Einde inhoudsopgave
Besluit beslagvrije voet
Artikel 4 Woning zonder huurtoeslag
Geldend
Geldend vanaf 01-01-2024
- Bronpublicatie:
30-08-2023, Stb. 2023, 295 (uitgifte: 15-09-2023, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Inwerkingtreding
01-01-2024
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
30-08-2023, Stb. 2023, 295 (uitgifte: 15-09-2023, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Invordering / Dwanginvordering
Sociale zekerheid algemeen / Algemeen
Burgerlijk procesrecht / Beslag en executie
1.
De ophoging, bedoeld in artikel 475da, zevende lid, van de wet is afhankelijk van de woonkosten, waarbij:
- a.
de woonkosten met een hoogte tot de kwaliteitskortingsgrens, genoemd in artikel 20, eerste lid, van de Wet op de huurtoeslag, in aanmerking worden genomen voor het percentage, genoemd in artikel 21, eerste lid, onderdeel a, van die wet;
- b.
de woonkosten met een hoogte vanaf de normhuur, bedoeld in onderdeel a, tot de in artikel 20, tweede lid, onderdeel a, van de Wet op de huurtoeslag genoemde aftoppingsgrens in aanmerking worden genomen voor het percentage, bedoeld in artikel 21, eerste lid, onderdeel b, van die wet; en
- c.
de woonkosten met een hoogte vanaf de aftoppingsgrens, bedoeld in onderdeel b, tot de in artikel 13, eerste lid, onderdeel a, van de Wet op de huurtoeslag genoemde rekenhuur in aanmerking worden genomen voor het percentage, bedoeld in artikel 21, eerste lid, onderdeel c, van die wet.
2.
De ophoging is gelijk aan de op basis van het eerste lid in aanmerking genomen woonkosten verminderd met de op basis van het belastbaar inkomen geldende normhuur, bedoeld in artikel 19 van de Wet op de huurtoeslag, maar minimaal de in artikel 17, tweede lid, van die wet genoemde normhuur.
3.
Als bewijsstuk, bedoeld in artikel 475da, zevende lid, derde zin, van de wet wordt aangewezen een beschikking van de Dienst Toeslagen op een aanvraag om huurtoeslag, dan wel een schriftelijke beoordeling van de Belastingdienst/Toeslagen over de aard van de woning.