Einde inhoudsopgave
Richtlijn (EU) 2017/1132 aangaande bepaalde aspecten van het vennootschapsrecht
Artikel 160 bis Toepassingsgebied
Geldend
Geldend vanaf 11-02-2021
- Redactionele toelichting
Wordt toegepast vanaf 12-08-2022.
- Bronpublicatie:
16-12-2020, PbEU 2021, L 22 (uitgifte: 22-01-2021, regelingnummer: 2021/23)
- Inwerkingtreding
11-02-2021
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
16-12-2020, PbEU 2021, L 22 (uitgifte: 22-01-2021, regelingnummer: 2021/23)
- Vakgebied(en)
EU-recht / Marktintegratie
Ondernemingsrecht / Europees ondernemingsrecht
Ondernemingsrecht / Rechtspersonenrecht
1.
Dit hoofdstuk is van toepassing op grensoverschrijdende splitsingen van kapitaalvennootschappen die in overeenstemming met het recht van een lidstaat zijn opgericht en die hun statutaire zetel, hun hoofdbestuur of hun hoofdvestiging binnen de Unie hebben, indien ten minste twee van de bij de splitsing betrokken kapitaalvennootschappen onder het recht van verschillende lidstaten vallen.
2.
Niettegenstaande artikel 160 ter, punt 4, geldt dit hoofdstuk ook voor grensoverschrijdende splitsingen wanneer het recht van tenminste een van de betrokken lidstaten toelaat dat de in artikel 160 ter, punt 4, onder a) en b), bedoelde betaling in geld meer dan 10 % bedraagt van de nominale waarde of, bij gebreke daarvan, van de fractiewaarde van de effecten of aandelen die het kapitaal van de verkrijgende vennootschappen vertegenwoordigen.
3.
Dit hoofdstuk geldt niet voor grensoverschrijdende splitsingen waarbij een vennootschap is betrokken waarvan het doel de collectieve belegging van uit het publiek aangetrokken kapitaal is, met toepassing van het beginsel van risicospreiding en waarvan de rechten van deelneming op verzoek van de houders ten laste van de activa van die vennootschap rechtstreeks of indirect worden ingekocht of terugbetaald. Met dergelijke inkopen of terugbetalingen wordt gelijkgesteld ieder handelen van een dergelijke vennootschap om te voorkomen dat de waarde van haar deelnemingsrechten ter beurze aanzienlijk afwijkt van de intrinsieke waarde.
4.
De lidstaten zorgen ervoor dat dit hoofdstuk niet van toepassing is op vennootschappen in een van de volgende omstandigheden:
- a)
de vennootschap is in vereffening en is begonnen met de verdeling van activa onder haar deelnemers;
- b)
de vennootschap is onderworpen aan afwikkelingsinstrumenten, -bevoegdheden en -mechanismen waarin titel IV van Richtlijn 2014/59/EU of titel V van Verordening (EU) 2021/23 voorziet.
5.
De lidstaten kunnen besluiten dit hoofdstuk niet toe te passen op vennootschappen:
- a)
in een insolventieprocedure of ten aanzien waarvan een preventieve herstructureringsprocedure loopt;
- b)
waartegen een andere dan de in lid 4, onder a), bedoelde vereffeningsprocedure is ingeleid; of
- c)
waarop crisispreventiemaatregelen in de zin van artikel 2, lid 1, punt 101, van Richtlijn 2014/59/EU of in de zin van artikel 2, punt 48, van Verordening (EU) 2021/23 van toepassing zijn.