeltreffend zijn gebleken bij het voorkomen van de verspreiding van dierziekten in de Unie.
- (16)
Hommels worden in de regel gekweekt in van de omgeving geïsoleerde inrichtingen die onderworpen zijn aan strenge biobeveiligingsmaatregelen en regelmatig door de bevoegde autoriteit worden geïnspecteerd en gecontroleerd op de aanwezigheid van ziekten. Wanneer die inrichtingen door de bevoegde autoriteit worden erkend en onder haar toezicht staan, zullen zij waarschijnlijk geen gevolgen ondervinden van de aanwezigheid van de kleine kastkever, dit in tegenstelling tot hommelvolken in de open lucht. Daarom moet in deze verordening worden bepaald dat dergelijke inrichtingen door de bevoegde autoriteit moeten worden erkend en gecontroleerd, en moeten voorschriften voor het verlenen van die erkenning worden vastgesteld.
- (17)
Bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 139/2013 van de Commissie (6) zijn de veterinairrechtelijke voorschriften voor de invoer van bepaalde vogels in de Unie en de desbetreffende quarantainevoorschriften vastgesteld. In die verordening worden met name de voorwaarden vastgesteld voor de erkenning door de bevoegde autoriteit van de quarantainevoorzieningen en -stations voor dergelijke vogels. Om een wildgroei aan regels voor quarantaine-inrichtingen voor verschillende soorten landdieren te vermijden, moet in deze verordening de belangrijkste inhoud van die regels worden behouden, maar aangepast zodat zij op meerdere soorten landdieren kunnen worden toegepast.
- (18)
Bij Verordening (EG) nr. 1069/2009 van het Europees Parlement en de Raad (7) zijn volksgezondheidsvoorschriften en veterinairrechtelijke voorschriften voor dierlijke bijproducten en afgeleide producten vastgesteld teneinde risico's voor de volksgezondheid en de diergezondheid die aan deze producten verbonden zijn, te voorkomen en tot een minimum te beperken, en met name om de veiligheid van de voedsel- en voederketen te beschermen. In de verordening worden met name de voorschriften vastgesteld voor het verzamelen, vervoeren, opslaan, hanteren, verwerken en gebruiken of verwijderen van dierlijke bijproducten, met inbegrip van dieren die zijn gedood om epizoötische ziekten uit te roeien, teneinde te voorkomen dat deze een risico voor de gezondheid van mens en dier vormen. Verordening (EG) nr. 1069/2009 biedt, samen met een aantal krachtens die verordening vastgestelde uitvoeringsmaatregelen, een algemeen kader voor de verwijdering van dode dieren. Bij de erkenning van inrichtingen overeenkomstig de artikelen 97 en 99 van Verordening (EU) 2016/429 moet de bevoegde autoriteit ervoor zorgen dat de aanvragers voldoen aan de in het kader van Verordening (EG) nr. 1069/2009 vastgestelde voorschriften.
- (19)
Op grond van artikel 101, lid 1, van Verordening (EU) 2016/429 moeten de bevoegde autoriteiten registers van inrichtingen en exploitanten die zij hebben geregistreerd en erkend aanleggen en actualiseren, en zij moeten die registers toegankelijk maken voor de Commissie en de bevoegde autoriteiten van andere lidstaten. Met het oog op de transparantie moeten deze registers ook voor het publiek toegankelijk worden gemaakt.
- (20)
Bovendien moet de Commissie krachtens artikel 101, lid 3, van Verordening (EU) 2016/429 gedelegeerde handelingen vaststellen met betrekking tot de nadere gegevens die moeten worden vermeld in de door de bevoegde autoriteit bijgehouden registers en de toegankelijkheid van de registers van de erkende inrichtingen voor het publiek. Daarom moeten de informatieverplichtingen van de bevoegde autoriteit met betrekking tot die registers in deze verordening worden vastgesteld.
