Einde inhoudsopgave
Richtlijn (EU) 2017/1132 aangaande bepaalde aspecten van het vennootschapsrecht
Aanhef
Geldend
Geldend vanaf 20-07-2017
- Bronpublicatie:
14-06-2017, PbEU 2017, L 169 (uitgifte: 30-06-2017, regelingnummer: 2017/1132)
- Inwerkingtreding
20-07-2017
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
14-06-2017, PbEU 2017, L 169 (uitgifte: 30-06-2017, regelingnummer: 2017/1132)
- Vakgebied(en)
EU-recht / Marktintegratie
Ondernemingsrecht / Europees ondernemingsrecht
Ondernemingsrecht / Rechtspersonenrecht
(Voor de EER relevante tekst)
Richtlijn van het Europees Parlement en de Raad van 14 juni 2017 aangaande bepaalde aspecten van het vennootschapsrecht
HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 50, lid 1 en lid 2, onder g),
Gezien het voorstel van de Europese Commissie,
Na toezending van het ontwerp van wetgevingshandeling aan de nationale parlementen,
Gezien het advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité (1),
Handelend volgens de gewone wetgevingsprocedure (2),
Overwegende hetgeen volgt:
- (1)
Richtlijnen 82/891/EEG(3), 89/666/EEG(4) van de Raad, Richtlijnen 2005/56/EG(5), 2009/101/EG(6), 2011/35/EU(7) en 2012/30/EU(8) van het Europees Parlement en de Raad zijn herhaaldelijk ingrijpend gewijzigd (9). Ter wille van de duidelijkheid en een rationele ordening van de tekst dient tot codificatie van die richtlijnen te worden overgegaan.
- (2)
Het nastreven van de in artikel 50, lid 2, onder g), van het Verdrag en in het Algemeen Programma voor de opheffing van de beperkingen van de vrijheid van vestiging bedoelde coördinatie, die is begonnen met de Eerste Richtlijn 68/151/EEG van de Raad (10) is van bijzonder belang voor naamloze vennootschappen, omdat die vennootschappen in de economie van de lidstaten een zeer grote rol spelen en hun werkzaamheden zich dikwijls uitstrekken tot buiten de grenzen van hun grondgebied.
- (3)
Het is voor een gelijkwaardige bescherming van de aandeelhouders en de schuldeisers van die vennootschappen van bijzonder belang de nationale wettelijke bepalingen inzake de oprichting van dergelijke vennootschappen en de instandhouding, de verhoging en de vermindering van hun kapitaal te coördineren.
- (4)
In de Unie moeten de statuten of de oprichtingsakte van een naamloze vennootschap iedere belanghebbende in staat stellen zich een oordeel te vormen over de wezenlijke kenmerken van die vennootschap en met name over de juiste samenstelling van het kapitaal van de vennootschap.
- (5)
De bescherming van derden moet worden verzekerd door bepalingen die de gronden van ongeldigheid van de namens vennootschappen op aandelen en vennootschappen met beperkte aansprakelijkheid aangegane verbintenissen zo veel mogelijk beperken.
- (6)
De beperking van de gevallen van nietigheid en van de terugwerkende kracht van de nietigverklaring, alsmede het vaststellen van een korte termijn voor het derdenverzet tegen deze nietigverklaring zijn noodzakelijk om de rechtszekerheid te waarborgen in de betrekkingen tussen vennootschappen en derden alsmede tussen de deelnemers in de vennootschap.
- (7)
De coördinatie van de nationale bepalingen betreffende de openbaarmaking, de rechtsgeldigheid van de verbintenissen en de nietigheid van de vennootschappen op aandelen en de vennootschappen met beperkte aansprakelijkheid is van bijzonder belang, met name met het oog op de bescherming van de belangen van derden.
- (8)
De openbaarmaking moet derden in de gelegenheid stellen kennis te nemen van de voornaamste akten van een vennootschap en van bepaalde gegevens die haar betreffen, met name de identiteit van de personen die de bevoegdheid hebben haar te verbinden.
- (9)
Onverminderd inhoudelijke vereisten en formaliteiten die zijn vastgelegd in het interne recht van de lidstaten, moeten ondernemingen kunnen kiezen of zij verplichte akten en gegevens schriftelijk of langs elektronische weg indienen.
- (10)
Belanghebbenden dienen een afschrift van deze akten en gegevens zowel schriftelijk als langs elektronische weg van het register te kunnen verkrijgen.
- (11)
De lidstaten moeten kunnen beslissen of zij het nationale publicatieblad dat zij hebben aangewezen met het oog op de bekendmaking van verplichte akten en gegevens, op papier of in elektronische vorm bewaren of dat zij deze akten en gegevens door middel van een ander, even doeltreffend instrument openbaar maken.
- (12)
De grensoverschrijdende toegang tot bedrijfsinformatie moet worden vergemakkelijkt door, naast de verplichte openbaarmaking in een van de talen die in de lidstaat van de vennootschap zijn toegestaan, de vrijwillige indiening van akten en gegevens in andere talen toe te staan. Derden die te goeder trouw handelen, dienen zich op deze vertalingen te kunnen beroepen.
- (13)
Verduidelijkt dient te worden dat de gegevens die overeenkomstig deze richtlijn moeten worden vermeld, op alle brieven en bestelbonnen moeten worden vermeld, hetzij op papier, hetzij op een andere drager. In het licht van de technologische ontwikkelingen dient eveneens te worden bepaald dat die gegevens op iedere website van een onderneming worden vermeld.
- (14)
De oprichting van een bijkantoor, evenals de oprichting van een dochteronderneming, is een van de mogelijkheden waarover vennootschappen momenteel beschikken om hun recht van vestiging in een andere lidstaat uit te oefenen.
- (15)
Door het ontbreken van coördinatie met betrekking tot bijkantoren, met name ten aanzien van de openbaarmaking, bestaat een zekere ongelijkheid ten aanzien van de bescherming van de aandeelhouders en van derden tussen, enerzijds, vennootschappen die door middel van de oprichting van bijkantoren en, anderzijds, vennootschappen die door middel van de oprichting van dochterondernemingen in andere lidstaten werkzaam zijn.
