Einde inhoudsopgave
RvdW 2020/160
Poging tot afpersing, art. 317 lid 1 Sr. Veroordeling in hoger beroep na vrijspraak in eerste aanleg zonder nadere bewijsoverweging. De in NJ 2019/239, m.nt. Kooijmans voor specifieke gevallen aanvaarde regel, vindt in de onderhavige zaak geen toepassing (vgl. NJ 2020/14, m.nt. Kooijmans), terwijl zich evenmin een andere omstandigheid zich voordoet op grond waarvan het hof gehouden was ambtshalve personen op te roepen en te horen en/of ambtshalve de bedoelde camerabeelden ter terechtzitting te bekijken.
HR 14-01-2020, ECLI:NL:HR:2020:5
- Instantie
Hoge Raad (Strafkamer)
- Datum
14 januari 2020
- Magistraten
Mrs. W.A.M. van Schendel, V. van den Brink, E.S.G.N.A.I. van de Griend
- Zaaknummer
18/01509
- Conclusie
A-G mr. F.W. Bleichrodt
- Folio weergave
- Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
- Vakgebied(en)
Materieel strafrecht / Delicten Wetboek van Strafrecht
Strafprocesrecht / Terechtzitting en beslissingsmodel
Materieel strafrecht / Algemeen
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2020:5, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 14‑01‑2020
ECLI:NL:PHR:2019:1169, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 19‑11‑2019
Essentie
Poging tot afpersing, art. 317 lid 1 Sr. Veroordeling in hoger beroep na vrijspraak in eerste aanleg zonder nadere bewijsoverweging. De in NJ 2019/239, m.nt. Kooijmans voor specifieke gevallen aanvaarde regel, vindt in de onderhavige zaak geen toepassing (vgl. NJ 2020/14, m.nt. Kooijmans), terwijl zich evenmin een andere omstandigheid zich voordoet op grond waarvan het hof gehouden was ambtshalve personen op te roepen en te horen en/of ambtshalve de bedoelde camerabeelden ter terechtzitting te bekijken.
Partij(en)
HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
STRAFKAMER
Nummer 18/01509
Datum 14 januari 2020 ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.