Einde inhoudsopgave
Tweede aanvullend Protocol bij het Europees Verdrag inzake wederzijdse rechtshulp in strafzaken
Artikel 17 Grensoverschrijdende observaties
Geldend
Geldend vanaf 01-02-2004
- Bronpublicatie:
08-11-2001, Trb. 2008, 157 (uitgifte: 27-08-2008, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Inwerkingtreding
01-02-2004
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
08-11-2001, Trb. 2008, 157 (uitgifte: 27-08-2008, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Internationaal strafrecht / Europees strafrecht en strafprocesrecht
1.
Ambtenaren van een van de Partijen die, in het kader van een strafrechtelijk onderzoek, in eigen land een persoon observeren die vermoedelijk heeft deelgenomen aan een strafbaar feit waarop uitlevering van toepassing kan zijn, of een persoon ten aanzien van wie ernstige vermoedens bestaan dat deze kan leiden tot de identificatie of lokalisering van de bovengenoemde persoon, zijn bevoegd hun observatie op het grondgebied van een andere Partij voort te zetten, wanneer laatstgenoemde Partij toestemming heeft gegeven voor grensoverschrijdende observatie op basis van een van tevoren ingediend verzoek om rechtshulp. De toestemming kan onder bijzondere voorwaarden worden verleend.
Desgevraagd dient de observatie te worden overgedragen aan de ambtenaren van de Partij op het grondgebied waarvan de observatie plaatsvindt.
Het verzoek om rechtshulp als bedoeld in het eerste lid dient te worden gezonden aan de door elk van de Partijen aangewezen autoriteit, die bevoegd is het verzoek om toestemming in te willigen of het door te zenden.
2.
Wanneer wegens het bijzonder spoedeisende karakter geen voorafgaande toestemming van de andere Partij kan worden gevraagd, mogen de ambtenaren die de observatie uitvoeren binnen het kader van een strafrechtelijk onderzoek de observatie van een persoon ten aanzien van wie een vermoeden bestaat dat deze in het zesde lid bedoelde strafbare feiten heeft gepleegd, over de grens voortzetten, mits aan volgende voorwaarden wordt voldaan:
- a.
de autoriteiten van de in het vierde lid bedoelde Partij op het grondgebied waarvan de observatie wordt voortgezet, dienen nog tijdens de observatie onverwijld van de grensoverschrijding in kennis te worden gesteld;
- b.
een verzoek om rechtshulp als bedoeld in het eerste lid, waarin tevens de redenen zijn aangegeven waarom zonder voorafgaande toestemming tot grensoverschrijding is overgegaan, dient zo spoedig mogelijk te worden ingediend.
De observatie dient te worden afgebroken zodra de Partij op het grondgebied waarvan de observatie plaatsvindt, na ontvangst van de onder a bedoelde kennisgeving of van het onder b bedoelde verzoek, daarom verzoekt, of indien de toestemming vijf uren na de grensoverschrijding niet is verkregen.
3.
De observatie als bedoeld in het eerste en tweede lid mag slechts onder de volgende algemene voorwaarden worden uitgevoerd:
- a.
De observerende ambtenaren zijn gebonden aan het bepaalde in dit artikel en aan het recht van de Partij op het grondgebied waarvan zij optreden; zij dienen de aanwijzingen van de plaatselijk verantwoordelijke autoriteiten op te volgen.
- b.
Behoudens in de gevallen als bedoeld in het tweede lid dienen de ambtenaren tijdens de observatie te zijn voorzien van een document waaruit blijkt dat de toestemming is verleend.
- c.
De observerende ambtenaren dienen te allen tijde in staat te zijn aan te tonen dat zij optreden in een officiële hoedanigheid.
- d.
De observerende ambtenaren mogen tijdens de observatie hun dienstwapen dragen tenzij de aangezochte Partij anders heeft besloten; het gebruik ervan is uitsluitend in geval van noodweer toegestaan.
- e.
Het binnentreden van woningen en het betreden van niet voor het publiek toegankelijke plaatsen is niet toegestaan.
- f.
De observerende ambtenaren zijn niet bevoegd de geobserveerde persoon staande te houden en te ondervragen of aan te houden.
- g.
Van elk optreden wordt verslag gedaan aan de autoriteiten van de Partij op het grondgebied waarvan de observatie plaatsvindt; de persoonlijke verschijning van de observerende ambtenaren kan worden verlangd.
- h.
De autoriteiten van de Partij van het grondgebied waarvan de observerende ambtenaren afkomstig zijn, verlenen op verzoek van de autoriteiten van de Partij op het grondgebied waarvan werd opgetreden medewerking aan onderzoek na afloop van het optreden waaraan zij hebben deelgenomen, met inbegrip van gerechtelijke procedures.
4.
Op het tijdstip van ondertekening of bij de nederlegging van hun akte van bekrachtiging, aanvaarding, goedkeuring of toetreding vermelden de Partijen door middel van een aan de Secretaris-Generaal van de Raad van Europa gerichte verklaring welke ambtenaren en autoriteiten zij benoemen voor de toepassing van het eerste en tweede lid van dit artikel. Daarna mogen zij hun verklaring te allen tijde op dezelfde wijze wijzigen.
5.
De Partijen kunnen bilateraal het toepassingsgebied van dit artikel uitbreiden en nadere regelingen ter uitvoering daarvan treffen.
6.
De in het tweede lid bedoelde observatie mag uitsluitend plaatsvinden voor een van de volgende strafbare feiten:
- —
moord;
- —
doodslag;
- —
verkrachting;
- —
opzettelijke brandstichting;
- —
valsemunterij;
- —
gekwalificeerde diefstal en heling;
- —
afpersing;
- —
ontvoering en gijzeling;
- —
mensenhandel;
- —
sluikhandel in verdovende middelen en psychotrope stoffen;
- —
vergrijpen tegen voorschriften aangaande vuurwapens en explosieven;
- —
het teweeg brengen van een ontploffing;
- —
illegaal vervoer van giftige en schadelijke afvalstoffen;
- —
vreemdelingensmokkel;
- —
seksueel misbruik van kinderen.