- (16)
Om zorg te dragen voor de bescherming van degenen die via een bijkantoor in zakelijk contact treden met een vennootschap, zijn er maatregelen inzake openbaarmaking vereist in de lidstaat waar het bijkantoor is gevestigd. In bepaalde opzichten kan de economische en sociale invloed van een bijkantoor vergelijkbaar zijn met die van een dochteronderneming, zodat er een openbaar belang bestaat bij een openbaarmaking van de vennootschap bij het bijkantoor. Voor de regelgeving inzake deze openbaarmaking dient te worden uitgegaan van de procedure die reeds werd ingevoerd voor kapitaalvennootschappen binnen de Unie.
- (17)
Die openbaarmaking heeft betrekking op een reeks belangrijke akten en gegevens, alsmede op de wijzigingen daarvan.
- (18)
Die openbaarmaking, met uitzondering van die inzake de vertegenwoordigingsbevoegdheid, de naam, de rechtsvorm, de ontbinding van de vennootschap en de insolventieprocedure, kan worden beperkt tot gegevens over de bijkantoren zelf en tot een verwijzing naar het register van de vennootschap waarvan het bijkantoor een integrerend deel uitmaakt, omdat krachtens het bestaande Unierecht alle gegevens betreffende de vennootschap als zodanig bij dat register beschikbaar zijn.
- (19)
Nationale bepalingen waarbij openbaarmaking van de boekhoudbescheiden die op het bijkantoor betrekking hebben wordt voorgeschreven, hebben sinds de coördinatie van de nationale wettelijke regelingen inzake opstelling, controle en openbaarmaking van de boekhoudbescheiden van de vennootschap geen zin meer. Het is derhalve voldoende dat de boekhoudbescheiden, zoals gecontroleerd en openbaar gemaakt door de vennootschap, bij het register van het bijkantoor openbaar worden gemaakt.
- (20)
Op de door het bijkantoor gebruikte brieven en bestelbonnen moeten ten minste dezelfde gegevens voorkomen als op de brieven en bestelbonnen van de vennootschap, alsmede de vermelding van het register waarin het bijkantoor is ingeschreven.
- (21)
Om de verwezenlijking van de in deze richtlijn neergelegde doelstellingen te verzekeren en elke discriminatie op grond van het land van oorsprong van de vennootschap te vermijden, moet deze richtlijn eveneens betrekking hebben op bijkantoren die zijn opgericht door onder het recht van derde landen vallende vennootschappen en een vergelijkbare rechtsvorm hebben als de vennootschappen waarop deze richtlijn betrekking heeft. Voor dergelijke bijkantoren moeten specifieke regels gelden, die verschillen van die welke gelden voor de bijkantoren van vennootschappen die onder het recht van een andere lidstaat vallen, aangezien deze richtlijn niet van toepassing is op vennootschappen van derde landen.
- (22)
De onderhavige richtlijn heeft geen enkele invloed op de openbaarmakingsverplichtingen waaraan bijkantoren op grond van andere bepalingen zijn gehouden, bijvoorbeeld die van sociaal recht wat betreft het recht op informatie van werknemers, fiscaal recht, of voor statistische doeleinden.
- (23)
De koppeling van centrale, handels- en vennootschapsregisters is een noodzakelijke maatregel om een bedrijfsvriendelijker juridisch en fiscaal klimaat tot stand te brengen. Zij moet bijdragen tot het bevorderen van het concurrentievermogen van het Europese bedrijfsleven door het verminderen van de administratieve lasten en het vergroten van de rechtszekerheid, hetgeen op zijn beurt moet bijdragen tot het overwinnen van de wereldwijde economische en financiële crisis, wat een van de prioriteiten van de Europa 2020-agenda is. Het moet ook grensoverschrijdende communicatie tussen registers verbeteren door gebruik te maken van innovaties in informatie- en communicatietechnologie.
- (24)
Het meerjarenactieplan voor Europese e-justitie 2009–2013 (11) voorzag in de ontwikkeling van een Europees portaal voor e-justitie (‘portaal’) als het centrale Europese elektronische toegangspunt voor juridische informatie, gerechtelijke autoriteiten en overheidsinstellingen, registers, databanken en andere diensten. De koppeling van centrale, handels- en vennootschapsregisters wordt daarin als belangrijk beschouwd.
- (25)
De grensoverschrijdende toegang tot bedrijfsinformatie over vennootschappen en hun bijkantoren in andere lidstaten kan alleen worden verbeterd wanneer alle lidstaten zich toeleggen op het mogelijk maken dat elektronische communicatie tussen registers en het toesturen van informatie aan afzonderlijke gebruikers in de hele Unie op gestandaardiseerde wijze kan plaatsvinden met identieke inhoud en interoperabele technologieën. Voor deze interoperabiliteit van de registers moet zorg worden gedragen door de registers van de lidstaten (‘nationale registers’), die diensten verrichten welke interfaces met het Europees centraal platform (‘platform’) vormen. Het platform moet een gecentraliseerde reeks IT-hulpmiddelen zijn, waarin diensten geïntegreerd zijn en moet een gemeenschappelijke interface bieden. Die interface moet door alle nationale registers worden gebruikt. Het platform moet tevens diensten verstrekken die een interface vormen met het portaal dat als Europees elektronisch toegangspunt fungeert, en met de door lidstaten ingestelde facultatieve toegangspunten. Het platform dient enkel als een instrument voor de koppeling van registers te worden opgezet en niet als een afzonderlijke entiteit met rechtspersoonlijkheid. Op basis van unieke identificatiecodes moet het platform in staat zijn om informatie uit de registers van elke lidstaat aan de bevoegde registers van andere lidstaten door te geven in een gestandaardiseerd berichtformaat (een elektronisch berichtenformulier dat wordt uitgewisseld tussen IT-systemen, zoals XML) en in de relevante taalversie.
