Einde inhoudsopgave
RvdW 2022/186
Overheidsprivaatrecht. Besluitaansprakelijkheid; vertragingsschade. Causaal verband; maatstaf; moment waarop bestuursorgaan rechtmatig begunstigend besluit zou hebben genomen; toerekening.
HR 04-02-2022, ECLI:NL:HR:2022:115
- Instantie
Hoge Raad (Civiele kamer)
- Datum
4 februari 2022
- Magistraten
Mrs. T.H. Tanja-van den Broek, S.J. Schaafsma, G.C. Makkink
- Zaaknummer
20/01823
- Conclusie
A-G mr. B.J. Drijber
- Folio weergave
- Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
- Vakgebied(en)
Bouwrecht / Bouwen
Bestuursrecht algemeen / Overheid en privaatrecht
Verbintenissenrecht / Aansprakelijkheid
Verbintenissenrecht / Schadevergoeding
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2022:115, Uitspraak, Hoge Raad (Civiele kamer), 04‑02‑2022
ECLI:NL:PHR:2021:691, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 02‑07‑2021
Beroepschrift, Hoge Raad, 16‑06‑2020
- Wetingang
Art. 6:162 BW
Essentie
Overheidsprivaatrecht. Besluitaansprakelijkheid; vertragingsschade. Causaal verband; maatstaf; moment waarop bestuursorgaan rechtmatig begunstigend besluit zou hebben genomen; toerekening.
Samenvatting
Het causaal verband als bedoeld in art. 6:162 lid 1 BW (het condicio sine qua non-verband) moet worden vastgesteld aan de hand van de maatstaf hoe het bestuursorgaan zou hebben beslist of gehandeld indien het niet het onrechtmatige besluit had genomen. Bij deze beoordeling moet worden uitgegaan van het tijdstip waarop het onrechtmatige besluit is genomen (HR 15 maart 2019, NJ 2019/409, m.nt. L.A.D. Keus). Indien het bestuursorgaan een onrechtmatig begunstigend besluit herroept en nadien alsnog ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.