De invloed van het EVRM op het ondernemingsrecht
Einde inhoudsopgave
De invloed van het EVRM op het ondernemingsrecht (IVOR nr. 91) 2012/3.2.6:3.2.6 Het denken van dilthey, een conclusie
De invloed van het EVRM op het ondernemingsrecht (IVOR nr. 91) 2012/3.2.6
3.2.6 Het denken van dilthey, een conclusie
Documentgegevens:
Datum 06-11-2012
- Datum
06-11-2012
- JCDI
JCDI:ADS390007:1
- Vakgebied(en)
Ondernemingsrecht / Algemeen
Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
Dilthey ziet het recht als een natuurlijk en noodzakelijk gevolg van sociale processen in een samenleving. De formele structuren creëren de regels. De informele structuren de moraal.1
Bij de vraag naar de aard van mensenrechten – hetgeen het volgende onderwerp zal zijn – kan gebruikt worden gemaakt van Dilthey’s inzichten. Zijn observaties zijn de volgende.
Waar mensen gaan samenleven ontstaan vanzelf formele structuren en daaruit volgt het recht. De verschillen in de wijze waarop deze formele structuren van de samenleving zich hebben ontwikkeld in de loop der tijd, verklaren de verschillen in vormgeving tussen rechtssystemen. Dat het recht ook inhoudelijk verschilt, kan worden verklaard uit de omstandigheid dat het voortkomt uit verschillende culturen.
In het recht manifesteren deze gedachten en idealen zich op het terrein van de vraag hoe mensen dienen samen te leven. Iedere generatie schaaft op basis van de eigen ervaring aan de bestaande rechtsregels. Deze gestolde ‘ervaring’ vormt het onderwerp van onderzoek van de geesteswetenschappen volgens Dilthey.2
Het recht beweegt zich op het grensvlak van het krachtenveld dat uitgaat van de formele structuren en het krachtenveld dat de innerlijke structuren (de culturen) in een samenleving genereren, aldus Dilthey.3 In het recht komen de formele structuren van een samenleving en de daarin levende culturen samen. Het recht dient daarbij een duidelijk doel. Het begrenst de macht die mensen over anderen en goederen van anderen kunnen uitoefenen en beschermt in omgekeerde zin het eigen lijf en goed.
Het levende karakter van het rechtsbewustzijn maakt het recht voor wetenschappers een bewegend doel. Dilthey wijst erop dat rechtsgeleerden de neiging hebben daaraan voorbij te gaan. Het verlangen om het recht te kunnen vatten in heldere en eenvoudige abstracte concepten is zo groot dat niet zelden de werkelijkheid eraan wordt opgeofferd.4 De rechtswetenschapper die het recht opvat als het positieve recht, zonder dat hij oog heeft voor het gegeven dat het recht wortelt in een rechtsbewustzijn van mensen, loopt het gevaar de fluïde aard van het recht te miskennen. Het recht dient men te benaderen als een levend functioneel systeem. Het moet enerzijds de vrijheid van personen garanderen en anderzijds beperken. Het moet dat volgens Dilthey doen op een wijze die correspondeert met gevoelens over rechtvaardigheid zoals die in de samenleving breed worden gedeeld. Deze ‘algemene wil’ wordt tot uitdrukking gebracht door de wettelijke voorschriften.5 Daarmee heeft de rechtswetenschap – net als alle geesteswetenschappen – uiteindelijk rekening te houden met de mens als een denkend, handelend en voelend wezen met een levend en veranderlijk rechtvaardigheidsbewustzijn.