- (21)
In de artikelen 102 tot en met 105 van Verordening (EU) 2016/429 zijn voorschriften vastgesteld met betrekking tot de minimuminformatie die moet worden geregistreerd door de exploitanten van inrichtingen en vervoerders die door de bevoegde autoriteit zijn geregistreerd of erkend, en in artikel 106 van die verordening is bepaald dat de Commissie regels moet vaststellen ter aanvulling van die documentatieverplichtingen. Exploitanten van inrichtingen en vervoerders beschikken over kennis uit de eerste hand met betrekking tot de gehouden landdieren die zij verzorgen, en wanneer dieren moeten worden verplaatst, zijn zij verplicht bepaalde gegevens aan de bevoegde autoriteit te verstrekken met het oog op diergezondheidscertificering of de traceerbaarheid van die dieren, zodat die informatie gemakkelijk toegankelijk is voor de bevoegde autoriteit. Daarom moeten in deze verordening regels worden vastgesteld met betrekking tot de gegevens die door bepaalde exploitanten van inrichtingen en vervoerders moeten worden geregistreerd ter aanvulling van de gegevens die reeds op grond van Verordening (EU) 2016/429 zijn vereist.
- (22)
Overeenkomstig de artikelen 112 tot en met 115 van Verordening (EU) 2016/429 moeten exploitanten die runderen, schapen, geiten, varkens en paardachtigen houden elk dier identificeren aan de hand van een fysiek identificatiemiddel en moeten zij ervoor zorgen dat die dieren vergezeld gaan van een identificatie- of verplaatsingsdocument wanneer zij worden verplaatst, en dat de gegevens, zoals vereist, aan een door de bevoegde autoriteit bijgehouden geautomatiseerd gegevensbestand worden doorgegeven. Exploitanten die andere landdieren dan runderen, schapen, geiten, varkens en paardachtigen houden, moeten bovendien overeenkomstig artikel 117 van Verordening (EU) 2016/429 elk dier identificeren aan de hand van een fysiek identificatiemiddel en ervoor zorgen dat die dieren vergezeld gaan van een identificatie- of verplaatsingsdocument wanneer dat volgens de door de Commissie krachtens artikel 118 van die verordening vastgestelde regels is vereist.
- (23)
Krachtens artikel 118, lid 1, van Verordening (EU) 2016/429 is de Commissie bevoegd om gedetailleerde voorschriften vast te stellen voor de middelen ter identificatie van gehouden landdieren en de regels voor de identificatie- en verplaatsingsdocumenten voor die dieren, alsmede gedetailleerde regels voor de in die verordening vastgestelde geautomatiseerde gegevensbestanden voor gehouden runderen, schapen, geiten, varkens en paardachtigen, alsmede regels voor de uitwisseling van elektronische gegevens tussen de geautomatiseerde gegevensbestanden van de lidstaten voor gehouden runderen. Bovendien is de Commissie krachtens artikel 118, lid 2, van Verordening (EU) 2016/429 bevoegd om voorschriften vast te stellen voor alternatieve identificatiemiddelen voor gehouden landdieren, alsmede vrijstellingen en bijzondere bepalingen voor bepaalde categorieën van die dieren, en specifieke bepalingen voor identificatie- en verplaatsingsdocumenten voor die dieren, alsmede voorschriften voor de identificatie en registratie van gehouden landdieren na hun binnenkomst in de Unie.
- (24)
Bovendien is de Commissie krachtens artikel 119, lid 1, van Verordening (EU) 2016/429 bevoegd om voorschriften vast te stellen met betrekking tot specifieke afwijkingen voor exploitanten van bepaalde in die handeling bedoelde identificatie- en registratievoorschriften. Krachtens artikel 122, lid 2, van Verordening (EU) 2016/429 is de Commissie bevoegd om traceerbaarheidsvoorschriften vast te stellen voor levende producten van andere gehouden landdieren dan runderen, schapen, geiten, varkens en paardachtigen.
