Einde inhoudsopgave
Het deskundigenadvies in de civiele procedure (R&P nr. 165) 2008/5.6.1
5.6.1 Betekenis in het civiele procesrecht
G. de Groot, datum 20-10-2008
- Datum
20-10-2008
- Auteur
G. de Groot
- JCDI
JCDI:ADS445007:1
- Vakgebied(en)
Burgerlijk procesrecht (V)
Voetnoten
Voetnoten
Parlementaire Geschiedenis nieuw bewijsrecht 1988, p. 334-335, MvA TK (1981). Vgl. Rutgers (Burgerlijke Rechtsvordering) (oud), art. 222, aant. 3.
Over 'volledig, begrijpelijk en logisch te volgen': par. 7.5.2.5 en 7.5.3.6.
Zie m.b.t. beroepsaansprakelijkheid in het algemeen bijv. Asser-Hartkamp 2006 (4-111), nr. 51c. Zie voor een voorbeeld van toepassing van de norm op partijdeskundigen: Rb. Arnhem 14 juli 2004, LJN AR2224.
Bijv. Hof Arnhem 13 juni 2006, LJN AY9107. In deze zaak stond tussen partijen stond vast dat een kind dyslexie had. Een psycholoog, die als deskundige was benoemd ter beantwoording van de vraag of een basisschool fouten had gemaakt bij het onderwijs aan het kind, had in het deskundigenadvies niet als vaststaand aangenomen dat het kind dyslexie had. Daardoor ging de deskundige volgens het hof zijn opdracht te buiten. Zie ook Rb. Amsterdam 6 februari 2008, LJN BC7179, ro. 2.18.
Een voorbeeld biedt de reeds in het kader van de onpartijdigheid besproken uitspraak van Rb. Arnhem van 12 oktober 2005, LJN AU8391 (zie noot 290 in dit hoofdstuk). In deze zaak had de deskundige volgens de rechtbank de uitgangspunten van de opdracht miskend.
Rutgers (Burgerlijke Rechtsvordering) (oud), art. 222, aant. 1 en 4; noot van A.C. 't Hart onder 7 bij HR 9 december 1986, NJ 1987, 632.
Over de betekenis van de verplichting van de deskundige om de opdracht 'naar beste weten' te vervullen, is weinig bekend. In de wetsgeschiedenis is er slechts over te vinden dat de bepaling volgens de Minister van Justitie nodig was om wettelijk vast te leggen dat een deskundige aansprakelijk is als hij de verplichting niet nakomt:
`In verband met de voorgestelde afschaffing van de beëdiging van deskundigen is het tevens wenselijk de taak van de deskundigen te formuleren, aldus dat de deskundige verplicht is zijn taak onpartijdig en naar beste weten te volbrengen. (...)
De vaste commissie heeft zich voorts afgevraagd of (...) niet terecht wordt voorgesteld de bepaling volgens welke een eenmaal beëdigd deskundige verplicht is de opdracht te volbrengen, te schrappen. Hoewel het in voorkomende gevallen van weigering meestal weinig zinvol is te trachten de weigerachtige deskundige door middel van sancties alsnog tot vervulling van zijn taak te brengen, en vervanging door een nieuwe deskundige alsdan de voorkeur verdient, meen ik toch dat artikel 216, oorspronkelijk derde, thans tweede lid, zij het met aanpassing aan de voorgestelde schrapping van de beëdiging van deskundigen, niet kan worden gemist. Er kan immers, wanneer deskundigen hun taak niet of niet behoorlijk vervullen, schade ontstaan voor (een van) partijen. Indien in een dergelijk geval de elementen voor een actie uit wanprestatie of onrechtmatige daad aanwezig zijn, dient de benadeelde partij de deskundige voor deze schade aansprakelijk te kunnen stellen en daartoe dient in beginsel vast te staan dat de deskundige die zijn taak aanvaard heeft, verplicht is deze taak na te komen.'1
De vraag of een deskundigenadvies naar beste weten is uitgebracht, lost zich in de praktijk meestal op in de bewijswaardering en wordt als zodanig in de uitspraak na deskundigenadvies zelden beantwoord. Het feit dat de deskundige de verplichting op zich heeft genomen om de opdracht naar beste weten te vervullen, is veelal aanleiding voor de (impliciete) veronderstelling dat het deskundigenadvies naar beste weten is uitgebracht, tenzij er aanwijzingen zijn voor het tegendeel. Als een partij gemotiveerd betwist dat de deskundige naar beste weten heeft geadviseerd, bijvoorbeeld met een rapport van een partijdeskundige, kan aan de orde komen wat onder 'naar beste weten' is te verstaan. De rechter mist dan, evenals bij de zojuist genoemde veronderstelling, een belangrijk deel van de kennis en ervaring die nodig is om te beoordelen of een deskundigenadvies naar beste weten van de deskundige tot stand is gekomen. Dit gemis was immers meestal juist de aanleiding om een deskundigenadvies in te winnen. Deze kennisparadox, nader beschreven in par. 1.4.4, impliceert dat de rechter in veel gevallen slechts tot op zekere hoogte kan nagaan of het deskundigenadvies volledig, begrijpelijk en logisch te volgen is2 en de conclusie wordt gedragen door hetgeen de deskundige daaraan ten grondslag heeft gelegd.