- (26)
Met deze richtlijn wordt niet beoogd om een gecentraliseerde databank van registers op te zetten waarin wezenlijke informatie over vennootschappen wordt bewaard. Bij de implementatie van het systeem van gekoppelde centrale, handels- en vennootschapsregisters (‘systeem van gekoppelde registers’) moet enkel de reeks gegevens die nodig is voor het correct functioneren van het centrale platform worden vastgesteld. Tot die gegevens behoren met name operationele gegevens, woordenboeken en verklarende woordenlijsten. Bij de vaststelling ervan moet tevens rekening worden gehouden met de noodzaak van een doeltreffende werking van het systeem van gekoppelde registers. Die gegevens moeten worden gebruikt om het platform in staat te stellen zijn functies uit te voeren en mogen nooit rechtstreeks openbaar beschikbaar zijn. Bovendien mag het platform noch de inhoud van de in de nationale registers opgeslagen gegevens over vennootschappen, noch de via het systeem van gekoppelde registers verstuurde informatie over vennootschappen wijzigen.
- (27)
Aangezien Richtlijn 2012/17/EU van het Europees Parlement en de Raad 12. niet ten doel heeft de nationale systemen van centrale, handels- en vennootschapsregisters te harmoniseren, zijn de lidstaten niet verplicht hun interne registersystemen te veranderen, met name wat betreft het beheer en de opslag van gegevens, vergoedingen, en het gebruik en openbaarmaking van informatie voor nationale doeleinden.
- (28)
Het portaal moet via het platform zoekvragen verwerken die door individuele gebruikers zijn ingevoerd betreffende informatie over vennootschappen en hun bijkantoren in andere lidstaten die in de nationale registers is opgeslagen. Dat moet het mogelijk maken dat zoekresultaten op het portaal worden gepresenteerd, inclusief de toelichtingen in alle officiële talen van de Unie waarin de verstrekte informatie is opgenomen. Met het oog op een betere bescherming van derden in andere lidstaten, moet daarnaast op het portaal basisinformatie worden geplaatst over de juridische waarde van akten en gegevens die openbaar zijn gemaakt conform de wetten van de lidstaten die in overeenstemming met deze richtlijn zijn vastgesteld.
- (29)
Lidstaten moeten de mogelijkheid hebben om één of meer facultatieve toegangspunten in te stellen, wat het gebruik en de werking van het platform kan beïnvloeden. De Commissie moet derhalve in kennis worden gesteld van de instelling en van elke belangrijke wijziging in de werking ervan en in het bijzonder van de sluiting ervan. Een dergelijke kennisgeving mag de bevoegdheden van de lidstaten met betrekking tot de instelling en de werking van facultatieve toegangspunten geenszins beperken.
- (30)
Vennootschappen en hun bijkantoren in andere lidstaten dienen een unieke identificatiecode te hebben, waardoor zij in de Unie eenduidig kunnen worden geïdentificeerd. De identificatiecode is bedoeld om te worden gebruikt voor communicatie tussen registers via het systeem van gekoppelde registers. Vennootschappen en bijkantoren hoeven derhalve niet verplicht te worden de unieke identificatiecode te vermelden in de in deze richtlijn bedoelde brieven en bestelbonnen van de vennootschap. Voor hun eigen communicatiedoelen moeten zij hun nationale registratienummer blijven gebruiken.
- (31)
Het moet mogelijk zijn een duidelijk verband te leggen tussen het register van een vennootschap en de registers van haar bijkantoren in andere lidstaten, erin bestaande dat informatie wordt uitgewisseld over de opening en sluiting van elke ontbindings- en insolventieprocedure van de vennootschap en over de doorhaling van de vennootschap in het register, indien dat rechtsgevolgen heeft in de lidstaat van het register van de vennootschap. Hoewel de lidstaten zelf moeten kunnen bepalen welke procedures worden gevolgd voor de bijkantoren die op hun grondgebied zijn geregistreerd, moeten zij er op zijn minst voor zorgen dat de bijkantoren van een ontbonden vennootschap onverwijld, en, indien van toepassing, na de vereffeningsprocedure van het desbetreffende bijkantoor, in het register worden doorgehaald. Deze verplichting dient niet van toepassing te zijn op bijkantoren van vennootschappen die in het register zijn doorgehaald maar die een wettelijke opvolger hebben, zoals in het geval van wijziging van de rechtsvorm van de vennootschap, fusie of splitsing, of een grensoverschrijdende overdracht van de statutaire zetel.
- (32)
De bepalingen van deze richtlijn aangaande gekoppelde registers hoeven niet van toepassing te zijn op een bijkantoor in een lidstaat dat is opgericht door een vennootschap die niet onder het recht van een lidstaat valt.
- (33)
De lidstaten moeten ervoor zorgen dat in het geval van een wijziging van geregistreerde informatie met betrekking tot vennootschappen, de informatie onverwijld wordt bijgewerkt. De bijgewerkte informatie moet normaliter binnen 21 dagen na ontvangst van de volledige documentatie met betrekking tot deze wijzigingen, met inbegrip van de wettigheidstoetsing op grond van het nationale recht, openbaar worden gemaakt. Die termijn moet aldus worden geïnterpreteerd dat de lidstaten redelijke inspanningen moeten leveren om de in deze richtlijn gestelde termijn te halen. Een en ander geldt niet voor de boekhoudbescheiden die de vennootschappen voor elk boekjaar moeten overleggen. Deze uitzondering is gerechtvaardigd door de overbelasting van de nationale registers tijdens de perioden van verslaglegging. Overeenkomstig de algemene rechtsbeginselen die alle lidstaten gemeen hebben, moet de termijn van 21 dagen worden opgeschort in geval van overmacht.
