Einde inhoudsopgave
Sturen met proceskosten (BPP nr. XII) 2011/8.4.3
8.4.3 De scherpte van de criteria en bedragen
mr. P. Sluijter, datum 31-10-2011
- Datum
31-10-2011
- Auteur
mr. P. Sluijter
- JCDI
JCDI:ADS601331:1
- Vakgebied(en)
Burgerlijk procesrecht (V)
Voetnoten
Voetnoten
Zie § 8.3.1 over het belang van de factor frequentie voor de keuze tussen rules en standards en voor de mate van specificiteit van de rule.
Als aan gedragingencategorie A een hogere kostenconsequentie wordt gekoppeld dan aan gedragingencategorie B, dan kan satellite litigation ontstaan over de vraag in welke categorie een concrete gedraging valt. Hoe meer en hoe nauwer de categorieën zijn gedefinieerd, hoe groter het aantal grensgevallen.
Daarbij geldt wel een recht op hoger beroep, maar geen extra hoor- en wederhoor en in beginsel ook geen motiveringsplicht, zie hoofdstuk 4.
De algemene effecten van scherpe normen en van procedurele waarborgen zijn eerder al aan bod gekomen. In het kader van de werking van minimum- en maximumbedragen is vooral van belang wat de regels zijn die bepalen wanneer en in welke mate van het basisbedrag mag worden afgeweken. Dus stel dat bij een gegeven zaaksbelang het basisbedrag € 2.000 is, het minimumbedrag € 0 en het maximumbedrag € 6.000, wanneer mag de rechter dan afwijken naar nihil, wanneer naar € 6.000 en, eventueel, wanneer naar een tussenliggend bedrag: bijvoorbeeld € 3.000?
Scherpe normen zorgen voor meer deterrence en voorspelbaarheid en voor minder satellite litigation. Omdat in elke zaak een kostenveroordeling wordt genomen, is investeren in dergelijke richtsnoeren bovendien de moeite waard.1 Scherpte kan worden bereikt door niet alleen de verstorende gedraging te benoemen, maar ook de hoogte van de daaraan gekoppelde kostenconsequentie. Bijvoorbeeld: bij leugens en bedrog moet de rechter afwijken naar € 6.000, bij niet-nakoming van de substantiëringsplicht door de verliezende partij naar € 3.000 (of naar € 1.000 als de winnende partij deze heeft veroorzaakt). Het nadeel van een dergelijke werkwijze is de omvangrijke lijst van gedragingen en daaraan gekoppelde bedragen die moet worden opgesteld, hetgeen zorgt voor hoge kosten bij het opstellen (en wijzigen), voor complexiteit en voor discussies over grensgevallen.2 Het lijkt daarom beter om verstorende gedragingen wel in scherpe normen op te nemen, maar daaraan niet allerlei verschillende kostenconsequenties in de vorm van concrete bedragen per gedraging te koppelen.
Hoe strikter de criteria zijn om af te wijken van het basisbedrag en hoe meer procedurele waarborgen daaraan worden verbonden, hoe lager de deterrence. Procedurele waarborgen als ' safe harbors' , extra hoor- en wederhoor over een kostenconsequentie, hoger beroep en uitgebreide rechtelijke motivering leiden bovendien tot satellite litigation. Anderzijds kunnen waarborgen wel de kwaliteit van uitkomsten en met name van de procedure bevorderen. Deze trade-off kwam reeds algemener aan bod in § 7.4.5. Om de tijd- en kostenvoordelen te behouden, lijkt het niet aan te bevelen om meer procedurele waarborgen te bieden dan bij de normale kostenveroordeling op basis van gelijk.3