Einde inhoudsopgave
Tweede aanvullend Protocol bij het Europees Verdrag inzake wederzijdse rechtshulp in strafzaken
Artikel 26 Gegevensbescherming
Geldend
Geldend vanaf 01-02-2004
- Bronpublicatie:
08-11-2001, Trb. 2008, 157 (uitgifte: 27-08-2008, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Inwerkingtreding
01-02-2004
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
08-11-2001, Trb. 2008, 157 (uitgifte: 27-08-2008, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Internationaal strafrecht / Europees strafrecht en strafprocesrecht
1.
Persoonsgegevens die naar aanleiding van de uitvoering van een verzoek, ingediend ingevolge het Verdrag of een van de Protocollen daarbij, door de ene Partij aan de andere worden toegezonden, kunnen door de Partij aan welke deze gegevens zijn verstrekt uitsluitend worden gebruikt:
- a.
ten behoeve van procedures waarop het Verdrag of een van de Protocollen daarbij van toepassing zijn, en
- b.
ten behoeve van andere gerechtelijke en administratieve procedures die rechtstreeks verband houden met de onder a bedoelde procedures, en
- c.
ter voorkoming van een onmiddellijke en ernstige bedreiging van de openbare veiligheid.
2.
Persoonsgegevens mogen evenwel voor elk ander doel worden gebruikt wanneer hiervoor voorafgaande toestemming is gegeven door hetzij de Partij door welke de gegevens zijn toegezonden, hetzij de persoon op wie de gegevens betrekking hebben.
3.
Elke Partij kan weigeren persoonsgegevens te verstrekken die zijn verkregen als gevolg van de uitvoering van een verzoek ingediend ingevolge het Verdrag of een van de Protocollen daarbij, wanneer:
- —
deze gegevens uit hoofde van haar nationale wetgeving worden beschermd, en
- —
de Partij aan wie de gegevens moeten worden verstrekt niet gebonden wordt door het Verdrag tot de bescherming van personen met betrekking tot de geautomatiseerde verwerking van persoonsgegevens, gedaan te Straatsburg op 28 januari 1981, tenzij de laatstgenoemde Partij zich ertoe verplicht de gegevens zodanig te beschermen als door door[lees: door] de eerstgenoemde Partij wordt verlangd.
4.
Elke Partij die persoonsgegevens verstrekt die zijn verkregen als gevolg van de uitvoering van een verzoek ingediend ingevolge het Verdrag of een van de Protocollen daarbij, kan van de Partij waaraan de gegevens zijn toegezonden, verlangen dat deze informatie verschaft over het gebruik dat van deze gegevens is gemaakt.
5.
Elke Partij kan, door middel van een aan de Secretaris-Generaal van de Raad van Europa gerichte verklaring verlangen dat, binnen het kader van procedures voor welke zij de verzending of het gebruik van persoonsgegevens in overeenstemming met de bepalingen van het Verdrag of een van de Protocollen daarbij had kunnen weigeren of beperken, verlangen dat persoonsgegevens die naar een andere Partij worden gezonden niet door de laatstgenoemde Partij worden gebruikt voor de in het eerste lid bedoelde doeleinden, tenzij zij hiervoor eerst haar instemming heeft verleend.