- (34)
Indien de Commissie besluit de ontwikkeling en/of de exploitatie van het platform aan derden uit te besteden, moet dit geschieden overeenkomstig Verordening (EU, Euratom) nr. 966/2012 van het Europees Parlement en de Raad (13). Een passende mate van betrokkenheid van de lidstaten bij dit proces moet worden gewaarborgd door vaststelling van de technische specificaties voor de procedure voor het plaatsen van overheidsopdrachten bij uitvoeringshandelingen vastgesteld volgens de onderzoeksprocedure bedoeld in artikel 5 van Verordening (EU) nr. 182/2011 van het Europees Parlement en de Raad (14).
- (35)
Indien de Commissie besluit de exploitatie van het platform aan derden uit te besteden, moet de continuïteit van de verrichting van diensten door het systeem van gekoppelde registers en een passend overheidstoezicht op de werking van het platform worden gewaarborgd. Gedetailleerde regels voor het operationeel beheer van het platform moeten worden vastgesteld bij uitvoeringshandelingen vastgesteld overeenkomstig de onderzoeksprocedure bedoeld in artikel 5 van Verordening (EU) nr. 182/2011. In ieder geval moet de betrokkenheid van de lidstaten bij de werking van het gehele systeem worden gewaarborgd via een regelmatige dialoog tussen de Commissie en de vertegenwoordigers van de lidstaten over kwesties betreffende de werking van het systeem van gekoppelde registers en de toekomstige ontwikkeling ervan.
- (36)
De koppeling van centrale, handels- en vennootschapsregisters vereist de coördinatie van nationale systemen die uiteenlopende technische kenmerken hebben. Daarom moeten er technische maatregelen en specificaties worden vastgesteld die recht doen aan verschillen tussen de registers. Om eenvormige voorwaarden te waarborgen voor de uitvoering van deze richtlijn, moeten aan de Commissie uitvoeringsbevoegdheden worden toegekend om die technische en operationele kwesties aan te pakken. Die bevoegdheden moeten worden uitgeoefend in overeenstemming met de in artikel 5 van Verordening (EU) nr. 182/2011 bedoelde onderzoeksprocedure.
- (37)
Deze richtlijn mag niet het recht van de lidstaten beperken om een vergoeding te vragen voor het verstrekken van informatie over vennootschappen via het systeem van gekoppelde registers, indien het nationale recht voorziet in een dergelijke vergoeding. Daarom moeten de technische maatregelen en specificaties voor het systeem van gekoppelde registers de mogelijkheid bieden om bepalingen voor de betaling in te stellen. Wat dit betreft mag deze richtlijn niet vooruitlopen op specifieke technische oplossingen, daar de bepalingen voor betaling moeten worden bepaald in het stadium van de vaststelling van de uitvoeringshandelingen, waarbij rekening moet worden gehouden met ruim beschikbare faciliteiten voor elektronische betaling.
- (38)
Het zou voor derde landen wenselijk kunnen zijn om in de toekomst aan het systeem van gekoppelde registers te kunnen deelnemen.
- (39)
Een billijke oplossing voor de financiering van het systeem van gekoppelde registers houdt in dat zowel de Unie als haar lidstaten deelnemen in die financiering. De lidstaten moeten de financiële lasten voor de aanpassing van hun nationale registers aan dat systeem zelf dragen, terwijl de centrale onderdelen, namelijk het platform en het portaal, dat als Europees elektronisch toegangspunt fungeert, uit een passend onderdeel van de algemene begroting van de Unie moeten worden gefinancierd. Teneinde de niet-essentiële onderdelen van deze richtlijn aan te vullen, moet aan de Commissie de bevoegdheid worden overgedragen om overeenkomstig artikel 290 van het Verdrag handelingen vast te stellen met betrekking tot het in rekening brengen van een vergoeding voor het verkrijgen van informatie betreffende vennootschappen. Dit beïnvloedt niet de mogelijkheid voor de binnenlandse registers om een vergoeding in rekening te brengen, maar kan een aanvullende vergoeding omvatten voor de medefinanciering van het onderhoud en de werking van het platform. Het is van bijzonder belang dat de Commissie bij haar voorbereidende werkzaamheden tot passende raadplegingen overgaat, onder meer op deskundigenniveau. De Commissie moet bij de voorbereiding en opstelling van de gedelegeerde handelingen ervoor zorgen dat de desbetreffende documenten tijdig en op gepaste wijze gelijktijdig worden toegezonden aan het Europees Parlement en aan de Raad.
- (40)
Er is een regeling van de Unie nodig voor de instandhouding van het kapitaal, dat een waarborg vormt voor de schuldeisers, met name door te verbieden dat dit kapitaal wordt aangetast door onverplichte uitkeringen aan de aandeelhouders en door beperkingen aan te brengen op het recht van naamloze vennootschappen om haar eigen aandelen in te kopen.
- (41)
De beperkingen ter zake van de verkrijging van eigen aandelen dienen niet alleen te gelden voor de naamloze vennootschap zelf maar ook voor personen die in eigen naam maar voor rekening van die vennootschap handelen.
- (42)
Om te voorkomen dat een naamloze vennootschap via een andere vennootschap, waarin zij over de meerderheid van stemrechten beschikt of waarop zij een overheersende invloed kan uitoefenen, eigen aandelen verkrijgt zonder de in dit opzicht geldende beperkingen in acht te nemen, moeten de voorschriften met betrekking tot de verkrijging van eigen aandelen door een vennootschap worden verruimd tot de voornaamste en meest voorkomende gevallen van verkrijging van aandelen door dergelijke andere vennootschappen. Die voorschriften moeten gelden voor het intekenen op aandelen van de naamloze vennootschap.
- (43)
Teneinde het omzeilen van deze richtlijn te voorkomen, moeten vennootschappen op aandelen en vennootschappen met beperkte aansprakelijkheiddie vallen onder deze richtlijn en vennootschappen die onder het recht van een derde land vallen en waarvan de rechtsvorm vergelijkbaar is, ook onder de in overweging 42 vermelde voorschriften vallen.
