Einde inhoudsopgave
Richtlijn 92/96/EEG tot coördinatie van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen betreffende het directe levensverzekeringsbedrijf en tot wijziging van de Richtlijnen 79/267/EEG en 90/619/EEG
Artikel 15
Geldend
Geldend vanaf 11-02-2003
- Bronpublicatie:
16-12-2002, PbEU 2003, L 35 (uitgifte: 01-01-2003, regelingnummer: 2002/87/EG)
- Inwerkingtreding
11-02-2003
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
16-12-2002, PbEU 2003, L 35 (uitgifte: 01-01-2003, regelingnummer: 2002/87/EG)
- Vakgebied(en)
EU-recht / Marktintegratie
1.
De Lid-Staten bepalen dat alle personen die werkzaam zijn of zijn geweest voor de bevoegde autoriteiten, alsmede accountants of deskundigen die in opdracht van de bevoegde autoriteiten handelen, aan het beroepsgeheim gebonden zijn. Dit houdt in dat de vertrouwelijke gegevens waarvan zij beroepshalve kennis krijgen, aan geen enkele persoon of autoriteit bekend mogen worden gemaakt, behalve in een samengevatte of geaggregeerde vorm, zodat individuele verzekeringsondernemingen niet kunnen worden geïdentificeerd, zulks onverminderd de gevallen die onder het strafrecht vallen.
Indien een verzekeringsonderneming failliet is verklaard of op grond van een rechterlijke beslissing in liquidatie verkeert, mogen evenwel vertrouwelijke gegevens die geen betrekking hebben op derden welke betrokken zijn bij pogingen om de onderneming te redden, in het kader van civiele of handelsrechtelijke procedures openbaar worden gemaakt.
2.
Lid 1 belet niet dat tussen de bevoegde autoriteiten van de verschillende Lid-Staten uitwisseling van gegevens plaatsvindt als bedoeld in de richtlijnen die van toepassing zijn op verzekeringsondernemingen. Deze gegevens vallen onder het in lid 1 bedoelde beroepsgeheim.
3.
De lidstaten mogen met de bevoegde autoriteiten van derde landen of met de autoriteiten of instanties van derde landen, zoals gedefinieerd in lid 5 en lid 5 bis, alleen dan samenwerkingsovereenkomsten voor de uitwisseling van gegevens sluiten, als met betrekking tot de meegedeelde gegevens ten minste gelijkwaardige waarborgen inzake het beroepsgeheim gelden als de in dit artikel bedoelde. De uitwisseling van gegevens moet geschieden ten behoeve van het uitoefenen van de toezichthoudende taak van de genoemde autoriteiten of instanties.
Gegevens die afkomstig zijn van een andere lidstaat mogen alleen worden doorgegeven met de uitdrukkelijke instemming van de bevoegde autoriteiten die de gegevens hebben meegedeeld en in voorkomend geval alleen worden gebruikt voor de doeleinden waarmee deze autoriteiten ingestemd hebben.
4.
De bevoegde autoriteiten die overeenkomstig de leden 1 of 2 vertrouwelijke gegevens ontvangen, mogen deze slechts gebruiken voor de uitoefening van hun taken:
- —
voor het onderzoek van de voorwaarden voor de toegang tot het verzekeringsbedrijf en voor het vergemakkelijken van de controle op de voorwaarden waaronder de werkzaamheden worden uitgeoefend, in het bijzonder ten aanzien van het toezicht op de technische voorzieningen, de solvabiliteitsmarge, de administratieve en boekhoudkundige organisatie en de interne controle, of
- —
voor het opleggen van sancties, of
- —
in het kader van een administratief beroep tegen een besluit van de bevoegde autoriteiten, of
- —
in rechtszaken die aanhangig zijn gemaakt overeenkomstig artikel 50 of bijzondere bepalingen van de richtlijnen betreffende verzekeringsondernemingen.
5.
De leden 1 en 4 staan niet in de weg aan de uitwisseling van gegevens binnen een zelfde Lid-Staat, wanneer er verscheidene bevoegde autoriteiten zijn, of, tussen Lid-Staten, tussen de bevoegde autoriteiten en:
- —
de autoriteiten aan wie van overheidswege het toezicht op de kredietinstellingen en de andere financiële instellingen is opgedragen, alsmede de autoriteiten die belast zijn met het toezicht op de financiële markten,
- —
de instanties die betrokken zijn bij de liquidatie en het faillissement van verzekeringsondernemingen en andere soortgelijke procedures, en
- —
de met de wettelijke controle van de jaarrekening van verzekeringsondernemingen en andere financiële instellingen belaste personen,
voor de vervulling van hun toezichthoudende taak, en vormen evenmin een belemmering voor de mededeling aan de instanties die belast zijn met de (gedwongen) liquidatie of het beheer van het garantiefonds, van de gegevens die nodig zijn voor de vervulling van hun taak. De door deze autoriteiten, instanties en personen ontvangen gegevens vallen onder het in lid 1 bedoelde beroepsgeheim.
5 bis.