Naar beste weten' in civiele aansprakelijkheidszaken
Ook civielrechtelijke aansprakelijkheidszaken bieden weinig houvast om de betekenis te duiden van de verplichting om de opdracht naar beste weten te vervullen. Bij de beoordeling van gestelde en betwiste fouten zal het gaan om de vraag of een deskundige heeft gehandeld met de zorgvuldigheid die van een redelijk bekwaam en redelijk handelende deskundige in gelijke omstandigheden mocht worden verlangd.3 Hiervan kan onderdeel zijn of de deskundige naar beste weten heeft gehandeld. In aansprakelijkheidszaken en bij de uitleg van 'naar beste weten' is onder andere relevant of een deskundige is gebonden aan normen op zijn vakgebied. Is een deskundige onderworpen aan tuchtrecht, dan kan rechtspraak van de tuchtrechter aanwijzingen bevatten over de betekenis van de verplichting om de opdracht naar beste weten te verrichten. Dit zal hierna worden toegelicht met behulp van tuchtspraak ten aanzien van artsen en registeraccountants.
In civiele aansprakelijkheidszaken kan de vraag of een deskundige aansprakelijk is voor een fout echter niet los worden gezien van de vraag of de partij die de deskundige aansprakelijk acht, voldoende gebruik heeft gemaakt van de processuele mogelijkheden om het deskundigenadvies te betwisten en de daarop gebaseerde rechterlijke uitspraak te bestrijden. Eventuele fouten van een deskundige kunnen zich immers vertalen in de bewijswaardering nadat partijen commentaar hebben kunnen leveren op het deskundigenadvies en zijn daarmee in beginsel vatbaar voor herstel in dezelfde of een hogere instantie in de procedure waarin het deskundigenadvies is uitgebracht. Dit kan meebrengen dat er geen noodzaak is om te beoordelen of een deskundige een fout heeft gemaakt, en buiten beschouwing kan blijven of een deskundige naar beste weten heeft geadviseerd.
Situaties waarin een deskundige in het algemeen niet naar beste weten zal hebben geadviseerd, kunnen zich bijvoorbeeld voordoen als een deskundige buiten de opdracht treedt4 of de opdracht op essentiële onderdelen onjuist of onvolledig vervult.5 Het ligt ook in de rede dat een deskundige de opdracht niet naar beste weten heeft vervuld als de deskundige tekortschiet in een verplichting op zijn vakgebied om een valide en betrouwbare onderzoeksmethode te hanteren, de validiteit of de betrouwbaarheid van een gehanteerde onderzoeksmethode te waarborgen, of de methode verkeerd heeft toegepast.
De deskundige die de benoeming heeft aanvaard en de verplichting niet nakomt om de opdracht onpartijdig en naar beste weten te vervullen, kan overigens een strafbaar feit tegen het openbaar gezag plegen (art. 192 WvSr; art. 444 WvSr).6