- (44)
Wanneer tussen de naamloze vennootschap en de andere vennootschap, als bedoeld in overweging 42, slechts een middellijke verhouding bestaat, lijkt het gerechtvaardigd de bepalingen die van toepassing zijn in geval van een rechtstreekse verhouding te versoepelen door op Unieniveau te voorzien in schorsing van de stemrechten als minimummaatregel om de doelstellingen van deze richtlijn te verwezenlijken.
- (45)
Het is voorts gerechtvaardigd een uitzondering te maken voor de gevallen waarin wegens het bijzondere karakter van een beroepswerkzaamheid geen gevaar bestaat dat afbreuk wordt gedaan aan de verwezenlijking van de doelstellingen van deze richtlijn.
- (46)
Met het oog op de doelstellingen van artikel 50, lid 2, onder g) van het Verdrag, is het nodig dat de nationale wet bij kapitaalverhogingen en kapitaalverminderingen zorgt voor de naleving en de harmonisatie van de toepassing van de beginselen die een gelijke behandeling waarborgen van aandeelhouders die zich in identieke omstandigheden bevinden en de bescherming garanderen van degenen wier schuldvorderingen zijn ontstaan vóór het besluit tot kapitaalvermindering.
- (47)
Om de standaardbescherming van schuldeisers in alle lidstaten te versterken, dienen zij onder bepaalde voorwaarden in staat te zijn gerechtelijke of administratieve procedures in te leiden wanneer hun vorderingen in het gedrang komen als gevolg van een vermindering van het kapitaal van een naamloze vennootschap.
- (48)
Om marktmisbruik te voorkomen dienen de lidstaten voor de uitvoering van deze richtlijn rekening te houden met het bepaalde in Verordening (EU) nr. 596/2014 van het Europees Parlement en de Raad (15).
- (49)
Ter bescherming van de belangen van deelnemers in de vennootschap en derden is het nodig de wettelijke bepalingen van de lidstaten inzake fusies van naamloze vennootschappen te coördineren en dient de rechtsfiguur van de fusie in de wetgeving van alle lidstaten te worden ingevoerd.
- (50)
In het kader van zulke coördinatie is het van bijzonder belang dat de aandeelhouders van de vennootschappen die de fusie aangaan behoorlijk en zo objectief mogelijk worden voorgelicht en dat een passende bescherming van hun rechten wordt gewaarborgd. Er is evenwel geen enkele reden om een onderzoek van de fusievoorstellen door een onafhankelijke deskundige voor de aandeelhouders verplicht te stellen indien alle aandeelhouders het erover eens zijn dat het achterwege kan blijven.
- (51)
De schuldeisers, met inbegrip van de obligatiehouders, alsook de houders van andere effecten van de vennootschappen die een fusie aangaan, moeten worden beschermd tegen benadeling door de fusie.
- (52)
De openbaarmakingsvereisten ter bescherming van de belangen van de deelnemers in de vennootschap en van derden moet fusies omvatten zodat derden voldoende worden ingelicht.
- (53)
Het is noodzakelijk de waarborgen die bij het tot stand brengen van de fusie van naamloze vennootschappen aan deelnemers in de vennootschap en derden worden geboden, uit te breiden tot bepaalde andere rechtshandelingen die op wezenlijke punten soortgelijke kenmerken vertonen als fusies, teneinde ontduiking van de verplichting tot bescherming te voorkomen.
- (54)
Om rechtszekerheid te waarborgen in de betrekkingen tussen de betrokken vennootschappen, tussen deze vennootschappen en derden, alsook tussen de deelnemers in de vennootschappen, moeten de gevallen van nietigheid worden beperkt, waarbij enerzijds moet worden uitgegaan van het beginsel dat gebreken zo veel mogelijk worden hersteld en anderzijds voor het inroepen van nietigheid een korte termijn moet worden gesteld.
- (55)
Deze richtlijn strekt er ook toe grensoverschrijdende fusies van kapitaalvennootschappen te vergemakkelijken. De wetgeving van de lidstaten moet de grensoverschrijdende fusie van een nationale kapitaalvennootschap met een kapitaalvennootschap uit een andere lidstaat mogelijk maken indien fusies tussen dergelijke vennootschapsvormen op grond van de nationale wetgeving van de betrokken lidstaten zijn toegestaan.
- (56)
Teneinde grensoverschrijdende fusies te vergemakkelijken, dient te worden gespecificeerd dat, tenzij in deze richtlijn anders is bepaald, voor elke vennootschap die aan een grensoverschrijdende fusie deelneemt en voor elke belanghebbende derde, de bepalingen en formaliteiten van het nationale recht gelden die bij een nationale fusie van toepassing zouden zijn. Bij de in deze richtlijn bedoelde bepalingen en formaliteiten van nationaal recht mogen geen beperkingen op de vrijheid van vestiging of het vrij verkeer van kapitaal worden ingesteld, behalve als deze kunnen worden gerechtvaardigd in overeenstemming met de jurisprudentie van het Hof van Justitie van de Europese Unie en inzonderheid door vereisten van algemeen belang en deze beperkingen noodzakelijk zijn om te voldoen aan, en in verhouding staan tot die dwingende vereisten.
- (57)
Het gemeenschappelijk voorstel voor een grensoverschrijdende fusie moet in dezelfde bewoordingen worden opgesteld voor elke betrokken vennootschap uit de verschillende lidstaten. De minimuminhoud van een dergelijk gemeenschappelijk voorstel dient derhalve te worden gepreciseerd, waarbij de betrokken vennootschappen de vrijheid wordt gelaten in onderling overleg andere bewoordingen in het voorstel op te nemen.
- (58)
Om de belangen van zowel deelnemers in de vennootschappen als derden te beschermen, dient zowel het gemeenschappelijk voorstel voor de grensoverschrijdende fusie als de verwezenlijking ervan voor elke fuserende vennootschap openbaar te worden gemaakt in het passende openbare register.
