Einde inhoudsopgave
De invloed van het EVRM op het ondernemingsrecht (IVOR nr. 91) 2012/3.2.7
3.2.7 Dilthey en grondrechten
mr. A.J.P. Schild, datum 06-11-2012
- Datum
06-11-2012
- Auteur
mr. A.J.P. Schild
- JCDI
JCDI:ADS382826:1
- Vakgebied(en)
Ondernemingsrecht / Algemeen
Voetnoten
Voetnoten
Met name door zogenoemde ‘communitaristische’ denkers is wel benadrukt dat we bij de vraag ‘zijn mensenrechten universeel geldend?’ moeten oppassen andere gemeenschappen niet onze waarden op te dringen. Zie voor een korte samenvatting over het grondrechten-discours tussen ‘individualistische’ versus ‘communitaristische’ denkers, bijv. Van Gerven & Lierman 2010, p. 353-360. In de westerse cultuur wordt de vrijheid van het individu absolute prioriteit toegekend in de hiërarchie van te beschermen waarden, maar andere culturen kunnen daar heel anders over denken, aldus de communitaristen. De geïnteresseerde lezer verwijs ik naar het boek Are Human Rights Truly Universal (Cassese 1994), met bijdragen van tal van schrijvers over dit onderwerp. In discussies over dit onderwerp gaat het overigens niet zozeer over de vraag òf mensenrechten universeel zijn, maar over de vraag in hoeverre zij dat zijn. Verder kan het belang van deze discussie soms worden gerelativeerd door het aan de orde stellen van de vraag in hoeverre het gegeven dat in sommige landen wezenlijk anders tegen grondrechten wordt aangekeken, wordt veroorzaakt door een verschil in de ‘wil van mensen’, of doordat mensen in die landen gewoon niet zoveel te willen hebben.
De inzichten van Dilthey zijn in het bijzonder relevant zijn voor het denken over grondrechten, gezien de verwevenheid tussen grondrechten en noties over rechtvaardigheid. Niet al het recht spruit voort uit ideeën over rechtvaardigheid. De regel dat men voorrang dient te verlenen aan gemotoriseerd verkeer van rechts zou ook zeer wel anders kunnen luiden. Zo zijn er meer rechtsregels die slechts historisch kunnen worden verklaard. Grondrechten hebben als eigenschap dat niet goed voorstelbaar is dat deze – wat betreft hun kern – ook anders kunnen luiden. Onze ‘ervaring’ heeft ons geleerd dat deze rechten van fundamenteel belang zijn voor een maatschappelijke orde die aan de minimumeisen die gelden voor een rechtvaardige samenleving wil voldoen. De kern van deze grondrechten zou eigenlijk overal als uitgangspunt moeten worden aanvaard, zo kan een universalistische benadering van mensenrechten worden verdedigd.1 Alle mensen leven binnen een staat en moeten kunnen terugvallen op grondrechten om de macht van de staat over hen te begrenzen.
Grondrechten articuleren de minimumeisen waaraan een samenleving heeft te voldoen, wil zij aanspraak kunnen maken op de predikaten ‘beschaafd’ en ‘rechtvaardig’. Grondrechten en rechtvaardigheid zijn daardoor onlosmakelijk met elkaar verbonden noties.
In het voorgaande is aan de hand van het denken van Dilthey geschetst hoe grondrechten voortkomen uit het rechtvaardigheidsbewustzijn van mensen. Dat roept wel de vraag op waarom mensenrechten – die nu als zo fundamenteel worden beschouwd – niet door de eeuwen heen steeds als onwrikbaar uitgangspunt hebben gegolden. Waar komen de mensenrechten vandaan? Of om met Dilthey te spreken: hoe heeft het historisch-sociaal proces eruit gezien waardoor mensenrechten zich hebben ontwikkeld als een fundamentele ‘wilsexpressie’?