Einde inhoudsopgave
Richtlijn 2001/86/EG aanvulling statuut van de Europese vennootschap met betrekking tot de rol van de werknemers
Artikel 7 Referentievoorschriften
Geldend
Geldend vanaf 10-11-2001
- Bronpublicatie:
08-10-2001, PbEG 2001, L 294 (uitgifte: 10-11-2001, regelingnummer: 2001/86/EG)
- Inwerkingtreding
10-11-2001
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
08-10-2001, PbEG 2001, L 294 (uitgifte: 10-11-2001, regelingnummer: 2001/86/EG)
- Vakgebied(en)
Ondernemingsrecht / Europees ondernemingsrecht
1.
Om het in artikel 1 omschreven doel te bereiken stellen de lidstaten, onverminderd lid 3, referentievoorschriften betreffende de rol van de werknemers vast die voldoen aan het bepaalde in de bijlage.
De referentievoorschriften van de wetgeving van de lidstaat waar de SE haar statutaire zetel zal hebben, zijn van toepassing vanaf de datum van inschrijving van de SE:
- a)
indien de partijen dit overeenkomen, dan wel
- b)
indien er binnen de in artikel 5 bedoelde termijn geen overeenkomst is gesloten en
- —
het bevoegde orgaan van elk van de deelnemende vennootschappen besluit ermee in te stemmen dat de referentievoorschriften met betrekking tot de SE worden toegepast en daardoor de inschrijving van de SE voort te zetten en
- —
de bijzondere onderhandelingsgroep niet het in artikel 3, lid 6, bedoelde besluit heeft genomen.
2.
Bovendien zijn referentievoorschriften die overeenkomstig deel 3 van de bijlage bij de wetgeving van de lidstaat van inschrijving zijn vastgesteld slechts van toepassing:
- a)
in het geval van een SE opgericht door omzetting, indien de regels van een lidstaat betreffende de medezeggenschap van de werknemers in het bestuursorgaan of het toezichthoudend orgaan op een in een SE omgezette vennootschap van toepassing waren;
- b)
in het geval van een SE opgericht door fusie:
- —
indien er vóór de inschrijving van de SE in een of meer van de deelnemende vennootschappen een of meer vormen van medezeggenschap van toepassing waren die ten minste 25 % van het totale aantal werknemers van de deelnemende vennootschappen bestreken, of
- —
indien er vóór de inschrijving van de SE in een of meer van de deelnemende vennootschappen een of meer vormen van medezeggenschap van toepassing waren die minder dan 25 % van het totale aantal werknemers van de deelnemende vennootschappen bestreken en de bijzondere onderhandelingsgroep daartoe besluit;
- c)
in het geval van een SE opgericht door oprichting van een holdingmaatschappij of een dochteronderneming:
- —
indien er vóór de inschrijving van de SE in een of meer van de deelnemende vennootschappen een of meer vormen van medezeggenschap van toepassing waren die ten minste 50 % van het totale aantal werknemers van de deelnemende vennootschappen bestreken, of
- —
indien er vóór de inschrijving van de SE in een of meer van de deelnemende vennootschappen een of meer vormen van medezeggenschap van toepassing waren die minder dan 50 % van het totale aantal werknemers van de deelnemende vennootschappen bestreken en de bijzondere onderhandelingsgroep daartoe besluit.
Indien er in de diverse deelnemende vennootschappen meer dan één vorm van medezeggenschap bestond, besluit de bijzondere onderhandelingsgroep welke van die vormen in de SE moet worden ingevoerd. De lidstaten kunnen regels vaststellen die bij gebreke van een besluit voor een op hun grondgebied ingeschreven SE van toepassing zijn. De bijzondere onderhandelingsgroep licht de bevoegde organen van de deelnemende vennootschappen in over de uit hoofde van dit lid genomen besluiten.
3.
De lidstaten kunnen bepalen dat de in deel 3 van de bijlage bedoelde referentievoorschriften niet van toepassing zijn in het in lid 2, onder b), bedoelde geval van een SE opgericht door fusie.