- (59)
In de wetgeving van alle lidstaten dient te worden bepaald dat voor elke fuserende vennootschap door één of meer deskundigen op nationaal niveau een verslag over het gemeenschappelijk voorstel voor een grensoverschrijdende fusie moet worden opgesteld. Om de kosten van deskundigen in het kader van een grensoverschrijdende fusie te beperken, dient de mogelijkheid te worden geboden één enkel verslag op te stellen dat bestemd is voor alle deelnemers in de vennootschappen die aan een grensoverschrijdende fusie deelnemen. Het gemeenschappelijk voorstel voor een grensoverschrijdende fusie moet door de algemene vergadering van elke betrokken vennootschap worden goedgekeurd.
- (60)
Teneinde grensoverschrijdende fusies te vergemakkelijken, dient er zorg voor te worden gedragen dat het toezicht op de voltooiing en de rechtmatigheid van het besluitvormingsproces van elke fuserende vennootschap wordt uitgeoefend door de nationale instantie die rechtsbevoegdheid heeft over elk van die vennootschappen, terwijl het toezicht op de voltooiing en de rechtmatigheid van de verwezenlijking van de grensoverschrijdende fusie dient te worden uitgeoefend door de nationale instantie die rechtsbevoegdheid heeft over de uit de grensoverschrijdende fusie ontstane vennootschap. Die nationale instantie kan een rechter, een notaris of een andere bevoegde instantie zijn die door de betrokken lidstaat is aangewezen. Voorts dient te worden vastgesteld op grond van welke nationale wetgeving wordt bepaald op welke datum de grensoverschrijdende fusie van kracht wordt; dit is tevens de wetgeving waaronder de uit de grensoverschrijdende fusie ontstane vennootschap valt.
- (61)
Om de belangen van deelnemers in de vennootschappen en derden te beschermen, dienen de rechtsgevolgen van de grensoverschrijdende fusie te worden aangegeven, waarbij onderscheid moet worden gemaakt al naargelang de uit de fusie ontstane vennootschap een overnemende dan wel een nieuwe vennootschap is. Om de rechtszekerheid te waarborgen, moet worden verboden dat een grensoverschrijdende fusie nietig kan worden verklaard nadat zij van kracht is geworden.
- (62)
Deze richtlijn laat de toepassing op zowel Unieniveau, ingevolge Verordening (EG) nr. 139/2004 van de Raad (16), als nationaal niveau van de wetgeving betreffende de controle op concentraties van ondernemingen onverlet.
- (63)
Deze richtlijn laat onverlet de Uniewetgeving inzake kredietbemiddelaars en andere financiële ondernemingen en de nationale voorschriften die krachtens die Uniewetgeving zijn vastgesteld.
- (64)
Deze richtlijn laat onverlet de wetgeving van lidstaten op grond waarvan moet worden aangegeven welke de vestigingsplaats van het hoofdbestuur of de plaats van de hoofdvestiging is van de uit de grensoverschrijdende fusie ontstane vennootschap.
- (65)
De andere rechten van de werknemers dan de medezeggenschapsrechten dienen te blijven geregeld overeenkomstig de in de lidstaten bestaande regelingen bedoeld in Richtlijnen 98/59/EG(17) en 2001/23/EG(18) van de Raad, en in Richtlijnen 2002/14/EG(19) en 2009/38/EG(20) van het Europees Parlement en de Raad.
- (66)
Indien werknemers onder de in deze richtlijn bedoelde omstandigheden medezeggenschapsrechten hebben in een van de fuserende vennootschappen, en indien de nationale wetgeving van de lidstaat waar de uit de grensoverschrijdende fusie ontstane vennootschap haar statutaire zetel heeft, niet voorziet in hetzelfde niveau van medezeggenschap als in de betrokken fuserende vennootschappen bestaat, met inbegrip van de commissies van het toezichthoudend orgaan die beslissingsbevoegdheid hebben, of niet voorziet in hetzelfde recht tot uitoefening van medezeggenschapsrechten voor werknemers van uit de grensoverschrijdende fusie ontstane vestigingen, dan dient de medezeggenschap van werknemers in de uit de grensoverschrijdende fusie ontstane vennootschap te worden geregeld. Daartoe dienen de beginselen en procedures van Verordening (EG) nr. 2157/2001 van de Raad (21) en van Richtlijn 2001/86/EG van de Raad (22) te worden toegepast, onder voorbehoud evenwel van de wijzigingen die noodzakelijk worden geacht omdat de uit de fusie ontstane vennootschap zal ressorteren onder de nationale wetgeving van de lidstaat waar zij haar statutaire zetel heeft. Op grond van artikel 3, lid 2, onder b), van Richtlijn 2001/86/EG kunnen de lidstaten ervoor zorgen dat overeenkomstig artikel 133 van deze richtlijn spoedig onderhandelingen kunnen worden geopend, teneinde fusies niet nodeloos te vertragen.
- (67)
Ter bepaling van het niveau van werknemersmedezeggenschap in de betrokken fuserende vennootschappen, moet ook rekening worden gehouden met het werknemersaandeel in het leidinggevende orgaan dat verantwoordelijk is voor de winstbepalende entiteiten van de vennootschappen, indien in medezeggenschap voor werknemers is voorzien.
- (68)
Het is ter bescherming van de belangen van de deelnemers in de vennootschap en derden nodig de wettelijke bepalingen van de lidstaten inzake splitsingen van naamloze vennootschappen te coördineren wanneer de lidstaten dergelijke splitsingen toestaan.
- (69)
Het is in het kader van deze coördinatie van bijzonder belang dat de aandeelhouders van de vennootschappen die aan de splitsing deelnemen behoorlijk en zo objectief mogelijk worden voorgelicht en dat een passende bescherming van hun rechten wordt gewaarborgd.
- (70)
De schuldeisers, met inbegrip van de obligatiehouders, alsook de houders van andere effecten van naamloze vennootschappen die aan de splitsing deelnemen, moeten worden beschermd tegen benadeling door de splitsing.
- (71)
De openbaarmakingsvereisten van titel I, hoofdstuk III, afdeling 1 van deze richtlijn moeten ook gelden voor splitsingen zodat derden hierover voldoende worden ingelicht.