Vóór de vaststelling van Verordening (EU) 2016/429 waren de regels van de Unie voor de identificatie en de registratie van runderen, schapen, geiten, varkens en paardachtigen vastgesteld in Verordening (EG) nr. 1760/2000 van het Europees Parlement en de Raad (8), Verordening (EG) nr. 21/2004 van de Raad (9) en de Richtlijnen 2008/71/EG(10) en 2009/156/EG van de Raad (11). Die vier handelingen worden met ingang van 21 april 2021 bij Verordening (EU) 2016/429 ingetrokken en vervangen. Die vier handelingen bevatten de regels voor de identificatiemiddelen, de identificatie- en verplaatsingsdocumenten en de geautomatiseerde gegevensbestanden. In die handelingen waren ook de termijnen voor het aanbrengen van de identificatiemiddelen op de door de exploitanten gehouden dieren vastgesteld. Bovendien voorzagen zij in een aantal afwijkingen en vrijstellingen ten aanzien van de identificatiemiddelen en verplaatsingsdocumenten, zonder de traceerbaarheid van de gehouden dieren in het gedrang te brengen. De in die handelingen vastgestelde regels zijn doeltreffend gebleken bij het waarborgen van de traceerbaarheid van gehouden runderen, schapen, geiten, varkens en paardachtigen. De essentie van die regels moet daarom worden behouden, maar zij moeten worden geactualiseerd om rekening te houden met de praktische ervaring die bij de toepassing van die regels is opgedaan en met de huidige technische vooruitgang. De nieuwe termijnen voor het aanbrengen van de identificatiemiddelen bij gehouden landdieren door de exploitanten moeten door de Commissie worden vastgesteld in een overeenkomstig artikel 120, lid 2, van Verordening (EU) 2016/429 vastgestelde uitvoeringshandeling.
- (25)
Om ervoor te zorgen dat paardachtigen die de Unie binnenkomen pas na binnenkomst in de Unie en alleen indien zij in de Unie blijven, worden geïdentificeerd overeenkomstig de regels van de Unie, moet in deze verordening worden verwezen naar de douaneregelingen van Verordening (EU) nr. 952/2013 van het Europees Parlement en de Raad (12).
- (26)
Vóór de vaststelling van Verordening (EU) 2016/429 waren de regels van de Unie voor de traceerbaarheid van gehouden honden, katten en fretten en in gevangenschap levende vogels vastgesteld in Richtlijn 92/65/EEG. De in die richtlijn vastgestelde regels zijn doeltreffend gebleken bij het waarborgen van de traceerbaarheid van die dieren. De essentie van die regels moet daarom worden behouden, maar zij moeten worden geactualiseerd om rekening te houden met de praktische ervaring die bij de toepassing van die regels is opgedaan en met de huidige technische vooruitgang.
- (27)
Bovendien is in Richtlijn 92/65/EEG bepaald dat om aan het handelsverkeer deel te nemen honden, katten en fretten vergezeld moeten gaan van hetzelfde identificatiedocument als voor het niet-commerciële verkeer van gezelschapsdieren, zoals bedoeld in artikel 6, onder d), van Verordening (EU) nr. 576/2013 van het Europees Parlement en de Raad (13). Die regel moet dus ook in deze verordening worden behouden.
- (28)
Vóór de vaststelling van Verordening (EU) 2016/429 waren de regels van de Unie voor de traceerbaarheid van broedeieren vastgesteld in Richtlijn 2009/158/EG. Het huidige systeem voor het merken van broedeieren is goed ingeburgerd. De essentie van die regels moet daarom worden behouden in deze verordening, maar zij moeten worden aangepast aan het kader van Verordening (EU) 2016/429.
