Einde inhoudsopgave
Richtlijn (EU) 2017/1132 aangaande bepaalde aspecten van het vennootschapsrecht
Artikel 160 terdecies Werknemersmedezeggenschap
Geldend
Geldend vanaf 01-01-2020
- Bronpublicatie:
27-11-2019, PbEU 2019, L 321 (uitgifte: 12-12-2019, regelingnummer: 2019/2121)
- Inwerkingtreding
01-01-2020
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
27-11-2019, PbEU 2019, L 321 (uitgifte: 12-12-2019, regelingnummer: 2019/2121)
- Vakgebied(en)
EU-recht / Marktintegratie
Ondernemingsrecht / Europees ondernemingsrecht
Ondernemingsrecht / Rechtspersonenrecht
1.
Onverminderd lid 2 is elke verkrijgende vennootschap onderworpen aan de voorschriften betreffende werknemersmedezeggenschap die in voorkomend geval van toepassing zijn in de lidstaat waar zij haar statutaire zetel heeft.
2.
De voorschriften betreffende werknemersmedezeggenschap die in voorkomend geval van toepassing zijn in de lidstaat waar de uit de grensoverschrijdende splitsing ontstane vennootschap haar statutaire zetel heeft, zijn evenwel niet van toepassing indien de gesplitste vennootschap in de zes maanden voorafgaand aan de openbaarmaking van het voorstel voor de grensoverschrijdende splitsing een gemiddeld aantal werknemers heeft van vier vijfde van de toepasselijke drempel, zoals bepaald in het recht van de lidstaat van de gesplitste vennootschap, wat aanleiding geeft tot werknemersmedezeggenschap in de zin van artikel 2, onder k), van Richtlijn 2001/86/EG, of indien het nationale recht van toepassing op elke verkrijgende vennootschap niet:
- a)
voorziet in ten minste hetzelfde niveau van werknemersmedezeggenschap dat van toepassing was in de gesplitste vennootschap vóór de grensoverschrijdende splitsing, gemeten naar het aantal werknemersvertegenwoordigers onder de leden van het toezichthoudende of bestuursorgaan, in de commissies van die organen of in het leidinggevende orgaan dat belast is met de winstbepalende entiteiten van de vennootschap, die in aanmerking komen voor werknemersvertegenwoordiging; of
- b)
voorschrijft dat werknemers van in andere lidstaten gelegen vestigingen van de verkrijgende vennootschappen hetzelfde recht tot uitoefening van medezeggenschapsrechten hebben als de werknemers in de lidstaat waar de verkrijgende vennootschap haar statutaire zetel heeft.
3.
In de in lid 2 van dit artikel bedoelde gevallen wordt de medezeggenschap van werknemers in de uit de grensoverschrijdende splitsing ontstane vennootschappen en de wijze waarop de werknemers bij de vaststelling van die rechten worden betrokken, door de lidstaten op overeenkomstige wijze en onverminderd de leden 4 tot en met 7 van dit artikel geregeld volgens de beginselen en regelingen vervat in artikel 12, leden 2 en 4, van Verordening (EG) nr. 2157/2001 en de volgende bepalingen van Richtlijn 2001/86/EG:
- a)
artikel 3, lid 1, artikel 3, lid 2, onder a), i), en b), en artikel 3, lid 3, en de eerste twee zinnen van artikel 3, lid 4, en artikel 3, leden 5 en 7;
- b)
artikel 4, lid 1, artikel 4, lid 2, onder a), g) en h), en artikel 4, leden 3 en 4;
- c)
- d)
- e)
artikel 7, lid 1, met uitzondering van het tweede streepje van punt b);
- f)
de artikelen 8, 10, 11 en 12; en
- g)
deel 3, onder a), van de bijlage.
4.
Bij het in regelgeving omzetten van de in lid 3 bedoelde beginselen en procedures:
- a)
geven de lidstaten de bijzondere onderhandelingsgroep het recht om, bij een meerderheid van twee derde van haar leden, die ten minste twee derde van de werknemers vertegenwoordigen, te besluiten van onderhandelingen af te zien of reeds geopende onderhandelingen te beëindigen en zich te verlaten op de regels inzake medezeggenschap die van kracht zijn in de lidstaten van elke verkrijgende vennootschap;
- b)
kunnen de lidstaten, wanneer na eerdere onderhandelingen de referentievoorschriften inzake medezeggenschap van toepassing zijn en niettegenstaande zulke referentievoorschriften, besluiten het aantal werknemersvertegenwoordigers in het bestuursorgaan van de verkrijgende vennootschappen te beperken. Wanneer echter in de gesplitste vennootschap ten minste een derde van de leden van het toezichthoudende of bestuursorgaan werknemersvertegenwoordigers waren, kan het aantal werknemersvertegenwoordigers nooit zodanig worden beperkt dat in het bestuursorgaan minder dan een derde van de leden werknemersvertegenwoordigers zijn;
- c)
zorgen de lidstaten ervoor dat de regels inzake werknemersmedezeggenschap die vóór de grensoverschrijdende splitsing van toepassing waren, van toepassing blijven tot de datum waarop eventuele nadien overeengekomen regels van toepassing worden, of indien er geen regels zijn overeengekomen, tot de datum waarop de referentievoorschriften van toepassing worden in overeenstemming met deel 3, onder a), van de bijlage bij Richtlijn 2001/86/EG.
5.
De uitbreiding van de medezeggenschapsrechten tot werknemers van de verkrijgende vennootschappen die in andere lidstaten werkzaam zijn, als bedoeld in lid 2, onder b), houdt voor de lidstaten die deze keuze maken, geen verplichting in deze werknemers mee te tellen bij de berekening van het drempelaantal werknemers dat volgens het nationale recht aanleiding geeft tot medezeggenschapsrechten.
6.
Wanneer een van de verkrijgende vennootschappen volgens de in lid 2 bedoelde voorschriften onder een stelsel van werknemersmedezeggenschap moet vallen, is die vennootschap verplicht een rechtsvorm aan te nemen die de uitoefening van medezeggenschapsrechten mogelijk maakt.
7.
Wanneer de verkrijgende vennootschap werkt met een stelsel van werknemersmedezeggenschap, is zij verplicht maatregelen te nemen om de medezeggenschapsrechten van de werknemers te beschermen in geval van eventuele daaropvolgende, grensoverschrijdende of binnenlandse, omzettingen, fusies of splitsingen voor een termijn van vier jaar nadat de grensoverschrijdende splitsing van kracht is geworden, door de in de leden 1 tot en met 6 vastgestelde voorschriften op overeenkomstige wijze toe te passen.
8.
De vennootschap stelt haar werknemers of hun vertegenwoordigers onverwijld in kennis van de resultaten van de onderhandelingen over de werknemersmedezeggenschap.