- (72)
Het is noodzakelijk dat de waarborgen die bij het tot stand brengen van splitsingen aan deelnemers in de vennootschappen en aan derden worden geboden, betrekking hebben op bepaalde andere rechtshandelingen die op wezenlijke punten soortgelijke kenmerken vertonen als de splitsing, teneinde ontduiking van de bescherming te voorkomen.
- (73)
Om rechtszekerheid te waarborgen in de betrekkingen tussen de naamloze vennootschappen die aan de splitsing deelnemen, tussen dezen en derden, alsook tussen de deelnemers in de vennootschappen, moeten de gevallen van nietigheid worden beperkt, waarbij enerzijds moet worden uitgegaan van het beginsel dat gebreken waar mogelijk worden hersteld, en anderzijds voor het inroepen van nietigheid een korte termijn moet worden gesteld.
- (74)
In sommige gevallen vormen websites van vennootschappen of andere websites een alternatief voor de openbaarmaking via vennootschapsregisters. Lidstaten moeten de mogelijkheid hebben om die andere websites aan te wijzen die vennootschappen gratis kunnen gebruiken voor een dergelijke openbaarmaking, zoals websites van ondernemersorganisaties of kamers van koophandel of het centrale elektronische platform als bedoeld in deze richtlijn. Wanneer de mogelijkheid bestaat om gebruik te maken van websites van vennootschappen of andere websites voor de openbaarmaking van fusie- en/of splitsingsvoorstellen en van andere bescheiden die in dat verband aan aandeelhouders en schuldeisers beschikbaar dienen te worden gesteld, moet worden voldaan aan bepaalde eisen met betrekking tot de beveiliging van de website en de authenticiteit van de documenten.
- (75)
Lidstaten moeten kunnen bepalen dat het niet nodig is te voldoen aan de uitgebreide verplichtingen inzake verslaggeving en informatieverstrekking met betrekking tot de fusie of splitsing van vennootschappen, zoals voorzien in de hoofdstukken I en III van titel II, indien alle aandeelhouders van de bij de fusie of splitsing betrokken vennootschappen instemmen met het achterwege laten van deze verplichtingen.
- (76)
Een wijziging van hoofdstuk I en hoofdstuk III van titel II om een dergelijke overeenstemming tussen aandeelhouders mogelijk te maken, moet onverlet laten de systemen ter bescherming van de belangen van schuldeisers van de betrokken vennootschappen, alsmede de regels voor het waarborgen van de verstrekking van de nodige informatie aan de werknemers van de betrokken vennootschappen en aan overheidsinstanties, zoals belastinginstanties die de fusie of splitsing controleren in overeenstemming met het bestaande Unierecht.
- (77)
De verplichting tussentijdse cijfers op te stellen, hoeft niet te worden opgelegd in gevallen waarin een uitgevende instelling waarvan effecten tot de handel op een gereglementeerde markt zijn toegelaten, halfjaarlijkse financiële verslagen bekendmaakt in overeenstemming met Richtlijn 2004/109/EG van het Europees Parlement en de Raad (23).
- (78)
Het is vaak niet nodig dat een verslag van onafhankelijke deskundigen voor een inbreng anders dan in geld wordt opgemaakt wanneer een verslag van onafhankelijke deskundigen moet worden opgesteld ter bescherming van de belangen van aandeelhouders of schuldeisers in het kader van de fusie of de splitsing. De lidstaten dienen in dergelijke gevallen derhalve over de mogelijkheid te beschikken vennootschappen te ontslaan van de verslaggevingsverplichting voor een inbreng anders dan in geld of toe te staan dat beide verslagen door dezelfde deskundige worden opgesteld.
- (79)
Richtlijn 95/46/EG van het Europees Parlement en de Raad (24) en Verordening (EG) nr. 45/2001 van het Europees Parlement en de Raad (25) zijn van toepassing op de verwerking van persoonsgegevens, met inbegrip van het elektronisch versturen van persoonsgegevens binnen de lidstaten. Iedere verwerking van persoonsgegevens door de registers van de lidstaten, door de Commissie, en in voorkomend geval door derden die bij de exploitatie van het platform betrokken zijn, dient te geschieden met inachtneming van die rechtshandelingen van de Unie. De uitvoeringshandelingen die in verband met het systeem van gekoppelde registers moeten worden vastgesteld, moeten waar passend de naleving van die rechtshandelingen waarborgen, in het bijzonder middels vaststelling van de taken en opdrachten van de betrokken deelnemers in de vennootschappen en van de organisatorische en technische regels die op hen van toepassing zijn.
- (80)
Deze richtlijn eerbiedigt de grondrechten en de beginselen die zijn vervat in het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie, in het bijzonder artikel 8 daarvan, waarin is bepaald dat iedereen recht heeft op bescherming van de hem of haar betreffende persoonsgegevens.
- (81)
Deze richtlijn dient de verplichtingen van de lidstaten met betrekking tot de in bijlage III, deel B, genoemde termijnen voor omzetting in intern recht en toepassingsdata van de aldaar genoemde richtlijnen onverlet te laten,
HEBBEN DE VOLGENDE RICHTLIJN VASTGESTELD:
Onbenoemd
Voetnoten
PB C 264 van 20.7.2016, blz. 82.
Standpunt van het Europees Parlement van 5 april 2017 (nog niet bekendgemaakt in het Publicatieblad) en besluit van de Raad van 29 mei 2017.
Zesde Richtlijn 82/891/EEG van de Raad van 17 december 1982 op de grondslag van artikel 54, lid 3, onder g), van het Verdrag betreffende splitsingen van naamloze vennootschappen (PB L 378 van 31.12.1982, blz. 47).
Elfde Richtlijn 89/666/EEG van de Raad van 21 december 1989 betreffende de openbaarmakingsplicht voor in een lidstaat opgerichte bijkantoren van vennootschappen die onder het recht van een andere Staat vallen (PB L 395 van 30.12.1989, blz. 36).