- (29)
Vóór de vaststelling van Verordening (EU) 2016/429 waren de regels van de Unie voor de traceerbaarheid van in reizende circussen en voor dierennummers gehouden landdieren vastgesteld in Verordening (EG) nr. 1739/2005 van de Commissie (14). De in die verordening vastgestelde regels zijn ook doeltreffend gebleken bij het waarborgen van de traceerbaarheid van in reizende circussen en voor dierennummers gehouden landdieren. De essentie van die regels moet daarom worden behouden, maar zij moeten worden geactualiseerd om rekening te houden met de praktische ervaring die bij de toepassing van die regels is opgedaan.
- (30)
Krachtens Verordening (EU) 2016/429 moeten de ziektespecifieke voorschriften voor de preventie en bestrijding van ziekten van toepassing zijn op de in bijlage II bij die verordening genoemde ziekten, waaronder infectie met Brucella abortus, B. melitensis en B. suis en infectie met het Mycobacterium tuberculosis-complex (M. bovis, M. caprae en M. tuberculosis). In artikel 9 van Verordening (EU) 2016/429 zijn regels inzake preventie en bestrijding van ziekten vastgesteld die moeten worden toegepast op verschillende categorieën van in de lijst opgenomen ziekten. In Uitvoeringsverordening (EU) 2018/1882 van de Commissie (15) is bepaald dat de in artikel 9, lid 1, van Verordening (EU) 2016/429 genoemde regels voor de preventie en bestrijding van in de lijst opgenomen ziekten van toepassing zijn op de categorieën in de lijst opgenomen ziekten voor de in de lijst opgenomen soorten en groepen soorten zoals vermeld in de bijlage bij die uitvoeringsverordening. Gehouden kameelachtigen en hertachtigen zijn in de bijlage bij Uitvoeringsverordening (EU) 2018/1882 opgenomen als voor die infecties vatbare soorten. Daarom moeten in deze verordening geharmoniseerde regels inzake de traceerbaarheid van die dieren worden vastgesteld.
- (31)
Gezien de unieke situatie van de rendierhouderij die nauw verbonden is met het culturele erfgoed van de Samen in Noord-Europa, moeten de lidstaten specifieke regelingen kunnen behouden voor de identificatiemiddelen die zijn vastgesteld voor rendieren die op hun grondgebied worden gehouden. Daarom moet deze verordening voorzien in een specifieke regeling voor de identificatie van die dieren.
- (32)
Wat paardachtigen betreft, is in artikel 114 van Verordening (EU) 2016/429 bepaald dat de exploitanten ervoor moeten zorgen dat paardachtigen individueel geïdentificeerd zijn aan de hand van een correct ingevuld uniek, levenslang geldig identificatiedocument. Bovendien kan de Commissie krachtens artikel 120, lid 2, van die verordening uitvoeringshandelingen met betrekking tot bepaalde vereisten voor dat document vast te stellen. Hoewel de voorschriften met betrekking tot het unieke, levenslang geldige identificatiedocument nu zijn vastgesteld als onderdeel van de veterinairrechtelijke voorschriften van het rechtskader van Verordening (EU) 2016/429, is het noodzakelijk rekening te houden met de elders in het recht van de Unie vastgestelde identificatievoorschriften voor die dieren. Er moet met name rekening worden gehouden met Richtlijn 2001/82/EG van het Europees Parlement en de Raad (16), Uitvoeringsverordening (EU) 2015/262 van de Commissie (17), Verordening (EU) 2016/1012 van het Europees Parlement en de Raad (18), Gedelegeerde Verordening (EU) 2017/1940 van de Commissie (19) en Verordening (EU) 2019/6 van het Europees Parlement en de Raad (20) om een wildgroei aan regels en identificatiedocumenten te voorkomen, hetgeen de administratieve en financiële last onnodig zou verhogen. Deze noodzaak om de regels van de Unie te rationaliseren is van bijzonder belang voor paardachtigen, omdat zij voor een breed scala van doeleinden worden gebruikt, waaronder sportevenementen, als fokdieren en ook als voedsel. Bovendien kan het gebruik van deze dieren variëren naargelang hun levensfase, zodat het belangrijk is dat het unieke, levenslang geldige identificatiedocument geldig blijft voor een aantal doeleinden. Bovendien moet bij de in deze verordening vastgestelde overgangsbepalingen rekening worden gehouden met de toepassingsperioden van die vijf handelingen om te zorgen voor de coördinatie van de toepasselijke regelgeving van de Unie.
