Einde inhoudsopgave
De invloed van het EVRM op het ondernemingsrecht (IVOR nr. 91) 2012/3.2.4
3.2.4 Informele structuren als bron van het recht
Datum 06-11-2012
- Datum
06-11-2012
- JCDI
JCDI:ADS382825:1
- Vakgebied(en)
Ondernemingsrecht / Algemeen
Voetnoten
Voetnoten
Een cultuur(systeem) heeft bij Dilthey overigens nog niet de indentiteitsbepalende connotatie die aan het moderne begrip cultuur kleeft. In de zin dat nu over iemand kan worden gezegd dat hij ‘een moslim’ is. Het aldus refereren aan een cultuur reduceert een persoon tot een stereotype. De gevaren daarvan zijn door o.a. Amartya Sen belicht in Identity and Violence (2006).
Een opvatting die met name ook door de Canadese filosoof Charles Taylor (zie Taylor 1989 (2007)) is verdedigd.
Vgl. Dilthey (1883) 1994, p. 105: “De in de menselijke natuur aangelegde behoeften worden vanwege de beperktheid van het menselijke bestaan niet door de geïsoleerde werkzaamheid van het individu bevredigd, maar in een deling van de menselijke arbeid en in de overerving van generatie op generatie. Dit wordt mogelijk door de gelijkaardigheid van de menselijke natuur en de in dienst van deze doelen staande, alles overziende rede in haar. Deze eigenschappen leiden tot de aanpassing van het handelen aan de arbeidsvruchten van het verleden, aan het meewerken van de werkzaamheid van het heden. Zo doortrekken de wezenlijke levensdoelen van de mens de geschiedenis en maatschappij.”
Dilthey (1883) 1988, p. 107.
De Jong 2008, p. 242.
Dilthey (1883) 1988, p. 113.
Naast de formele structuren kent de samenleving ook ‘informele structuren’, aldus Dilthey. Met de informele structuren doelt Dilthey op de sociaal-culturele omgeving waarin een mens leeft. Ieder mens groeit op en leeft in bepaalde ‘informele structuren’. Het gezin, de sportvereniging, een school, de kerk, vormen voorbeelden van ‘informele structuren’.1
Net als formele structuren eisen ook informele structuren dat mensen zich aan bepaalde regels houden. Dilthey verklaart de macht van informele structuren als volgt. Het belang voor mensen van deze ‘informele structuren’ is doorgaans groot. De mens treft zichzelf aan in een tijdelijk bestaan en met beperkte middelen. Reeds om fysiek te overleven is men afhankelijk van andere mensen. Die afhankelijkheid van anderen is niet alleen fysiek, maar ook psychisch. Men hecht er doorgaans aan in een zekere harmonie met zijn omgeving te leven. Het gevolg is dat men eigen handelingen en overtuigingen afstemt op hetgeen binnen een bepaalde groep van personen als norm geldt. Ook in een breder perspectief – welke waarden zijn in een leven nastrevenswaardig – zal de mens steeds geboren worden en leven in een omgeving waarin die vraag op een bepaalde wijze wordt beantwoord. Bij het beantwoorden van morele vragen is niemand zonder vertrekpunt, zo zou men het voorgaande kunnen samenvatten.2 Dat acht Dilthey ook niet bezwaarlijk. Het stelt mensen in staat voort te bouwen op de ervaring van de generaties voor ons. Onze gemeenschappelijke menselijke behoeften en ons vermogen daarover na te denken bevordert een vruchtbare ontwikkeling van culturen.3
Culturen ontwikkelen zich volgens Dilthey als volgt. Enerzijds vormen de culturen waarin wij ons bewegen, ons in de wijze waarop wij denken. Anderzijds dragen individuele mensen door eigen ervaringen met anderen te delen weer bij aan het levend houden van een cultuur.4 Nieuwe omstandigheden of nieuwe ideeën kunnen de ervaringswijsheid die een cultuur doorgeeft wijzigen. Dit verklaart ook waarom een bepaalde cultuur – zij het vaak langzaam – kan veranderen. Volgens Dilthey kunnen culturen worden beschouwd als een steeds voort meanderende rivier waarin diverse overtuigingen om voorrang strijden. Sjoerd de Jong heeft dit idee meer recent als volgt verwoord:
“Een individu ligt dan ook niet verpletterd onder zijn eigen cultuur, maar staat daarmee in een reflexieve en transcendente verhouding: mensen hechten zich aan de cultuur, of de culturen, waarin ze zijn gevormd, maar kunnen die ook becommentariëren, veranderen, en dus ontstijgen. Cultureel engagement veronderstelt in dat opzicht een zekere distantie ten opzichte van de heersende culturele codes, om die te kunnen aanvaarden of bijstellen.”5
Het individu verhoudt zich vrijwel steeds tot verschillende culturele cirkels, die ieder – veelal impliciet – hun eigen ‘normen en waarden’ communiceren. Zo wordt de innerlijke structuur van een samenleving gevormd door een veelheid aan elkaar deels overlappende en deels beconcurrerende normen en waarden. Samen creëren zij bepaalde regels en gebruiken – een moraal – die wij als referentiepunt nemen in ons denken en bij het kiezen van onze idealen.
Een bepaalde moraal is het resultaat van een historische ontwikkeling en zelf ook weer veranderlijk. De algemeen geaccepteerde regels reflecteren hetgeen als gewoon en afwijkend wordt gevonden. De opvattingen daarover beïnvloeden ook hetgeen ‘rechtvaardig’ wordt gevonden.
Volgens Dilthey is de functie van moraliteit: (i) die van een innerlijke stem die het individu bij zijn handelen in de goede richting stuurt, en (ii) die van een (indirecte) morele druk op het individu die hem op een pad houdt dat binnen een cultuur als wenselijk wordt gezien.6 Een moraal geeft de mens in zijn persoonlijk leven sturing in de wijze waarop hij zijn vrijheid – die de wet hem laat – kan aanwenden.
In zekere zin kan het recht als een extern reguleringsmechanisme worden beschouwd, terwijl de moraal als een innerlijk reguleringsmechanisme voor sociaal wenselijk gedrag kan worden gezien. Beide zijn met elkaar verbonden. Een veranderende moraal zal zich kunnen vertalen in een veranderende opvatting over hoe het recht eruit zou moeten zien. Een dergelijke ontwikkeling zal een kracht vanuit de informele structuren van de samenleving op de formele structuren generen om de wet te veranderen, alsmede op de rechtsprekende instanties om de wet anders te gaan interpreteren (zie figuur 1).