Onverminderd de leden 1 tot en met 4 kunnen de Lid-Staten toestaan dat uitwisseling van informatie plaatsvindt tussen de bevoegde autoriteiten en
- —
de autoriteiten die belast zijn met het toezicht op de instanties die betrokken zijn bij de liquidatie en het faillissement van verzekeringsondernemingen en andere soortgelijke procedures, of
- —
de autoriteiten die belast zijn met het toezicht op personen die belast zijn met de wettelijke controle van de jaarrekening van verzekeringsondernemingen, kredietinstellingen, beleggingsondernemingen en andere financiële instellingen, of
- —
de van de verzekeringsondernemingen onafhankelijke actuarissen die krachtens de wet een controlefunctie ten aanzien van deze ondernemingen uitoefenen, en de organen die met het toezicht op deze actuarissen belast zijn.
De Lid-Staten die van de in de eerste alinea vervatte mogelijkheid gebruik maken, eisen dat minimaal aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:
- —
de informatie is bestemd voor de uitoefening van de in de eerste alinea bedoelde toezichthoudende taken of controlefuncties;
- —
de in dit verband ontvangen informatie valt onder het in lid 1 bedoelde beroepsgeheim;
- —
gegevens die afkomstig zijn van een andere Lid-Staat, mogen alleen worden doorgegeven met de uitdrukkelijke instemming van de bevoegde autoriteiten die de gegevens hebben medegedeeld en in voorkomend geval alleen worden gebruikt voor de doeleinden waarmede deze autoriteiten ingestemd hebben.
De Lid-Staten delen de Commissie en de overige Lid-Staten de identiteit mede van de autoriteiten, personen of instanties die op grond van dit lid informatie mogen ontvangen.
5 ter.
Onverminderd de leden 1 tot en met 4 kunnen de Lid-Staten, ter versterking van de stabiliteit van het financiële stelsel alsmede de integriteit ervan, toestaan dat uitwisseling van informatie plaatsvindt tussen de bevoegde autoriteiten en de autoriteiten en instanties die wettelijk belast zijn met de opsporing en het onderzoek van inbreuken op het vennootschapsrecht.
De Lid-Staten die van de in de eerste alinea vervatte mogelijkheid gebruik maken, eisen dat minimaal aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:
- —
de informatie is bestemd voor de uitoefening van de in de eerste alinea bedoelde taken;
- —
de in dit verband ontvangen informatie valt onder het in lid 1 bedoelde beroepsgeheim;
- —
gegevens die afkomstig zijn van een andere Lid-Staat, mogen alleen worden doorgegeven met de uitdrukkelijke instemming van de bevoegde autoriteiten die de gegevens hebben medegedeeld en in voorkomend geval alleen worden gebruikt voor de doeleinden waarmede deze autoriteiten ingestemd hebben.
Indien de in de eerste alinea bedoelde autoriteiten of instanties in een Lid-Staat bij de uitoefening van hun opsporings- of onderzoektaken een beroep doen op personen die op grond van hun specifieke deskundigheid met een opdracht worden belast en die geen openbaar ambt bekleden, kan de in de eerste alinea bedoelde mogelijkheid tot uitwisseling van informatie tot deze personen worden verruimd op de in de tweede alinea genoemde voorwaarden.
Voor de toepassing van het laatste streepje van de tweede alinea delen de in de eerste alinea bedoelde autoriteiten of instanties aan de bevoegde autoriteiten die de informatie hebben medegedeeld, de identiteit en de precieze opdracht mede van de personen aan wie deze informatie zal worden doorgegeven.
De Lid-Staten delen de Commissie en de overige Lid-Staten de identiteit mede van de autoriteiten of instanties die op grond van dit lid informatie mogen ontvangen.
De Commissie stelt vóór 31 december 2000 een verslag op over de toepassing van dit lid.
5 quater.
Dit artikel belet een bevoegde autoriteit niet
- —
aan de centrale banken en andere instanties met een soortgelijke taak in hun hoedanigheid van monetaire autoriteit,
- —
in voorkomend geval, aan andere overheidsinstanties die verantwoordelijk zijn voor het toezicht op de betalingssystemen,
voor de uitvoering van hun taak dienstige gegevens te doen toekomen, noch belet het deze autoriteiten of instanties om aan de bevoegde autoriteiten de gegevens toe te zenden die deze nodig hebben ter uitvoering van lid 4. De in dit verband ontvangen gegevens vallen onder het in dit artikel bedoelde beroepsgeheim.
6.
Voorts mogen de Lid-Staten, niettegenstaande de leden 1 en 4, op grond van wettelijke bepalingen de mededeling van bepaalde gegevens toestaan aan andere centrale overheidsdiensten die bevoegd zijn ter zake van de wetgeving inzake het toezicht op kredietinstellingen, financiële instellingen, beleggingsdiensten en verzekeringsondernemingen, alsmede aan de inspecteurs die in opdracht van deze overheidsdiensten optreden.
Deze gegevens mogen echter alleen worden verstrekt wanneer zulks ter wille van het prudentieel toezicht nodig blijkt.
De Lid-Staten bepalen evenwel dat de gegevens die op grond van de leden 2 en 5 zijn ontvangen, en die welke zijn verkregen naar aanleiding van de in artikel 16 van Richtlijn 79/267/EEG bedoelde verificaties ter plaatse, in geen enkel geval op grond van dit lid mogen worden medegedeeld, tenzij met uitdrukkelijke instemming van de bevoegde autoriteiten die de gegevens hebben verstrekt of van de bevoegde autoriteiten van de Lid-Staat waar de verificatie ter plaatse is verricht.