- (33)
Met het oog op de uniforme toepassing van de wetgeving van de Unie inzake traceerbaarheid van gehouden landdieren en om ervoor te zorgen dat deze duidelijk en transparant is, moeten Verordening (EG) nr. 509/1999 van de Commissie (21), Verordening (EG) nr. 2680/99 van de Commissie (22), Beschikking 2000/678/EG van de Commissie (23), Beschikking 2001/672/EG van de Commissie (24), Verordening (EG) nr. 911/2004 van de Commissie (25), Beschikking 2004/764/EG van de Commissie (26), Verordening (EG) nr. 644/2005 van de Commissie (27), Verordening (EG) nr. 1739/2005, Beschikking 2006/28/EG van de Commissie (28), Beschikking 2006/968/EG van de Commissie (29), Beschikking 2009/712/EG van de Commissie (30) en Uitvoeringsverordening (EU) 2015/262 bij deze verordening worden ingetrokken. Om echter te zorgen voor een vlotte overgang naar het nieuwe rechtskader voor de exploitanten van reizende circussen en dierennummers, moeten de verplaatsings- en identificatiedocumenten in een formaat overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1739/2005 van toepassing blijven tot een datum die door de Commissie wordt vastgesteld in een overeenkomstig artikel 120, lid 2, van Verordening (EU) 2016/429 vastgestelde uitvoeringshandeling met betrekking tot het formaat van de verplaatsings- en identificatiedocumenten voor gehouden landdieren in reizende circussen en dierennummers.
- (34)
Bij Richtlijn 2001/82/EG zijn specifieke voorschriften vastgesteld voor paardachtigen met betrekking tot de behandeling van paardachtigen die voor de productie van levensmiddelen bestemd zijn, wat geneesmiddelen voor diergeneeskundig gebruik betreft, op voorwaarde dat die paardachtigen zijn geïdentificeerd overeenkomstig de wetgeving van de Unie en die specifiek in hun identificatiedocument zijn aangeduid als niet bestemd voor de slacht voor menselijke consumptie. Die regels zijn nu in essentie vastgelegd in Verordening (EU) 2019/6, waarbij Richtlijn 2001/82/EG wordt ingetrokken en vervangen. Verordening (EU) 2019/6 is van toepassing met ingang van 28 januari 2022, dus na de datum van toepassing van Verordening (EU) 2016/429. Deze twee handelingen houden echter verband met elkaar aangezien in artikel 109, lid 1, van Verordening (EU) 2019/6 is bepaald dat de Commissie gedelegeerde handelingen moet vaststellen ter aanvulling van die verordening ten aanzien van de gegevens die vervat moeten zijn in het unieke, levenslang geldige identificatiedocument waarin Verordening (EU) 2016/429 voorziet, met het oog op de in Verordening (EU) 2019/6 vastgestelde registratieverplichtingen. Verder bevat Uitvoeringsverordening (EU) 2015/262 regels voor de identificatie van paardachtigen, met inbegrip van regels inzake de identificatiedocumenten voor die dieren, en wordt in die verordening bepaald dat het systeem van de Unie voor de identificatie van paardachtigen onder meer een uniek, levenslang geldig document omvat. Tenslotte zijn bij Verordening (EU) 2016/1012 ook voorschriften vastgesteld voor de identificatie van paardachtigen. Hierin wordt bepaald dat de Commissie uitvoeringshandelingen vaststelt die voorzien in modelformulieren voor het unieke, levenslang geldige identificatiedocument.
