Einde inhoudsopgave
Verordening (EU) 2016/429 betreffende overdraagbare dierziekten en tot wijziging en intrekking van bepaalde handelingen op het gebied van diergezondheid (‘diergezondheidswetgeving’)
Artikel 99 Procedures voor het verlenen van de erkenning door de bevoegde autoriteit
Geldend
Geldend vanaf 20-04-2016
- Bronpublicatie:
09-03-2016, PbEU 2016, L 84 (uitgifte: 31-03-2016, regelingnummer: 2016/429)
- Inwerkingtreding
20-04-2016
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
09-03-2016, PbEU 2016, L 84 (uitgifte: 31-03-2016, regelingnummer: 2016/429)
- Vakgebied(en)
Agrarisch recht (V)
Gezondheidsrecht / Voedsel- en warenkwaliteit
Dierenrecht / Algemeen
1.
De bevoegde autoriteit stelt procedures op die exploitanten moeten volgen wanneer zij een aanvraag indienen voor de erkenning van hun inrichtingen overeenkomstig artikel 94, lid 1, artikel 95 of artikel 96, lid 1.
2.
Na ontvangst van een aanvraag tot erkenning van een exploitant overeenkomstig artikel 94, lid 1, of artikel 95, onder a), verricht de bevoegde autoriteit een inspectiebezoek ter plaatse.
3.
Indien aan de in artikel 97 en de in leden 1 en 2 van dit artikel bedoelde voorschriften is voldaan, verleent de bevoegde autoriteit de erkenning.
4.
In het geval waarin een instelling niet voldoet aan alle in artikel 97 genoemde voorwaarden voor de erkenning, kan de bevoegde autoriteit een voorwaardelijke erkenning geven, als op basis van de aanvraag van de betrokken exploitant en het daaropvolgende inspectiebezoek ter plaatse als bedoeld in lid 2 van dit artikel blijkt dat de inrichting voldoet aan alle voornaamste voorschriften die voldoende garanties bieden dat de inrichting geen significant risico vormt.
5.
Indien de bevoegde autoriteit overeenkomstig lid 4 van dit artikel een voorwaardelijke erkenning heeft verleend, verleent zij de definitieve erkenning pas na een volgende inspectie ter plaatse, die wordt uitgevoerd binnen drie maanden na de voorwaardelijke erkenning, of na de ontvangst binnen drie maanden na die datum van documentatie van de exploitant, waaruit blijkt dat de inrichting voldoet aan alle voorwaarden voor de erkenning als bedoeld in artikel 97, lid 1, en in de krachtens artikel 97, lid 2, vastgestelde regels.
Indien uit de inspectie ter plaatse of uit de in de eerste alinea bedoelde documentatie blijkt dat de inrichting duidelijk vooruitgang heeft geboekt, maar nog steeds niet aan alle voorwaarden voldoet, dan kan de bevoegde autoriteit de voorwaardelijke erkenning verlengen. De voorwaardelijke erkenning mag echter in totaal niet meer dan zes maanden geldig zijn.