Einde inhoudsopgave
Derdenbeslag (BPP nr. I) 2003/5.5.4.1
5.5.4.1 Inleiding en afgrenzing van het onderwerp
Mr. L.P. Broekveldt, datum 31-03-2003
- Datum
31-03-2003
- Auteur
Mr. L.P. Broekveldt
- JCDI
JCDI:ADS395738:1
- Vakgebied(en)
Burgerlijk procesrecht (V)
Voetnoten
Voetnoten
Deze bevoegdheden tot beëindiging van de rechtsverhouding komen in beginsel ook toe aan de beslagdebiteur als (contractuele) wederpartij van de derde-beslagene. Voor de vraag of, en zo ja, in hoeverre uitoefening ná beslag van dit soort bevoegdheden (opzegging, ontbinding, vernietiging, e.d.) in strijd kan komen met (de strekking van) het bepaalde in art. 475h lid 1 wordt verwezen naar § 43.5.2.8; zie ook nog hierna de noten 685 en 691.
Hier wordt dus buiten beschouwing gelaten de situatie dat de rechtsverhouding waaruit een vordering is of zal ontstaan reeds is beëindigd vóórdat derdenbeslag is gelegd. In beginsel zal de beslaglegger deze beëindiging op grond van de nemo plus-regel als 'fait accompli' moeten aanvaarden, tenzij de beëindiging op grond van de Pauliana zou kunnen worden aangetast.
Onbesproken blijven hier gevallen waarin de derde-beslagene zich op het standpunt stelt dat tussen hem en de beslagdebiteur in het geheel geen overeenkomst tot stand is gekomen, bijv. omdat partijen in enigerlei fase van onderhandelingen zijn blijven steken of omdat nimmer wilsovereenstemming (art. 6: 217) is bereikt. Het gaat hier dus alleen om gevallen waarin door een rechtshandeling een einde wordt gemaakt aan een rechtsverhouding.
Heel globaal gezegd leiden opzegging en ontbinding niet tot beëindiging met terugwerkende kracht - zij werken dus 'ex nunc' - terwijl vernietiging en nietigheid in beginsel wél terugwerken tot het tijdstip waarop de rechtshandeling is verricht (art. 3:53 lid 1) zodat zij 'ex tunc' werken.
Zie voor een overzicht daarvan HijmafOlthoff, Compendium Nederlands vermogensrecht, 2002, nrs. 41-58; zie ook Hartkamp, Compendium van het vermogensrecht volgens het nieuwe Burgerlijk Wetboek, 1999, nrs. 71 e.v.; en ook Asser/Hartkamp 2001 (4-11), nr. 468.
Daarbij moet overigens wel bedacht worden dat aan het hier besproken onderwerp in de literatuur over het derdenbeslag geen aandacht is besteed, terwijl daarover ook geen gepubliceerde rechtspraak bekend is. Ook in de algemene privaatrechtelijke literatuur is beëindiging van overeenkomsten niet mede bezien in het licht van derdenbeslag.
336. Ter afsluiting van de beschouwingen over uitoefening van de rechten en bevoegdheden die de derde-beslagene aan zijn contractuele verhouding tot zijn wederpartij - de beslagdebiteur - kan ontlenen, en die hij ook aan de beslaglegger kan tegenwerpen, zullen ten slotte nog onderzocht worden de gevallen waarin de derde1, nádat onder hem beslag is gelegd2, deze rechtsverhouding beëindigt. Aangezien ook hier de (feitelijke) werkelijkheid weer aanzienlijk gevarieerder is dan de (juridische) fantasie, zullen alleen de hoofdlijnen en de voornaamste gevolgen besproken worden van enkele rechtsfiguren die kunnen leiden tot beëindiging van een contractuele rechtsverhouding. Daarbij zal het met name gaan om gevallen waarin door opzegging, ontbinding (in ruime zin), het inroepen van een vernietigingsgrond of een beroep op nietigheid, de rechtsverhouding tussen (B) en (C) wordt beëindigd3, al dan niet met terugwerkende kracht. Indien de door de derde ingeroepen grond leidt tot beëindiging van de rechtsverhouding met terugwerkende kracht4, komt daardoor het tijdstip van beëindiging rechtens vóór het moment van de beslaglegging te liggen, zodat die rechtsverhouding er - achteraf bezien - nimmer is geweest. Dat betekent overigens niet dat aan het gelegde beslag dan verder ook geen rechtsgevolgen meer verbonden zouden zijn.
Bij de behandeling in § 5.5.43 van de hiervoor kort aangeduide beëindigingsgronden zullen, zoals hiervoor reeds aangestipt, alleen de voornaamste kenmerken en rechtsgevolgen van de onderscheiden gronden worden besproken. Zo zal niet worden ingegaan op de inhoudelijke vraag, in wélke gevallen de derde-beslagene de overeenkomst met zijn wederpartij, de beslagdebiteur, rechtsgeldig kan opzeggen, dan wel deze door het uitbrengen van een schriftelijke verklaring of een rechterlijke uitspraak kan doen ontbinden (art. 6:267). Zo zullen evenmin alle vernietigingsgronden5, die in de Boeken 3 en 6 verspreid zijn geregeld, in het licht van een gelegd derdenbeslag worden besproken. Bij wijze van voorbeeld zal in dat verband alleen aandacht worden besteed aan de Pauliana (art. 3:45), alsmede een klassiek 'wilsgebrek' als dwaling (art. 6:228). Nog afgezien van het feit dat een uitvoeriger bespreking van deze onderwerpen het bestek van dit boek te buiten zou gaan6, bestaat daartoe ook geen noodzaak, omdat de juridische systematiek van met name ontbinding en vernietiging, ook in relatie tot een gelegd derdenbeslag in beginsel steeds dezelfde is. Dat geldt ook voor een beroep op nietigheid, zodat ook dáárvan alleen de algemene kenmerken en rechtsgevolgen besproken zullen worden. De verschillende algemene (art. 3:39-40) en specifieke (art. 3:43) gronden voor nietigheid van meerzijdige rechtshandelingen, zullen dus evenmin ieder afzonderlijk besproken worden.