- (35)
Om onnodige administratieve en financiële lasten voor de exploitanten van gehouden paardachtigen en bevoegde autoriteiten te voorkomen, moet het unieke, levenslang geldige identificatiedocument van gehouden paardachtigen waarin Uitvoeringsverordening (EU) 2015/262 momenteel voorziet, van toepassing blijven tot een datum die door de Commissie wordt vastgesteld in een overeenkomstig artikel 120, lid 2, van Verordening (EU) 2016/429 en artikel 109, lid 2, van Verordening (EU) 2019/6 vastgestelde uitvoeringshandeling met betrekking tot het formaat van het unieke, levenslang geldige identificatiedocument van gehouden paardachtigen.
- (36)
Artikel 271 van Verordening (EU) 2016/429 voorziet in de overgangsperiode voor het in die handeling vastgestelde nieuwe rechtskader voor de exploitanten wat betreft de identificatie van gehouden runderen, schapen, geiten en varkens, en machtigt de Commissie om die overgangsperiode in te korten.
- (37)
Om te zorgen voor een soepele overgang naar het bij Verordening (EU) 2016/429 vastgestelde nieuwe rechtskader voor exploitanten die landdieren houden wat de identificatie en registratie van die dieren betreft, en naar het nieuwe rechtskader wat de veterinairrechtelijke regels voor de verplaatsing van die dieren betreft, moeten de in deze verordening vastgestelde regels van toepassing zijn vanaf dezelfde datum als die van Verordening (EU) 2016/429.
- (38)
Om te zorgen voor een soepele overgang naar het nieuwe rechtskader voor exploitanten van inrichtingen die landdieren houden en die zijn geregistreerd of erkend overeenkomstig de Richtlijnen 64/432/EEG en 92/65/EEG, de Verordeningen (EG) nr. 1760/2000 en (EG) nr. 21/2004 en de Richtlijnen 2008/71/EG, 2009/156/EG en 2009/158/EG, worden die exploitanten geacht overeenkomstig deze verordening te zijn geregistreerd of erkend. De lidstaten moeten ervoor zorgen dat die exploitanten aan alle regels van deze verordening voldoen.
- (39)
Om te zorgen voor een soepele overgang naar het nieuwe rechtskader, moeten runderen, schapen, geiten, varkens, paardachtigen, kameelachtigen en hertachtigen en papegaaiachtigen die voor de datum van toepassing van deze verordening zijn geïdentificeerd en geregistreerd, worden geacht overeenkomstig deze verordening te zijn geïdentificeerd en geregistreerd en mogen binnen de Unie worden verplaatst.
- (40)
Deze verordening moet overeenkomstig de toepassingsdatum van Verordening (EU) 2016/429 met ingang van 21 april 2021 van toepassing zijn,
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Voetnoten
PB L 84 van 31.3.2016, blz. 1.
PB 121 van 29.7.1964, blz. 1977/64.
Richtlijn 92/65/EEG van de Raad van 13 juli 1992 tot vaststelling van de veterinairrechtelijke voorschriften voor het handelsverkeer en de invoer in de Gemeenschap van dieren, sperma, eicellen en embryo's waarvoor ten aanzien van de veterinairrechtelijke voorschriften geen specifieke communautaire regelgeving als bedoeld in bijlage A, onder I, van Richtlijn 90/425/EEG geldt (PB L 268 van 14.9.1992, blz. 54).
Richtlijn 2009/158/EG van de Raad van 30 november 2009 tot vaststelling van veterinairrechtelijke voorschriften voor het intracommunautaire handelsverkeer en de invoer uit derde landen van pluimvee en broedeieren (PB L 343 van 22.12.2009, blz. 74).
Verordening (EG) nr. 1255/97 van de Raad van 25 juni 1997 betreffende de communautaire criteria voor controlepost(en) en tot aanpassing van het in Richtlijn 91/628/EEG bedoelde reisschema (PB L 174 van 2.7.1997, blz. 1).
