De invloed van het EVRM op het ondernemingsrecht
Einde inhoudsopgave
De invloed van het EVRM op het ondernemingsrecht (IVOR nr. 91) 2012/3.2.1:3.2.1 Recht en rechtvaardigheid
De invloed van het EVRM op het ondernemingsrecht (IVOR nr. 91) 2012/3.2.1
3.2.1 Recht en rechtvaardigheid
Documentgegevens:
Datum 06-11-2012
- Datum
06-11-2012
- JCDI
JCDI:ADS385197:1
- Vakgebied(en)
Ondernemingsrecht / Algemeen
Toon alle voetnoten
Voetnoten
Voetnoten
Barkhuysen, Van Emmerik & Rieter 2008, p. 17.
Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
Het recht dient ertoe de orde in de samenleving te bewaken, aldus Hobbes. Van moderne rechtsstelsels wordt meer geëist. De orde die het recht moet bewaken, dient ook een ‘rechtvaardige’ orde te zijn. Hoe steekt het verband tussen grondrechten en gevoelens over rechtvaardigheid en meer in het algemeen gesproken het verband tussen recht en moraal in elkaar? Deze vraag heeft vele pennen in beweging gezet.
Een korte beschouwing over dit onderwerp is van belang. Grondrechten zijn veelal als een open norm geformuleerd en hebben vaak geen absoluut karakter. Onder omstandigheden kunnen inbreuken op grondrechten toelaatbaar zijn. Ook speelt de problematiek dat grondrechten in een concreet geval kunnen conflicteren. Aan welk grondrecht behoort de rechter dan voorrang te verlenen?
Hoe beïnvloeden opvattingen over rechtvaardigheid de wijze waarop grondrechten worden toegepast? Inzicht in die vraag zou houvast kunnen bieden bij de beoordeling van de vraag of in een specifiek geval sprake is van de schending van een grondrecht. De jurisprudentie van het EHRM is daarbij uiteraard ook van groot belang. In hard cases is het vaak lastig om aan de hand van gewezen zaken de uitkomst te voorspellen. In veel zaken die door het EHRM worden beslist, valt uit de casus niet gemakkelijk een algemene regel af te leiden die zich voor bredere toepassing leent.1 Deze op de casus toegesneden benadering van het EHRM biedt daardoor niet steeds de gewenste houvast. De vraag naar de wijze van rechtsvinding door het EHRM wint daarmee aan belang. Als vertrekpunt kan daarbij dienen dat grondrechten in verband staan met ideeën over individuele vrijheid en rechtvaardigheid.
Valt de inhoud van een begrip als rechtvaardigheid te objectiveren of wortelt het uiteindelijk in het particuliere gevoel van de rechter die wordt geroepen een geval te beslechten? In hoeverre valt het recht – althans in ieder geval dit gedeelte van het recht – in dat geval nog ‘wetenschappelijk’ te bestuderen?
Het zijn precies deze vragen die de Dilthey (1833-1911) adresseerde in zijn Einleitung in die Geisteswissenschaften. Versuch einer Grundlegung für das Studium der Gesellschaft und Geschichte. Dilthey trachtte in zijn werk een grondslag te vinden voor de geesteswetenschappen, waaronder begrepen de rechtsvinding.
Dilthey behoort niet tot de meest gelezen filosofen. Zijn geschriften zijn ook niet heel gemakkelijk toegankelijk en veel van zijn werk is onvoltooid gebleven. Enige observaties van Dilthey over het karakter van de rechtswetenschap zijn nog steeds actueel. Ze bieden een aardig vertrekpunt om het verband tussen het recht en het streven naar rechtvaardigheid te bestuderen.