Richtlijn 2005/56/EG van het Europees Parlement en de Raad van 26 oktober 2005 betreffende grensoverschrijdende fusies van kapitaalvennootschappen (PB L 310 van 25.11.2005, blz. 1).
Richtlijn 2009/101/EG van het Europees Parlement en de Raad van 16 september 2009 strekkende tot het coördineren van de waarborgen, welke in de lidstaten worden verlangd van de vennootschappen in de zin van de tweede alinea van artikel 48 van het Verdrag, om de belangen te beschermen zowel van de deelnemers in deze vennootschappen als van derden, zulks teneinde die waarborgen gelijkwaardig te maken (PB L 258 van 1.10.2009, blz. 11).
Richtlijn 2011/35/EU van het Europees Parlement en de Raad van 5 april 2011 betreffende fusies van naamloze vennootschappen (PB L 110 van 29.4.2011, blz. 1).
Richtlijn 2012/30/EU van het Europees Parlement en de Raad van 25 oktober 2012 strekkende tot het coördineren van de waarborgen welke in de lidstaten worden verlangd van de vennootschappen in de zin van artikel 54, tweede alinea, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, om de belangen te beschermen zowel van de deelnemers in deze vennootschappen als van derden met betrekking tot de oprichting van de naamloze vennootschap, alsook de instandhouding en wijziging van haar kapitaal, zulks teneinde die waarborgen gelijkwaardig te maken (PB L 315 van 14.11.2012, blz. 74).
Zie bijlage III deel A.
Eerste Richtlijn 68/151/EEG van de Raad van 9 maart 1968 strekkende tot het coördineren van de waarborgen, welke in de lidstaten worden verlangd van de vennootschappen in de zin van de tweede alinea van artikel 58 van het Verdrag, om de belangen te beschermen zowel van de deelnemers in deze vennootschappen als van derden, zulks teneinde die waarborgen gelijkwaardig te maken (PB L 65 van 14.3.1968, blz. 8).
PB C 75 van 31.3.2009, blz. 1.
Richtlijn 2012/17/EU van het Europees Parlement en de Raad van 13 juni 2012 tot wijziging van Richtlijn 89/666/EEG van de Raad en Richtlijnen 2005/56/EG en 2009/101/EG van het Europees Parlement en de Raad wat de koppeling van centrale, handels- en vennootschapsregisters betreft (PB L 156 van 16.6.2012, blz. 1).
Verordening (EU, Euratom) nr. 966/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 25 oktober 2012 tot vaststelling van de financiële regels van toepassing op de algemene begroting van de Unie en tot intrekking van Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 (PB L 298 van 26.10.2012, blz. 1).
Verordening (EU) nr. 182/2011 van het Europees Parlement en de Raad van 16 februari 2011 tot vaststelling van de algemene voorschriften en beginselen die van toepassing zijn op de wijze waarop de lidstaten de uitoefening van de uitvoeringsbevoegdheden door de Commissie controleren (PB L 55 van 28.2.2011, blz. 13).
Verordening (EU) nr. 596/2014 van het Europees Parlement en de Raad van 16 april 2014 betreffende marktmisbruik (Verordening marktmisbruik) en houdende intrekking van Richtlijn 2003/6/EG van het Europees Parlement en de Raad en Richtlijnen 2003/124/EG, 2003/125/EG en 2004/72/EG van de Commissie (PB L 173 van 12.6.2014, blz. 1).
Verordening (EG) nr. 139/2004 van de Raad van 20 januari 2004 betreffende de controle op concentraties van ondernemingen (de ‘EG-concentratieverordening’) (PB L 24 van 29.1.2004, blz. 1).
Richtlijn 98/59/EG van de Raad van 20 juli 1998 betreffende de aanpassing van de wetgevingen van de lidstaten inzake collectief ontslag (PB L 225 van 12.8.1998, blz. 16).
Richtlijn 2001/23/EG van de Raad van 12 maart 2001 inzake de onderlinge aanpassing van de wetgevingen der lidstaten betreffende het behoud van de rechten van de werknemers bij overgang van ondernemingen, vestigingen of onderdelen van ondernemingen of vestigingen (PB L 82 van 22.3.2001, blz. 16).
Richtlijn 2002/14/EG van het Europees Parlement en de Raad van 11 maart 2002 tot vaststelling van een algemeen kader betreffende de informatie en de raadpleging van de werknemers in de Europese Gemeenschap (PB L 80 van 23.3.2002, blz. 29).
Richtlijn 2009/38/EG van het Europees Parlement en de Raad van 6 mei 2009 inzake de instelling van een Europese ondernemingsraad of van een procedure in ondernemingen of concerns met een communautaire dimensie ter informatie en raadpleging van de werknemers (PB L 122 van 16.5.2009, blz. 28).
Verordening (EG) nr. 2157/2001 van de Raad van 8 oktober 2001 betreffende het statuut van de Europese vennootschap (SE) (PB L 294 van 10.11.2001, blz. 1).
Richtlijn 2001/86/EG van de Raad van 8 oktober 2001 tot aanvulling van het statuut van de Europese vennootschap met betrekking tot de rol van de werknemers (PB L 294 van 10.11.2001, blz. 22).
Richtlijn 2004/109/EG van het Europees Parlement en de Raad van 15 december 2004 betreffende de transparantievereisten die gelden voor informatie over uitgevende instellingen waarvan effecten tot de handel op een gereglementeerde markt zijn toegelaten en tot wijziging van Richtlijn 2001/34/EG (PB L 390 van 31.12.2004, blz. 38).
Richtlijn 95/46/EG van het Europees Parlement en de Raad van 24 oktober 1995 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens (PB L 281 van 23.11.1995, blz. 31).
Verordening (EG) nr. 45/2001 van het Europees Parlement en de Raad van 18 december 2000 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens door de communautaire instellingen en organen en betreffende het vrije verkeer van die gegevens (PB L 8 van 12.1.2001, blz. 1).