Uitvoeringsverordening (EU) nr. 139/2013 van de Commissie van 7 januari 2013 tot vaststelling van de veterinairrechtelijke voorschriften voor de invoer van bepaalde vogels in de Unie en de desbetreffende quarantainevoorschriften (PB L 47 van 20.2.2013, blz. 1).
Verordening (EG) nr. 1069/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 21 oktober 2009 tot vaststelling van gezondheidsvoorschriften inzake niet voor menselijke consumptie bestemde dierlijke bijproducten en afgeleide producten en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1774/2002 (verordening dierlijke bijproducten) (PB L 300 van 14.11.2009, blz. 1).
Verordening (EG) nr. 1760/2000 van het Europees Parlement en de Raad van 17 juli 2000 tot vaststelling van een identificatie- en registratieregeling voor runderen en inzake de etikettering van rundvlees en rundvleesproducten en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 820/97 van de Raad (PB L 204 van 11.8.2000, blz. 1).
Verordening (EG) nr. 21/2004 van de Raad van 17 december 2003 tot vaststelling van een identificatie- en registratieregeling voor schapen en geiten en tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1782/2003 en de Richtlijnen 92/102/EEG en 64/432/EEG (PB L 5 van 9.1.2004, blz. 8).
Richtlijn 2008/71/EG van de Raad van 15 juli 2008 met betrekking tot de identificatie en de registratie van varkens (PB L 213 van 8.8.2008, blz. 31).
Richtlijn 2009/156/EG van de Raad van 30 november 2009 tot vaststelling van veterinairrechtelijke voorschriften voor het verkeer van paardachtigen en de invoer van paardachtigen uit derde landen (PB L 192 van 23.7.2010, blz. 1).
Verordening (EU) nr. 952/2013 van het Europees Parlement en van de Raad van 9 oktober 2013 tot vaststelling van het douanewetboek van de Unie (PB L 269 van 10.10.2013, blz. 1).
Verordening (EU) nr. 576/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 12 juni 2013 betreffende het niet-commerciële verkeer van gezelschapsdieren en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 998/2003 (PB L 178 van 28.6.2013, blz. 1).
Verordening (EG) nr. 1739/2005 van de Commissie van 21 oktober 2005 tot vaststelling van de veterinairrechtelijke voorschriften voor het vervoer van circusdieren tussen de lidstaten (PB L 279 van 22.10.2005, blz. 47).
Uitvoeringsverordening (EU) 2018/1882 van de Commissie van 3 december 2018 betreffende de toepassing, op de categorieën in de lijst opgenomen ziekten, van bepaalde regels voor de preventie en bestrijding van ziekten en tot vaststelling van een lijst van soorten en groepen soorten die een aanzienlijk risico vormen in verband met de verspreiding van die ziekten (PB L 308 van 4.12.2018, blz. 21).
Richtlijn 2001/82/EG van het Europees Parlement en de Raad van 6 november 2001 tot vaststelling van een communautair wetboek betreffende geneesmiddelen voor diergeneeskundig gebruik (PB L 311 van 28.11.2001, blz. 1).
Uitvoeringsverordening (EU) 2015/262 van de Commissie van 17 februari 2015 tot vaststelling van voorschriften overeenkomstig de Richtlijnen 90/427/EEG en 2009/156/EG van de Raad met betrekking tot de methoden voor de identificatie van paardachtigen (verordening paardenpaspoort) (PB L 59 van 3.3.2015, blz. 1).
Verordening (EU) 2016/1012 van het Europees Parlement en de Raad van 8 juni 2016 betreffende de zoötechnische en genealogische voorwaarden voor het fokken van, de handel in en de binnenkomst in de Unie van raszuivere fokdieren, hybride fokvarkens en levende producten daarvan en tot wijziging van Verordening (EU) nr. 652/2014, de Richtlijnen 89/608/EEG en 90/425/EEG van de Raad en tot intrekking van bepaalde handelingen op het gebied van dierfokkerij (‘Fokkerijverordening’) (PB L 171 van 29.6.2016, blz. 66).
Gedelegeerde Verordening (EU) 2017/1940 van de Commissie van 13 juli 2017 tot aanvulling van Verordening (EU) 2016/1012 van het Europees Parlement en de Raad wat betreft de inhoud en vorm van zoötechnische certificaten die worden afgegeven voor raszuivere fokpaarden en -ezels, vervat in een uniek, levenslang geldig identificatiedocument voor paardachtigen (PB L 275 van 25.10.2017, blz. 1).
Verordening (EU) 2019/6 van het Europees Parlement en de Raad van 11 december 2018 betreffende diergeneesmiddelen en tot intrekking van Richtlijn 2001/82/EG (PB L 4 van 7.1.2019, blz. 43).
Verordening (EG) nr. 509/1999 van de Commissie van 8 maart 1999 tot verlenging van de maximumtermijn voor het aanbrengen van oormerken bij bizons (van de soort Bison bison spp.) (PB L 60 van 9.3.1999, blz. 53).
Verordening (EG) nr. 2680/1999 van de Commissie van 17 december 1999 houdende goedkeuring van een identificatieregeling voor stieren die bestemd zijn voor culturele en sportieve evenementen (PB L 326 van 18.12.1999, blz. 16).
Beschikking 2000/678/EG van de Commissie van 23 oktober 2000 houdende vaststelling van uitvoeringsbepalingen inzake de registratie van bedrijven in nationale gegevensbanken voor varkens, zoals bedoeld in Richtlijn 64/432/EEG van de Raad (PB L 281 van 7.11.2000, blz. 16).
Beschikking 2001/672/EG van de Commissie van 20 augustus 2001 houdende vaststelling van bijzondere voorschriften voor het verplaatsen van runderen naar zomerweiden in bergstreken (PB L 235 van 4.9.2001, blz. 23).
Verordening (EG) nr. 911/2004 van de Commissie van 29 april 2004 tot uitvoering van Verordening (EG) nr. 1760/2000 van het Europees Parlement en de Raad wat betreft oormerken, paspoorten en bedrijfsregisters (PB L 163 van 30.4.2004, blz. 65).
Beschikking 2004/764/EG van de Commissie van 22 oktober 2004 betreffende de verlenging van de maximumtermijn voor de aanbrenging van oormerken bij bepaalde runderen die in natuurgebieden in Nederland worden gehouden (PB L 339 van 16.11.2004, blz. 9).
Verordening (EG) nr. 644/2005 van de Commissie van 27 april 2005 tot goedkeuring van een in Verordening (EG) nr. 1760/2000 van het Europees Parlement en de Raad bedoeld speciaal identificatiesysteem voor runderen die voor culturele en historische doeleinden worden gehouden op erkende bedrijven (PB L 107 van 28.4.2005, blz. 18).
Beschikking 2006/28/EG van de Commissie van 18 januari 2006 betreffende de verlenging van de maximumtermijn voor de aanbrenging van oormerken bij bepaalde runderen (PB L 19 van 24.1.2006, blz. 32).
Beschikking 2006/968/EG van de Commissie van 15 december 2006 tot uitvoering van Verordening (EG) nr. 21/2004 van de Raad wat betreft richtsnoeren en procedures voor de elektronische identificatie van schapen en geiten (PB L 401 van 30.12.2006, blz. 41).
Beschikking 2009/712/EG van de Commissie van 18 september 2009 ter uitvoering van Richtlijn 2008/73/EG van de Raad wat betreft informatiepagina's op internet met lijsten van door de lidstaten overeenkomstig de communautaire veterinaire en zoötechnische wetgeving erkende inrichtingen en laboratoria (PB L 247 van 19.9.2009, blz. 13).